Over seks en de islam: ‘Decennia geleden werden net moslims gezien als té losbandig’
Auteur en filosoof Michiel Leezenberg houdt vast aan een eigen, geschiedkundige positie in ‘het islamdebat’. ‘Even plat gezegd: de gemiddelde moslim kent hooguit dertig Koranverzen zonder per se te weten wat die precies betekenen.’
Weinig mensen zullen de islam associëren met een losse seksuele moraal. Op homoseksualiteit heerst een taboe, een relatie met de verkeerde persoon kan leiden tot eerwraak en vrouwen worden onderworpen aan strenge kledingregels – dat narratief klinkt bekender in de oren.
In zijn boek De minaret van Bagdad laat filosoof Michiel Leezenberg van de Universiteit van Amsterdam zien dat het verleden ons een ander beeld achterliet.
Eeuwenlang gingen moslims behoorlijk ontspannen om met homoseksuelen, lesbiennes en seks in het algemeen, zo constateert hij na het bestuderen van klassieke religieuze teksten, poëzie en middeleeuwse sekshandleidingen. Buitenechtelijke seks, seks met een partner van hetzelfde geslacht, prostitutie, abortus en zelfs seks met dieren waren in de islamitische wereld allemaal onderwerp van discussie zonder dat er al te zware morele oordelen aan werden gekoppeld.
Knack zocht Leezenberg op. Op een terras in Amsterdam vertelt hij waarom hij besloot een boek over seks en de islam te schrijven. ‘Het islamdebat in Nederland – of wat daarvoor moet doorgaan – wordt voortdurend in seksuele termen gevoerd’, steekt Leezenberg van wal. ‘Het gaat bijvoorbeeld over hoe vrouwen zich kleden.’
Wat is er mis met die discussie?
MICHIEL LEEZENBERG: We hebben jarenlang een hysterisch debat gevoerd over het dragen van hoofddoekjes, boerka’s en boerkini’s. Die discussie voeren we zonder dat de vrouwen waarover het gaat, mogen zeggen waarom ze voor die kleding kiezen.
En dat terwijl de meeste migrantenkinderen die in het westen zijn opgegroeid prima kunnen uitleggen waarom ze al dan niet een hoofddoek dragen.
In plaats daarvan horen we vooral blanke mannen die denken dat de bevrijding van moslima’s bestaat uit wat zij denken dat goed voor hen is. Daar zit een hele diepe missionarishouding achter die je trouwens ook ziet bij wat tegenwoordig white feminism wordt genoemd: blanke, seculiere vrouwen die het zich met hun achtergrond niet kunnen voorstellen dat andere vrouwen er zelf voor kiezen om een hoofddoek te dragen.
Met zo’n benadering kom je al snel uit bij quasi-marxistische ideeën van vals bewustzijn: dat het onmogelijk is om én feminist én moslima te zijn. Of homo én belijdend moslim.
Straffen voor homo’s komen aantoonbaar niet uit de Koran. Die zijn later bedacht.
Want dat kan wel?
LEEZENBERG: Iedereen denkt maar dat de Koran volstaat met allerlei vreselijke voorschriften en strenge straffen, maar dat valt enorm mee.
Straffen voor homo’s komen aantoonbaar niet uit de Koran. Die zijn later bedacht. In de Koran wordt sodomie – wat niet hetzelfde is als ons begrip ‘homoseksualiteit’ – maar twee keer genoemd. Er wordt dan weliswaar gezegd dat het verkeerd is of niet eerder vertoond, maar daar wordt vervolgens geen enkele menselijke stafmaat aan verbonden. Er is alleen de suggestie dat je op dergelijk gedrag op de dag des oordeels kunt worden afgerekend.
Niets staat een homoseksuele moslim dus in de weg om te zeggen: ‘Ik ben misschien een zondaar, maar dat zijn we allemaal. Wat ik in de slaapkamer doe, is een zaak tussen mij en mijn schepper en gaat verder niemand wat aan’.
In de middeleeuwen had in de islamitische wereld bijna niemand moeite met homo-erotische verlangens. De gedachte was dat dat nu eenmaal onderdeel was van de menselijke natuur.
Homoseksueel gedrag of sodomie was in theorie wel verboden. Maar in de praktijk werd het verregaand getolereerd.
Tegenwoordig is dat wel anders.
LEEZENBERG: In het moderne begrip van homoseksualiteit komen de homoseksuele verlangens samen met de daden en daarvan wordt dan in de hedendaagse islamitische wereld gezegd dat het onnatuurlijk is.
Met mijn boek wil ik laten zien dat moslims daar vroeger heel anders over dachten. Het beroep dat menigeen nu op ‘de islam’ doet, wordt daarmee volstrekt onhoudbaar.
Er staan meer aanknopingspunten voor een preutse levenshouding in de Bijbel dan in de Koran?
LEEZENBERG: Zeker. Ook veel middeleeuwse schriftgeleerden, waarvan je dan toch denkt dat het orthodoxe mensen zijn, spreken heel nuchter en open over zaken die seksualiteit aangaan.
Al-Suyûtî, één van de belangrijkste schriftgeleerden uit de islamitische geschiedenis, was bijvoorbeeld niet alleen de auteur van het meest gebruikte Korancommentaar, maar ook van een flink aantal werken over liefde en seksualiteit, waaronder een geschrift over verschillende seksuele standjes.
Zelfs op de universiteiten in de islamitische wereld wordt de klassieke poëzie tegenwoordig heel gecensureerd besproken. Scabreuze teksten leiden nu tot schaamte. En de interessante vraag is: waar komt die schaamte vandaan? Want uit de klassieke islam kan ze niet komen.
Dat strookt niet echt met het beeld dat de meeste mensen van de islam hebben.
LEEZENBERG: In Nederland is de discussie over de islam gereduceerd tot een paar holle clichés die zowel onder salafisten als onder islamofoben dogmatische geloofswaarheden zijn geworden. Zo wordt er door ‘islamcritici’ een vijandbeeld van de islam gecreëerd waarin de islam staat voor alles wat wij niet denken te zijn.
Wij hebben een zelfbeeld waarbij er gelijke rechten bestaan voor homo’s en hetero’s en waar vrouwen volledig zijn geëmancipeerd – ongeacht of dat nu echt het geval is. Vervolgens stellen we dat ‘die moslims’ het allemaal anders en dus verkeerd doen.
Maar uit mijn boek blijkt dat die stereotypen aan enorme veranderingen onderhevig zijn. Want honderd of honderdvijftig jaar geleden zagen westerlingen moslims juist als losbandig en seksueel te tolerant – precies wat moslims nu over het westen zeggen.
Een blik op de klassieke islam kan, kortom, een nuancering opleveren van zaken die nu als absoluut worden gezien. En dat lijkt me voor de discussie heel gezond.
Hoe reageren moslims op uw boek?
LEEZENBERG: Voornamelijk heel positief. Queer moslims zien het als een bevrijding, omdat ik laat zien dat het idee dat ‘de islam tegen homoseksualiteit is’ een heel recente uitvinding is. Ze zijn blij verrast dat er in de islamitische wereld een lange traditie van homo-erotische poëzie blijkt te bestaan waarbij dikwijls ook de daad bij het woord wordt gevoegd. Het bestaan daarvan is ook voor een hoop moslims een verrassing.
Waarom komt dat voor hen als een verrassing?
LEEZENBERG: Even plat gezegd: de gemiddelde moslim kent hooguit dertig Koranverzen zonder per se te weten wat die precies betekenen. Ik denk dat zo’n 90 tot 95 procent van de moslims een heel beperkte kennis van de Koran heeft, laat staan van de exegetische traditie daaromheen.
Het hele corpus van klassieke geleerdheid is vrijwel ontoegankelijk voor de overgrote meerderheid van de moslims, omdat het in klassiek Arabisch is geschreven. De meeste hedendaagse hoogopgeleide Nederlanders van Marokkaanse afkomst weten maar weinig van hun eigen traditie. Als ze zich daar al in verdiepen, dan doen ze dat op basis van hedendaagse salafistische literatuur, terwijl die een heel ander beeld schetst dan de oude islamitische literatuur.
De Britten vonden de moslims en hindoes maar seksueel verdorven, slappelingen die hun lagere lusten niet konden beheersen.
Zelfs op de universiteiten in de islamitische wereld wordt de klassieke poëzie tegenwoordig heel gecensureerd besproken. Scabreuze teksten leiden nu tot schaamte. En de interessante vraag is: waar komt die schaamte vandaan? Want uit de klassieke islam kan ze niet komen. Noch in de Koranteksten, noch in het corpus van de geleerdheid daarover, noch in de poëzie zie je dat gelijkgeslachtelijk verlangen verkeerd of zondig is. Dat taboe is modern.
Hoe zijn al die nieuwe seksuele taboes in de islamitische wereld ontstaan?
LEEZENBERG: In studies lees je vaak dat ze hun oosprong vinden in de koloniale overheersing. Westerse leiders spraken er schande van dat homoseksueel gedrag in de islamitische wereld op zo’n grote schaal werd getolereerd. De Britten vonden bijvoorbeeld dat zij het recht en de plicht hadden om India te overheersen, omdat zij in tegenstelling tot de lokale bevolking wél gedisciplineerd waren in seksueel opzicht. De Britten vonden de moslims en hindoes maar seksueel verdorven, slappelingen die hun lagere lusten niet konden beheersen. Onder invloed van de Britse overheersing ontstond er bij de Indiase moslims en hindoes een nieuwe traditie, waarin de toen geldende westerse seksuele moraal werd gezien als voorwaarde voor een moderne beschaving.
Maar het kolonialisme speelt volgens u toch maar een beperkte rol in de veranderingen in de seksuele moraal onder moslims?
LEEZENBERG: Ja, want ook op plaatsen die niet door het westen overheerst werden zie je dat het is gaan schuiven. Het kolonialisme kan die veranderingen dus maar tot op zeer beperkte hoogte verklaren.
De suggestie die ik doe, is dat de opkomst van het nationalisme en de natiestaat een belangrijke rol hebben gespeeld bij het ontstaan van een nieuwe seksuele moraal in de islamitische wereld. De ideeën over gender en homoseksualiteit worden niet vaak met nationalisme in verband gebracht, maar daar zijn volgens mij systematische verbanden tussen.
De suggestie die ik doe, is dat de opkomst van het nationalisme en de natiestaat een belangrijke rol hebben gespeeld bij het ontstaan van een nieuwe seksuele moraal in de islamitische wereld.
Tegelijkertijd met het ontstaan van de natiestaat komt namelijk het idee op dat de man voor zijn gezin moet zorgen en dat de vrouw er is voor de kindertjes. De verhoudingen tussen mannen en vrouwen worden veel strikter gereglementeerd en homo-erotische verlangens worden een taboe.
Ook in de islamitische wereld ontstaat het kerngezin, dat er voorheen niet of nauwelijks was. En net als in Europa komt er een absolute eis van trouw. Je trouwt uit liefde met iemand en blijft vervolgens bij die persoon. Het ironische aan de islamitische – en westerse – modernisering is dat seksueel gedrag en kleding nu veel sterker gereguleerd worden dan daarvoor het geval was.
De salafisten hebben dergelijke strenge regels het verst doorgevoerd. U vergelijkt hen in uw boek met hipsters.
LEEZENBERG: Ja, want net als hipsters zijn salafisten heel bewust met hun levensstijl en uiterlijk bezig. En hun kennis halen ze voor een groot deel van internet. Ze lezen geen dertigdelig Koran-commentaar, maar hebben wel heel strikte voorschriften voor de minimale lengte van een baard en heel gedetailleerde bepalingen welke kleding je moet dragen.
Dergelijke regels zijn met name populair in westerse of niet-islamitische omgevingen. Logisch, want daar is het gezag van de dorpsimam of de lokale moellah verdwenen, voor zover het al bestond. In een omgeving die verder niet gelovig is, komt al snel de vraag op: hoe zorg ik dat ik zuiver in de leer blijf en een goed leven leid?
Wie voelt zich in het westen aangetrokken tot het salafisme?
LEEZENBERG: Dat zijn met name kleine groepen van Marokkaanse of andere Arabische afkomst. Ook op Somaliërs oefent het enige aantrekkingskracht uit. Maar jongeren met een Turkse of Iraanse achtergrond moeten er niets van hebben.
De generatiekloof speelt ook vaak een rol bij de ontwikkeling van salafistische sympathieën. Jongeren met een Marokkaanse afkomst worden geen salafist omdat hun ouders dat ook waren, maar juist omdat ze zich willen afzetten tegen hun ouders.
Ook bekeerlingen kiezen eerder voor het salafisme, onder meer omdat het van die heldere regels biedt: dit moet je doen en dat niet. Bij hen zie je vaak dat ze één of ander trauma hebben meegemaakt, of dat nu mishandeling, gevangenschap of een ongelukkige liefde is geweest. Om een breuk met het verleden te markeren, is een radicaal andere levenswijze dan aantrekkelijk.
In West-Europa hadden we de afgelopen decennia het idee dat religie steeds meer iets van het verleden zou worden. Maar secularisering is geen lineair proces.
De mensen die afreizen naar Syrië en zelfmoordaanslagen plegen komen ook uit deze groepen.
LEEZENBERG: Ook voor zelfmoordaanslagen geldt weer dat het een totaal nieuw verschijnsel is. Als zelfmoordaanslagen echt inherent waren geweest aan de islam, dan is het vreemd dat we dat fenomeen niet veel eerder hebben gezien. De eerste zelfmoordaanslagen door mensen met een islamitische achtergrond dateren van de jaren zeventig. Pas achteraf is de theologie erbij verzonnen.
De redenen waarom mensen tot zo’n aanslag overgaan zijn ook veel complexer dan meestal wordt gesuggereerd. Het heeft vaak niets te maken met de zeventig maagden die ze in het hiernamaals krijgen en dat soort flauwekul.
Mensen plegen dergelijke aanslagen om politieke doelen te bereiken. Als je dat niet erkent, kan je ook IS niet goed analyseren. Want ook daar staart iedereen zich weer volkomen blind op de theologie. Terwijl je met theologie alleen geen oorlog kunt winnen – hoe enthousiast je ook over je geloof bent.
IS is ontstaan in de soenitische streken in Irak en Syrië waar men niet gecharmeerd was door de centrale regering. Toen er in die gebieden na de Irakoorlog en de opstand tegen Assad een machtsvacuüm ontstond, is de organisatie daarin gedoken. En ze werden vakkundig geleid door veteranen van Saddams veiligheidsdiensten. Dat waren meedogenloze professionals die prima wisten hoe je een schrikbewind voert. Hun betrokkenheid maakt al duidelijk dat je de opkomst van IS niet louter aan de islamitische theologie kunt toeschrijven. Maar toch gaat het in de media alleen maar over de islam en kaliefen.
Religie speelt nochtans een belangrijke rol bij IS.
LEEZENBERG: In West-Europa hadden we de afgelopen decennia het idee dat religie steeds meer iets van het verleden zou worden. Maar secularisering is geen lineair proces, zoals naïeve filosofen als Habermas wel geloofden. Het is proces dat een tijdlang in Europa heeft plaatsgevonden en waardoor één bepaalde religieuze organisatievorm – de kerk – is verzwakt.
Bij de eerste generatie Marokkanen die naar Nederland kwam, was homoseksualiteit nog nauwelijks taboe.
Maar in het algemeen kun je stellen dat religie op veel plaatsen in de wereld weer veel zichtbaarder is geworden: in Rusland, Oost-Europa, Afrika en zelfs in China. Landen als Egypte en Irak waren in de jaren vijftig en zestig niet wezenlijk religieuzer dan Italië. In de films uit die tijd zie je gewoon vrouwen met korte rokken. Religie heeft op die plaatsen pas laat de publieke en politieke rol gekregen die het nu heeft. Maar wij zijn geneigd om te denken dat de samenleving daar altijd al zo conservatief is geweest.
Wat verklaart dat toenemende belang van religie?
LEEZENBERG: Een factor die daarbij een rol heeft gespeeld is het verdwijnen van het marxisme als alternatief voor de kapitalistische opvattingen. Het verzet tegen de liberaal-westerse ideeën en praktijken werd tot dertig of veertig jaar geleden in marxistische termen geformuleerd. Nu gebeurt dat veel meer in termen van moraliteit en seksuele moraal, met een beroep op religieuze tradities.
Daarnaast speelt de olierijkdom van Saoedi-Arabië een belangrijke rol. In dat land bestaat een extreem conservatieve vorm van de islam die met behulp van petrodollars geëxporteerd kan worden, bijvoorbeeld door de financiering van moskeeën elders.
Tegelijkertijd moeten we het salafisme ook weer niet overschatten. De aanhangers daarvan vormen nog altijd een kleine groep en het is niet ondenkbaar dat het salafisme een soort mode is die op een gegeven moment ook weer zal verzwakken.
Uit uw boek wordt duidelijk dat de wijze waarop in de islamitische wereld naar seks wordt gekeken, geen vaststaand historisch gegeven is. Dat betekent dat er dus ook weer veranderingen kunnen plaatsvinden. Wat verwacht u daarvan? Zal de positie van vrouwen en homo’s in de islam weer veranderen?
LEEZENBERG: Ik durf geen voorspellingen te doen. In diverse islamitische landen is er zoveel mis dat er op korte termijn weinig reden voor optimisme is.
Als reactie op de Arabische lente is het autoritarisme groter geworden – ook in een land als Turkije. En autoritaire leiders gebruiken seksualiteit vaak als middel om de bevolking te onderdrukken.
Vergeet niet dat ook in het westen het homohuwelijk een heel modern verschijnsel is. Ik vermoed dat nog altijd een aanzienlijk deel van de Nederlandse bevolking homoseksualiteit viezigheid vindt.
En bij moslims in het westen?
LEEZENBERG: Bij de eerste generatie Marokkanen die naar Nederland kwam, was homoseksualiteit nog nauwelijks taboe. Dat blijkt ook wel uit de verhalen van reizigers die in de jaren zestig en zeventig naar Marokko gingen: het land stond toen bekend als een gay paradise waar homo’s seksuele gunsten konden kopen. Dat had deels te maken met armoede, maar ook met een relatieve morele onverschilligheid.
Dat is sindsdien enorm veranderd. Mede onder invloed van die veranderingen in Marokko is het ook voor Nederlanders van Marokkaanse afkomst nu moeilijk om uit de kast te komen.
Het verhaal is dan dat homo’s door hun familie zouden worden verstoten, maar in de praktijk lijkt de reactie vaak milder: de omgeving blijkt toch bereid om te luisteren naar de rechtvaardiging die homo’s geven en kan er dan vrede mee hebben.
Is er ook sprake van een conservatieve reactie van moslims op de westerse samenlevingen?
LEEZENBERG: Veel moslims trokken zich de afgelopen tien jaar terug op hun eigen moslimidentiteit. Dertig jaar geleden zag je bij migrantenkinderen maar heel zelden een hoofddoek. Om nog maar te zwijgen over salafistenbaarden: die kwamen helemaal niet voor.
Tot ver in de jaren negentig werd er helemaal niet gesproken over moslims, maar over Turken, Marokkanen enzovoort. Die groepen worden nu allemaal onder de noemer ‘moslim’ geschaard. Als er in de media en de politiek vervolgens stelselmatig zulke lelijke dingen over moslims worden gezegd, dan moet je niet verbaasd zijn dat de reactie daarop ook tamelijk conservatief en anti-liberaal is.
Dat klinkt weinig opbeurend.
LEEZENBERG: Vergeet niet dat ook in het westen het homohuwelijk een heel modern verschijnsel is. Ook seculiere autochtonen zullen tijdenlang het idee hebben gehad dat het huwelijk toch bedoeld is voor mensen van het tegenovergestelde geslacht om samen kinderen te krijgen. Ik vermoed dat nog altijd een aanzienlijk deel van de Nederlandse bevolking homoseksualiteit viezigheid vindt. Maar ze aanvaarden het en staan er verder onverschillig tegenover.
Het kan zijn dat mensen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond een vergelijkbare ontwikkeling doormaken. Als je er met mensen uit die groepen over praat, dan blijkt er vaak toch een grotere tolerantie ten opzichte van verscheidenheid te bestaan dan je op grond van mediaberichten zou verwachten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier