Paradise Papers: de Barbados-offshore van de Canadese ingenieur die superkanon voor Saddam Hoessein bouwde
De Canadese ingenieur Gerald Bull werd in 1990 in Ukkel vermoord omdat hij werkte aan een superkanon voor Saddam Hoessein. In de Paradise Papers vinden we sporen naar een offshore van Bull uit de Kaaimaneilanden die midden jaren tachtig geregistreerd werd op Barbados. Het bedrijf bestaat nog altijd, bevestigt zijn oudste zoon. Maar waarvoor dient het?
Donderdag 22 maart 1990. Hélène Gregoire parkeert haar wagen in de ondergrondse garage van het chique appartementencomplex Résidence Minerve, aan de François Folielaan 28 in Ukkel. Om 19.30 uur heeft ze afgesproken met Gerald Bull. Ze zijn al jaren bevriend en gaan die avond uit eten. Op de zesde verdieping aangekomen, ziet ze Bull liggen. Plat op de grond, recht voor de deur van zijn appartement. Zijn linkerbeen naar binnen geplooid, een blauwe nylon reiszak rond zijn schouder, de sleutels van het appartement in zijn hand geklemd, rond zijn hoofd een plas bloed.
Gregoire verwittigt de hulpdiensten. Later die avond verklaart ze aan de politie dat Gerald Bull een paar keer bedreigd was en pas nog te horen had gekregen dat hij ‘voorzichtig moest zijn’. Bull is vermoord. Twee nekschoten, noteert de politie. In de hal op het zesde vinden de speurders een huls, kaliber 7,65 mm. In Bulls jaszak zit een portefeuille vol bankkaarten en 20.000 dollar cash. Het was geen roofmoord, dus. Een buurman van dezelfde verdieping heeft rond 19.20 uur kabaal gehoord op de gang, maar besteedde er geen aandacht aan. Andere buren, die Bull alleen kennen als ‘mijnheer Jiltaur’ (de valse naam op zijn deurbel), hebben al helemaal niets verdachts opgemerkt. De moordenaar heeft waarschijnlijk een pistool met geluiddemper gebruikt. Sporen liet hij niet achter. Dit is het werk van een professional. Maar waarom moest Bull dood?
In 1987 kreeg Gerald Bull een telefoontje van de Iraakse ambassade in Bonn: of hij niet eens kon langskomen om het over zaken te hebben.
Project HARP
In het boek Van de aarde naar de maan beschrijft Jules Verne het ambitieuze plan om met een superkanon mensen naar de maan te schieten. Het boek vormde de inspiratie voor de ultieme jongensdroom van Gerald Bull: een superkanon bouwen waarmee je satellieten in een baan om de aarde kunt brengen.
Al tijdens zijn jonge jaren werd duidelijk dat Gerald Vincent Bull, geboren in het Canadese Ontario in 1928, een briljant wetenschapper zou worden. Bull bleek een kei in fysica. Hij was amper vijftien toen hij aan de Universiteit van Toronto luchtvaartkunde ging studeren. Acht jaar later behaalde hij zijn doctorstitel.
Bull begon zijn professionele loopbaan bij een Canadees onderzoeksinstituut actief in defensie. Hij werd er ingeschakeld in een geheim rakettenproject. In 1961 ging hij als professor ingenieurswetenschappen aan de slag aan de McGill-universiteit in Montréal. Daar legde hij zich toe op het High Altitude Research Project (HARP), een samenwerking tussen de Canadese regering en het Amerikaanse Pentagon. De twee landen wilden uitzoeken of het mogelijk was met een kanon satellieten in een baan rond de aarde te brengen.
Bull bouwde Betsy, een enorm kanon met een loop van 40 centimeter diameter, en liet het naar Barbados verschepen. Op een explosiesite van het Caraïbische eiland werd het getest. Met succes. Een raket bereikte zelfs een afstand van meer dan 150 kilometer. Nog nooit was een projectiel zo ver afgeschoten met artillerie.
Na afloop van het HARP-project richtte Gerald Bull in Québec de Space Research Corporation (SRC) op. Hij legde zich toe op de perfectionering van artilleriesystemen. Over de hele wereld maakten legers gebruik van 155-millimeterkanonnen met een reikwijdte van maximaal 20 kilometer. Bull berekende dat die wapens veel verder zouden kunnen schieten als de loop verlengd zou worden. Hij ontwikkelde kanonnen en hulzen met een dodelijker vuurkracht en een grotere doeltreffendheid dan die van de NAVO en haar tegenhanger het Warschaupact, het militaire bondgenootschap van communistische landen in Oost-Europa.
Tijdens zijn jarenlange samenwerking met het Amerikaanse Pentagon had Bull militaire geheimen onder ogen gekregen. Dat vormde een inbreuk op de veiligheidswetten, want hij was niet eens een Amerikaans burger. Om die vergissing ongedaan te maken, verleende het Congres hem in 1972 het staatsburgerschap.
Een paar jaar later richtte Gerald Bull in Ukkel het bedrijf Space Research Corporation International (SRCI) op. Dat hij uitgerekend voor Brussel koos, lag voor de hand: België was een belangrijk centrum van internationale wapenhandel. De munitiefabrikant Poudreries Réunies de Belgique (PRB), een dochter van de Generale Maatschappij, nam een belangrijke participatie in SRCI.
Illegale wapenhandel
Midden jaren zeventig wilde de Amerikaanse geheime dienst CIA wapens naar Zuid-Afrika sturen om er de Cubanen en de Angolese communisten terug te dringen. Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken stak daar een stokje voor. De Verenigde Staten zouden het embargo van de Verenigde Naties tegen het Apartheidsregime niet schenden.
Gerald Bull had zich intussen toegelegd op de GC-45 Houwitser, een 155-millimeter-artilleriesysteem met bijbehorende speciale hulzen. Voor de Zuid-Afrikanen was dat wapen precies wat ze zochten. De CIA schakelde een tussenpersoon in Brussel in om contact met Bull op te nemen. De tussenpersoon zei dat hij Israël vertegenwoordigde, en vroeg Bull om 15.000 van zijn 155-millimeterhulzen met grotere reikwijdte aan Tel Aviv te verkopen.
In feite was de munitie voor Zuid-Afrika bestemd. Bull tekende een contract, de granaten werden via allerlei tussenbestemmingen probleemloos naar Zuid-Afrika verscheept, en het geld stroomde binnen. Maar in de zomer van 1978 begonnen reporters van het BBC-programma Panorama vervelende vragen te stellen. Ze legden de illegale wapenhandel naar Zuid-Afrika bloot. In 1980 werd Bull schuldig bevonden en veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk.
Na vier maanden werd hij wegens goed gedrag vrijgelaten uit de Amerikaanse Allenwood-gevangenis. Bull voelde zich in de steek gelaten door de CIA, die op de hoogte was van zijn leveringen aan Zuid-Afrika. Zijn bedrijf SRC werd opgedoekt, en Bull besloot naar Brussel te verhuizen. Hij vond een appartement aan de François Folielaan in Ukkel.
In 1983 begon Bulls bedrijf aan een tweede jeugd in België. SRC werd heropgericht met de hulp van PRB. China werd zijn belangrijkste klant. Maar na een paar jaar daalde de Chinese vraag om wapentuig. SRC had nieuwe inkomsten nodig.
Project Babylon
Het einde van de Iran-Irakoorlog in 1988 opende ongekende markten voor Europese en Amerikaanse wapenleveranciers: na acht jaar strijd moesten beide landen hun militaire apparaat updaten. Vooral het Irak van president Saddam Hoessein investeerde massa’s geld – oliedollars – in nieuw wapentuig.
In 1987 kreeg Gerald Bull een telefoontje van een diplomaat van de Iraakse ambassade in Bonn: of hij niet eens kon langskomen om het over zaken te hebben. Bull tekende een contract met de Irakezen voor de bouw van twee nieuwe conventionele artilleriesystemen en een superkanon, officieel om satellieten te lanceren.
Eindelijk zou zijn droom in vervulling gaan. In maart 1988 riep Bull drie SRC-medewerkers bij zich en vertelde hun dat hij het grootste kanon uit de geschiedenis zou bouwen. De loop van het superkanon zou een verpletterende lengte krijgen van 156 meter en een diameter van 1000 millimeter. Met het kanon zou Irak projectielen kunnen afvuren tot een afstand van 1500 kilometer. De codenaam van het geheime project: Babylon. Het superkanon zou nooit gerealiseerd worden. Twee nekschoten maakten een einde aan het plan.
Was de moord op Gerald Bull het werk van de Iraakse, de Britse of de Israëlische geheime dienst? Nooit is iemand veroordeeld, het mysterie blijft bestaan. In 2004 vroeg het Brusselse parket aan de raadkamer om de onderzoeksrechter van verder onderzoek te ontlasten. Nog tot 2020 kan de zaak-Bull opnieuw geopend worden – als er tenminste nieuwe elementen zouden opduiken.
Als iemand geïnteresseerd is om een wonderbaarlijk radioactief stuk grond op Barbados te kopen, 450 krakers inbegrepen, gelieve u dan te melden.’ – Philippe Bull, zoon van Gerald
Dode kippen
Groot was onze verbazing toen we in de Paradise Papers enkele zonen van Gerald Bull aantroffen. De Duitse krant Süddeutsche Zeitung deelde de 13,4 miljoen gelekte documenten met het Internationaal Consortium van Onderzoeksjournalisten (ICIJ). In uittreksels van het bedrijfsregister van Barbados, het Caraïbische eiland waar Bull nog ooit munitie testte, stonden Michel Bull en Philippe Bull midden jaren tachtig vermeld als directeur van Balmoral Investments Limited. Die offshore was eerder onder de naam Paragon Holdings Limited opgericht op de Kaaimaneilanden en werd in 1985 op Barbados geregistreerd.
In de uittreksels van het Barbados-register vermeldden Michel en Philippe Bull als adres Stallestraat 63 in Brussel. Daar bevond zich destijds het kantoor van Bulls Belgische bedrijf SRC.
Bovendien stelden we vast dat de offshore anno 2017 nog altijd bestaat, en dat Philippe Bull nog altijd bestuurder is. Zou Gerald Bull een geheime erfenis hebben achtergelaten, gelinkt aan zijn ballistische onderzoek of misschien zelfs aan illegale wapenhandel met Zuid-Afrika? Op die vragen bieden de gelekte documenten geen antwoord.
Michel Bull woont tegenwoordig in Québec. Volgens de gelekte documenten is hij sinds 2010 niet meer als directeur aan Balmoral Investments Limited verbonden. Zelf zegt hij in een reactie dat hij al in de jaren negentig opstapte als directeur, en dat er géén activa meer zijn.
Zijn broer Philippe, vandaag een vooraanstaand chirurg in Wenen, bevestigt per e-mail dat hij inderdaad directeur is van Balmoral Investments.
Dat zijn Canadese broers in 2010 ontslag namen uit Balmoral Investments en hij sindsdien als enige directeur overblijft, komt volgens Philippe Bull ‘omdat een Canadese wet verbiedt om buitenlandse bedrijven te bezitten’. Hij voegt eraan toe dat het bedrijf niets met zijn vaders wapenprogramma te maken heeft.
‘Balmoral Investments is in Barbados eigenaar van een stuk land, de Oldbury Estate in Rock Hall, St Philip’, schrijft Philippe Bull. ‘Het land grenst aan de luchthaven aan de ene kant, en bevindt zich ook in de onmiddellijke nabijheid van de voormalige HARP-lanceersite. Landbouwers klaagden dat de knallen hun ramen aan diggelen sloegen en hun kippen zich letterlijk dood deden schrikken. Nadat het gerucht de ronde had gedaan dat een gekke Canadese professor boeren 1 dollar per dode kip betaalde – nog nooit had iemand in de geschiedenis van Barbados zo veel op tafel gelegd voor een dode kip – lag de compound Paragon House plots bezaaid met dode kippen. Mijn vader kocht vervolgens het land, om zichzelf van nog meer dode kippen te redden. Dat was in 1972.’
Door het schandaal over illegale wapenhandel met Zuid-Afrika speelden het HARP-project en Gerald Bull hun goede naam kwijt in Barbados. De regering van premier Tom Adams (1976-1985) nam zowel Bulls lanceercite als zijn Paragon House in beslag. Philippe Bull: ‘Het land werd aan krakers gegeven, en werd ook als gemeentelijke stortplaats gebruikt. We hebben dat zo gelaten. In 2000 kregen we het bericht dat het als woongebied was geclassificeerd, en dat het 4,5 miljoen dollar waard was. Niet slecht voor een stort. Maar toen we een bouwvergunning aanvroegen, werd het land opnieuw als stort aangemerkt. Aangezien er radioactieve materialen waren gedumpt, afkomstig van het radionucleaire departement van het ziekenhuis, mochten er geen mensen meer wonen. En dus werd de bouwvergunning ingetrokken. Toch bleef de waarde van het land – en bleef de belastingheffing – ongewijzigd.’
Philippe Bull zegt dat hij pas voor het eerst over Balmoral Investments hoorde toen een belastingbrief erover in de bus viel. ‘Ik betaal dus belastingen in Barbados.’
Intussen hebben steeds meer krakers zich op het land gevestigd. In maart 2017 schreef de Barbadese krant Nation News er nog een artikel over. Philippe Bull: ‘Een rechtbank beval hun te vertrekken, maar ik ben niet van plan om betrokken te raken in een zelfgebrouwen politiek-sociale kwestie in Barbados. Met de regering van premier David Thompson (2008-2010) hadden we wel een overeenkomst bereikt om een landruil te doen. Maar zijn onvoorziene dood, en een ongeïnteresseerd en onaanvaardbaar aanbod van de huidige regering, bemoeilijken de zaken. We zijn nog altijd aan het onderhandelen.’
En dan sluit de oudste zoon van Gerald Bull zijn e-mail af. ‘Als iemand geïnteresseerd is om een wonderbaarlijk radioactief stuk grond te kopen, met zicht op zee, 450 krakers inbegrepen, gelieve u dan te melden. Heel goedkoop!’
Alain Lallemand van Le Soir en Josef Redl van het Oostenrijkse weekblad Falter werkten mee aan dit artikel. Met dank aan het archief van wijlen Walter De Bock, lid van ICIJ van 2000 tot 2007.
Paradise Papers
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier