Pieter Stockmans
Op bezoek bij gewonde jihadi’s: ‘Zo lang ik een Kalasjnikov kan vasthouden, blijf ik strijden’
De Turkse provincie Hatay is een toevluchtsoord voor Syrische vluchtelingen en gewonde strijders. Journalist Pieter Stockmans sprak met jonge jihadstrijders in een openbaar ziekenhuis en een verborgen verzorgingscentrum. In Homs aten de strijders gras om te overleven, tot Jabhat Al-Nusra hun maag vulde met voedsel en hun hoofd met ideeën. Ook in de scholen voor vluchtelingenkinderen in Hatay wordt een nieuwe religieuze generatie gevormd.
Journalist Pieter Stockmans trok met de Syrisch-Koerdische Belg Roni Hossein naar Syrië en Turkije. In Syrisch Koerdistan verbleven ze wekenlang bij gewone mensen, partijen en milities die een stervend land reanimeren, terwijl stukken ervan worden belegerd door IS. Ze vonden een strijd om grond én waarden. Aan de Turks-Syrische grens nemen ze u mee naar gewonde jihadisten. Aan de grenzen van Europa dompelen ze u onder in de leefwereld van een verloren generatie oorlogskinderen. Lees hier de andere afleveringen van de reportagereeks ‘Tekenles in de schaduw van IS’.
Aan de grens met het uiterste noordwesten van Syrië ligt een pittoresk stukje Turkije: Hatay. De stad lijkt wel een Zwitsers vakantieoord in de bergen, en in het labyrint van de oude stad waan je je in Aleppo. De provincie ligt dan weer bezaaid met dezelfde olijfboomvelden die we ook in de naburige Syrische provincie Afrin zagen. Van 1918 tot 1939 was Hatay deel van het Franse mandaatgebied Syrië. Vele inwoners zijn alawieten, de religieuze gemeenschap van de Syrische president Bashar Assad. Sommigen vrezen de sektarische haat van de soennitische rebellen en jihadisten in Syrië, die in Hatay een verzorgingsplaats vonden.
Hatay is een magneet voor buitenlandse jihadisten die via deze grensregio Syrië binnen en buiten gaan: Aleppo is hier slechts een half uurtje vandaan. Maar ook Syriërs laten hier hun oorlogswonden verzorgen, waarna ze weer naar het front trekken. Eén van hen is Bassem, een jongen uit Homs die strijdt bij het aan Al-Qaeda gelieerde Jabhat Al-Nusra.
‘We aten planten’
Bassem zit op het bed van zijn ziekenhuiskamertje. Hij hangt met zijn arm aan een infuus. Hij zegt dat hij 21 is, maar hij lijkt wel een kind met zijn naïeve, onschuldige glimlach. Op zijn 12e ging hij van school. ‘Mijn familie had niet genoeg geld. Ik moest werken in een schoenwinkel in de oude stad’, zegt hij. Na de bloedige onderdrukking van de massademonstraties sloot Bassem zich aan bij de Farouq Brigades. Burgers en gedeserteerde soldaten hadden zich in deze islamistische militie verenigd om het Assad-regime uit Homs te verdrijven. Maar drie jaar en 3000 doden later staat Homs weer onder controle van het leger.
Voor ons zit een jongen die het allemaal meemaakte, als slachtoffer en dader. Onder leiding van de gedeserteerde luitenant Abdul Razaq Tlass hadden de Farouq Brigades vrij snel de controle over de Baba Amr-wijk verworven. Human Rights Watch documenteerde hoe eenheden van de brigades de dode lichamen van Syrische soldaten – vaak alawieten – verminkten. Daar leerde Bassem wat sektarische haat is.
Begin 2012 begon het Syrische leger een tegenoffensief en blokkeerden ze alle toegangswegen. ‘Ik moest eten gaan zoeken’, zegt Bassem. ‘We aten planten, mensen werden gek. Terwijl het leger onze wijk met artillerievuur bestookte, zochten we met strijders van de Farouq Brigades eten in lege huizen van gevluchte inwoners.’
Voedsel voor de maag, ideeën voor het hoofd
De rest van het jaar heroverde het Syrische leger grondgebied, en de jihadisten harten en geesten. Bassem was gefrustreerd geraakt over de verzwakte Farouq Brigades. In de buitenwijken van Homs ging hij al een tijdje naar de lessen van sjeiks die Jabhat Al-Nusra steunden. ‘Ze vertelden dat de Farouq Brigades democratie willen, maar Syrië behoort tot een kalifaat waar enkel Gods wet mag gelden’, zegt Bassem.
Volgens Human Rights Watch waren de meeste scholen in oorlogszones gesloten en leerden kinderen over wapens, gevechtstechnieken en de islamitische wetgeving in gratis lezingen van jihadisten. Bassem bevestigt: ‘Tijdens de lessen vroegen ze of ik ervaring had met wapens. Ik kwam van de Farouq Brigades, maar in de trainingen van Jabhat Al-Nusra werd ik een echte strijder.’ Bassem zag er ook kinderen. ‘Een jongen van een jaar of zeven had de Koran van buiten geleerd en wilde ook gaan strijden. De jongste strijder die ik zag, was 16.’
Tot vandaag krijgt Bassem een loon uitbetaald. ‘Met het loon en de voedselhulp die ik als strijder ontvang, kan ik mijn familie onderhouden. Soms kregen we 50.000 Syrische lire. Daar kan mijn familie twee maanden van leven. Dan moeten ze geen eten op straat zoeken.’
‘Ik ben trots op de Belgen’
Steeds meer Syrische strijders van het Vrije Syrische Leger begonnen over te lopen naar Jabhat Al-Nusra, maar Bassem zag ook meer en meer buitenlanders. ‘Tunesiërs, Egyptenaren, Belgen. Ik ben trots op hen. Zij laten hun leven achter om hun plicht als moslim te vervullen en ons te helpen. Het maakt niet uit of ze bij ISIS of Jabhat Al-Nusra gaan. Het belangrijkste is dat ze de jihad volgen. Ik ken de situatie van ISIS niet, maar Jabhat Al-Nusra laat hen niet in de steek.’
In het voorjaar van 2013 kon het leger dankzij de ondersteuning van Hezbollah de wijk Khalidiya heroveren. Nog maar 3000 mensen bleven achter in het vernielde Homs. De rebellen hadden zich teruggetrokken in de oude stad, die bijna compleet vernield was door bombardementen van het regime. Begin 2014 kon de VN de meeste burgers uit Homs evacueren, en op 7 mei 2014 vertrokken ook de laatste rebellen.
‘Tot we het kalifaat stichten’
‘Een sluipschutter had in mijn hand geschoten’, zegt Bassem. ‘Een smokkelaar die gewonde strijders naar Turkije brengt, hielp me Hatay te bereiken via Hama en Aleppo. Als ik beter ben, wil ik terug.’ Om weer bij zijn familie te leven? ‘Nee, om verder te strijden. Vrienden probeerden me terug te halen naar het gewone leven, maar jihad is een individuele verplichting. En als Syrië bevrijd is, zal ik strijden in Irak en Libanon, tot we het kalifaat stichten.’ Bassem toont op zijn gsm de zwarte vlag met de geloofsbelijdenis, die volgens hem overal moeten wapperen.
Bassem wil vechten op het platteland rond Homs. De stad zelf staat volledig onder controle van het regime, dat nu de as Damascus-Homs-Hama-Latakia controleert. Foto’s op Twitter stelden de terugkeer van duizenden vluchtelingen voor als een bevrijding. Hier, in een kaal ziekenhuiskamertje in Hatay, zit een jongen die het product is van een complexer proces, waarin harten en geesten werden vernietigd en weer opgebouwd volgens het plan van de verschillende partijen.
Reyhanli, toevluchtsoord en uitvalsbasis
Het ziekenhuis in Hatay zal Bassem geen dag langer houden dan nodig is. Een Syrische dokter vertelde ons twee jaar geleden dat dokters er soms onnodig ledematen afzetten of slechts routinechecks doen. Daarna kunnen gewonde strijders terecht in één van de vele geïmproviseerde veldziekenhuizen in Reyhanli. De afgelopen drie jaar was dit slaperige stadje met 63.000 inwoners net over de Turks-Syrische grens een toevluchtsoord voor even zoveel vluchtelingen, en een uitvalsbasis voor de gewapende opstand in Syrië.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
We bezoeken het “Huis van Eenheid en Samenwerking”, een veldziekenhuis aan de rand van de stad waar appartementen worden bijgebouwd voor vluchtelingen. Van buiten is het een gewoon gebouw, maar op de drie verdiepingen liggen jonge Syriërs met lange baarden op krakkemikkige bedden. Sommigen missen ledematen. Een Syrische dokter komt elke ochtend langs om hun wonden te verplegen. We spreken met Mohamed en Abu Jafar, twee rebellen uit Homs die streden bij Jabhat Al-Nusra en na de overwinning van het regime uit de stad werden geëvacueerd.
Van meubelmaker tot strijder
Naar eigen zeggen vochten beide jongemannen tegen regeringstroepen, de Libanese Hezbollah en Irakese sjiitische milities. Mohamed (28) werd geraakt door granaatscherven in zijn hoofd en raakte verlamd aan één helft van zijn lichaam. ‘Zolang ik een Kalasjnikov kan vasthouden, blijf ik strijden’, zegt hij. Abu Jafar (28) draagt dan weer een ooglap nadat hij scherven in zijn oog kreeg.
‘Voor de opstand was ik meubelmaker en smokkelde ik diesel’, zegt Mohamed. Die ervaring kon hij gebruiken toen hij tijdens de eerste maanden van de gewapende opstand wapens uit Libanon smokkelde. Mohamed was net zoals Abu Jafar op zijn dertiende met school gestopt. Ze sloten zich aan bij de Khaled bin Al-Waleed en Farouq Brigades. Abu Jafar had zijn broer zien verdwijnen, opgepakt door het regime: ‘Hij was nochtans nooit een strijder. Ik hoorde dat we 300.000 lire moeten betalen, gewoon om te weten of hij nog leeft.’
‘Gelukkig trad Assad niet onmiddellijk af’
Net zoals Bassem liepen Mohamed en Abu Jafar eind 2012 over naar Jabhat Al-Nusra, toen Baba Amr weer in de handen van regeringstroepen was gevallen. Daar hadden ze niet enkel religieuze redenen voor. ‘De Farouq Brigades beloofden ons een inkomen en meer wapens, maar er kwam niks’, zegt Mohamed. ‘Ik had gehoord over Jabhat Al-Nusra, dat ze sterker waren en een degelijk loon betaalden, en dat ze zorgen voor de families van martelaars.’
Toen Mohamed nog meubelmaker was, had hij ooit eens gehoord over jihad in Irak. Pas tijdens de lessen van Jabhat Al-Nusra in moskeeën en huizen leerde hij wat jihad precies was, en wat toegelaten, verboden en verplicht is in de islam. Abu Jafar heeft geen spijt dat hij zo vroeg van school ging. Want: ‘Nu krijg ik Koranlessen van de sjeiks. Ik zal de fout van mijn ouders niet herhalen, ik zal mijn kinderen direct over jihad leren.’ Mohamed komt tussen: ‘Onder Assad wisten we niks over jihad omdat islam nergens onderwezen werd, maar sinds de oorlog is er meer vrijheid. Gelukkig is Assad niet onmiddellijk afgetreden, anders was ik nooit bij Jabhat Al-Nusra geweest.’
Rokende jihadisten
De jongemannen hebben hun les toch niet zo goed geleerd. Ze roken de ene sigaret na de andere en dat is not done in de salafistische interpretatie van de islam die ze aanhangen. ISIS verbrandde in Raqqa symbolisch een hoop sigaretten en dient zware straffen uit aan rokers. ‘Je moet dat hier niet doen’, zegt Abu Jafar. ‘Anders denken de buitenlanders dat wij slechte moedjahedien zijn.’ Volgens hem is ISIS niet meer godvrezend dan Jabhat Al-Nusra. ‘Allemaal geven we ons leven aan de jihad. ISIS lijkt meer populair omdat zij zeggen dat ze een kalifaat hebben opgericht. Daarom trekken buitenlanders vooral naar ISIS. Maar zij zijn onze broeders, ook de Belgen.’
Tabula rasa
De weg van Reyhanli naar Hatay loopt op een boogscheut van de grens. Achter de prikkeldraad en boven de groene velden kleurt de lucht blauw, oranje en rood. In de bus reageert onze collega Roni Hossein geschokt: ‘Inwoners van Homs waren bij de grappigste van het land en nu zitten die jongens vol haat tegenover Syriërs die hun manier van leven niet volgen. Mijn landgenoten zijn geïndoctrineerd met gevaarlijke ideeën. Als ik had verteld dat ik Koerd ben, waren we in de problemen gekomen.’
Als de oorlog met wapens stopt, zal de oorlog van ideeën verder gaan. Sinds drie jaar leven deze strijders in een ander universum. Geen elektriciteit, geen eten, geen leven. Ze kennen niks anders meer behalve hun begrip van de jihad. Zelfs de ideologische leiders van de internationale jihadbeweging kennen ze niet. ‘Ze lijken wel baby’s die als volwassenen op de wereld zijn gekomen en de aarde hebben leren kennen als een plaats van oorlog’, zegt Roni. Tabula rasa, bedoelt hij. ‘Kunnen zij weer gewone Syriërs worden? Kunnen zij andere mensen opnieuw leren aanvaarden zoals ze zijn? Kan ons land weer één worden?’
Nationale verzoening
Zal Roni, als er ooit een proces van nationale verzoening komt, deze jongens kunnen vergeven? Ze zijn bereid andere Syriërs te doden omwille van hun ideeën, etniciteit of religie. En ze hebben misschien gruwelen begaan in een oorlog. Maar uiteindelijk zijn het anderen die de ideologie in hun hoofden en de wapens in hun handen stoppen. Zolang zij buiten schot blijven, mag het voetvolk – ongeschoolde jongeren, getraumatiseerd door armoede, honger en oorlog – niet als enige de prijs betalen.
Roni heeft het moeilijk met die nuance. De strijders waar we net bij zaten, vechten bij een militie die zijn beste vriend heeft gedood bij een bomaanslag in Latakia. ‘Bij deze jongens moest ik de taal van islam en jihad spreken, bij PKK noemen ze me “kameraad”. Syriërs benaderen elkaar volgens hun idee van hoe iemand moet zijn. Ik kan dit niet meer aanhoren, ik wil mijn laatste hoop niet verliezen. Hoe meer ik weet, hoe minder hoop ik voel. Als ik moet kiezen tussen kennis of hoop, zou ik hoop kiezen, want hoop doet leven. En wat ben je met kennis, zonder leven?’
Een ander pad
Zijn sommige jongeren voorbestemd om dit pad op te gaan? Of hadden ze een keuze? Duizenden getroffen Syriërs volgen immers een ander pad. In de Syrische Orient School in Reyhanli, een verzameling containers net over de grens, bouwen 2500 studenten van alle leeftijden aan een toekomst. ‘Velen zijn afkomstig uit Idlib, de stad die achter de horizon wordt gebombardeerd door de Syrische luchtmacht. Soms zien we de vliegtuigen van hier’, zegt directeur Khaled Hadj Othman die vroeger voor het Syrische ministerie van Onderwijs werkte.
In één van de hete containers herhalen zes studenten Engelse werkwoordtijden. ‘Als voorbereiding op een reis naar Europa. Ik wil grafisch ontwerper worden’, zegt een jongen. Een andere container zit vol studenten die Turks leren. ‘Om ooit aan een Turkse universiteit te kunnen beginnen, ze staan aan het begin van een lange reis in hun zelfontplooiing’, zegt directeur Khaled.
Welk pad word geëffend?
Het pad dat Orient School aanbiedt ligt met meer obstakels bezaaid dan het pad van de jihad. In de provincie Hatay kunnen zelfs Syrische kinderen mét paspoort niet naar Turkse scholen. De overheid wil erover waken dat er niet weer een Arabische meerderheid komt. ‘In het begin van de oorlog gaf ik kinderen zelfs les in tenten’, zegt Khaled. ‘Nu hebben we containers, maar we willen echte gebouwen. De Turkse overheid gaf ons geen toestemming om scholen te openen. Hoe minder kinderen we kunnen opvangen, hoe meer er vatbaar worden voor rekrutering door milities.’
Bovendien krijgen scholen met religieuze ideologie meer vrijheid en steun. Het kleine Reyhanli telt meer dan 30 Syrische scholen, maar de meeste zijn religieus geïnspireerd. ‘Déze scholen legt de Turkse president Erdogan geen strobreed in de weg, hij wil in Turkije zelf een religieuze generatie vormen’, zegt kunstenaar Hasan Ibrahim. Hasan richtte in Hatay een daklozencentrum voor Syrische vluchtelingen op waar kinderen elke dag muziek, tekenlessen en culturele activiteiten kunnen volgen.
Onverdraagzaam?
‘Zelfs 8-jarige meisjes dragen de hoofddoek, voor leraressen is het verplicht, jongens en meisjes zitten apart, er zijn geen creatieve vakken zoals muziek, er wordt een sterke nadruk gelegd op de Koran. Dat zijn dan ook voorwaarden voor financiële steun uit de Golflanden. Die landen maken gebruik van de vluchtelingencrisis om hun ideologie in de hoofden van onze kinderen te planten, een onverdraagzame ideologie die vreemd is aan het Syrische volk’, zegt Hasan.
Uit een lezing van de websites en facebookpagina’s van de grootste Syrische scholen in Hatay blijkt dat de scholen uitblinken in omkadering, en psychologische steun voor leraars en leerlingen. Maar ook dat de scholen een sterke nadruk leggen op wat mag en niet mag volgens een strikte interpretatie van de islam. Dat zou de kinderen onverdraagzaam kunnen maken tegenover Syriërs met andere ideeën.
Een video van het islamistische YouTube-kanaal Youth of the Umma toont dat islamisten in de Bashaer Elementary School het conflict kaderen als een religieuze strijd van moslims tegen ongelovigen. Hoeveel kinderen zullen – als de oorlog aansleept en andere uitwegen geblokkeerd zijn – uiteindelijk een militie vervoegen? Dan zal de cirkel rond zijn.
Wereldleiders erkenden dit gevaar tijdens de conferentie over de Syrische vluchtelingensituatie in Berlijn eind vorige maand. Maar wat is de inhoud van hun belofte – onderwijs voorzien om radicalisering tegen te gaan en verdraagzaamheid te bevorderen – als grootmachten ervoor zorgen dat het pad van verdraagzaamheid met obstakels ligt bezaaid, en het pad van onverdraagzaamheid over rozen loopt?
Met de hulp van Roni Hossein. Deze reportage kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek. Volg Pieter Stockmans op Twitter en Facebook.
Bekijk hier een fotoreportage over Hatay.
Dagboek: Tekenles in de schaduw van IS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier