Andrew Latham
‘Oorlog in Gaza zet Chinese “allemansvriend” onder druk’
De oorlog in Gaza schudt de Midden-Oostenstrategie van China flink dooreen. Peking kan zich steeds moeilijker gedragen als “de vriend van iedereen en de vijand van niemand” in de regio, schrijft Chinakenner Andrew Latham.
Op 30 oktober doken berichten op dat Israël niet langer weergegeven werd op de online kaartendiensten van Chinese techbedrijven als Baidu en Alibaba. Volgens sommigen was het een teken dat Peking de kant van Hamas koos in de oorlog in Gaza.
Chinese functionarissen haastten zich om dat verhaal te ontkrachten. Ze wezen er onder meer op dat de namen wel degelijk op de officiële kaarten van het land staan en dat de kaarten die worden aangeboden door Chinese techbedrijven helemaal niet waren veranderd sinds de aanval van door Hamas op 7 oktober.
Het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken maakte van de gelegenheid gebruik om te benadrukken dat China geen partij kiest in het conflict. Peking zei dat het zowel het recht op zelfverdediging van Israël als de rechten van het Palestijnse volk onder het internationale humanitaire recht respecteerde.
De weg van het midden
Die aanpak van evenwicht en onpartijdigheid zou voor niemand als een verrassing moeten komen. Het is al meer dan tien jaar het fundament van China’s strategie in het Midden-Oosten. Peking probeert er zich voor te doen als een vriend van iedereen – en de vijand van niemand.
Maar het voorval met de kaarten belicht wel een probleem waarmee Peking wordt geconfronteerd in de huidige crisis. De polarisatie die door dit conflict is ontstaan – zowel in het Midden-Oosten zelf als in de rest van de wereld – maakt het voor Peking steeds moeilijker om die strategie in het Midden-Oosten vol te houden.
Als wetenschapper die colleges geeft over het buitenlands beleid van China, geloof ik dat de oorlog tussen Israël en Hamas de zwaarste test ooit vormt voor de Midden-Oostenstrategie van Xi Jinping.
Tot nu toe was die strategie dus gebaseerd op het concept van “evenwichtige diplomatie”. Het groeiende pro-Palestijnse sentiment in China – en de historische sympathieën van het land – doen vermoeden dat, als Xi de weg van de onpartijdigheid moet verlaten, hij eerder de kant van de Palestijnen zal kiezen.
(Lees verder onder de preview.)
Maar dat is een keuze die Peking liever niet maakt, om begrijpelijke economische en geopolitieke redenen. Het zou denk ik namelijk het einde betekenen van de decennialange inspanningen van China om zich te positioneren als een invloedrijke “behulpzame fixer” in de regio. Daarmee bedoel ik dat China zich in het Midden-Oosten probeert te gedragen als een externe macht die probeert vredesakkoorden te sluiten en zo een echt inclusieve regionale economische en veiligheidsorde te creëren.
Pekings doelstellingen en strategieën
De heersende gedachte in diplomatieke kringen de afgelopen decennia was dat China niet veel investeerde in het Midden-Oosten. Maar dat is sinds pakweg 2012 niet meer het geval. Sindsdien heeft China veel diplomatieke energie gestoken in het opbouwen van zijn invloed in de regio.
De algemene strategische visie van Peking voor het Midden-Oosten is er een waarin de invloed van de VS aanzienlijk afneemt en die van China aanzienlijk toeneemt.
Dat is enerzijds een regionale manifestatie van een mondiale visie – zoals uiteengezet in een reeks Chinese initiatieven op het gebied van buitenlands beleid, waaronder de Community of Common Destiny, het Global Development Initiative, het Global Security Initiative en het Global Civilization Initiative.
Die allemaal zijn ontworpen, althans gedeeltelijk, om landen in het Zuiden aan te trekken die zich in toenemende mate vervreemd voelen van de door de VS geleide, op regels gebaseerde internationale orde.
Het is een visie die gebaseerd is op de angst dat een voortdurende dominantie van de Verenigde Staten in het Midden-Oosten een bedreiging zou vormen voor China’s toegang tot de olie- en gasexport van de regio.
De macht van de VS Dat wil niet zeggen dat Peking de Verenigde Staten wil verdringen als dominante macht in de regio. Dat is onhaalbaar gezien de macht van de dollar en de historische relaties van de VS met enkele van de grootste economieën in het Midden-Oosten.
Het zelfverklaarde plan van China is vooral om landen in de regio aan te moedigen om veelzijdige relaties aan te gaan. In de praktijk wil het individuele landen aansporen om met China samen te werken op gebieden als infrastructuur en handel. Zo worden er niet alleen relaties opgebouwd tussen China en spelers in de regio, het ontmoedigt landen ook om zich aan te sluiten bij exclusieve, door de VS geleide blokken.
Peking probeert dit te bereiken door middel van wat in Chinese regeringsdocumenten “evenwichtige diplomatie” en “positief balanceren” wordt genoemd.
Evenwichtige diplomatie houdt in dat er geen partij wordt gekozen in verschillende conflicten – waaronder het Israëlisch-Palestijnse conflict – en dat er geen vijanden worden gemaakt. Positief balanceren draait om het nastreven van nauwere samenwerking met één regionale macht, bijvoorbeeld Iran, in de overtuiging dat dit anderen – bijvoorbeeld Arabische Golfstaten – zal aanmoedigen om dat voorbeeld te volgen.
China’s succes in het Midden-Oosten
Vóór de Hamas-aanval op Israël van 7 oktober wierp die strategie van Peking zijn vruchten af.
Zo ging China in 2016 een alomvattend strategisch partnerschap aan met Saoedi-Arabië, en vier jaar later tekende het een vijfentwintigjarige samenwerkingsovereenkomst met Iran. In diezelfde periode heeft Peking de economische banden met een groot aantal andere Golflanden aangehaald, waaronder Bahrein, Qatar, de Verenigde Arabische Emiraten, Koeweit en Oman.
Buiten de Golf heeft China ook zijn economische banden met Egypte aangehaald, zozeer zelfs dat het nu de grootste investeerder is in het ontwikkelingsproject van het Suezkanaal. China heeft ook geïnvesteerd in wederopbouwprojecten in Irak en Syrië.
Eerder dit jaar zorgde China voor een overeenkomst om de diplomatieke betrekkingen tussen Saoedi-Arabië en Iran te herstellen. Dat was een grote doorbraak, waarmee China zich opwierp als belangrijke bemiddelaar in de regio. Peking begon zich zelfs te positioneren als een potentiële bemiddelaar voor vrede tussen Israël en de Palestijnen.
(Lees verder onder de preview.)
De impact van de oorlog in Gaza
Maar de oorlog tussen Israël en Hamas bemoeilijkt de Chinese benadering in het Midden-Oosten. In de eerste reactie op het conflict hield Peking zijn evenwichtige diplomatie aan. Chinese leiders veroordeelden Hamas niet in de nasleep van de aanval van 7 oktober, maar drongen er bij beide partijen op aan om “terughoudendheid te betrachten” en een “tweestatenoplossing” te omarmen.
Dit is in overeenstemming met Pekings aloude beleid van “niet-inmenging” in de binnenlandse aangelegenheden van andere landen en zijn fundamentele strategische benadering van de regio.
Maar die neutrale houding botste met de aanpak van de Verenigde Staten en sommige Europese landen, die China onder druk zetten om een hardere lijn te volgen.
Onder druk van onder andere de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Antony Blinken herhaalde de Chinese minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi het Chinese standpunt dat elk land het recht heeft op zelfverdediging. Maar hij nuanceerde ook en zei dat Israël “zich moet houden aan het internationaal humanitair recht en de veiligheid van burgers moet beschermen”.
Die nuancering weerspiegelt een verschuiving in de toon van Peking, dat steeds meer verklaringen heeft afgelegd die sympathie tonen voor de Palestijnen en kritisch zijn voor Israël. Op 25 oktober gebruikte China zijn vetorecht bij de Verenigde Naties tegen een Amerikaanse resolutie die opriep tot een humanitaire pauze, omdat de resolutie Israël niet opriep zijn belegering van Gaza op te heffen.
De Chinese VN-ambassadeur Zhang Jun legde uit dat de beslissing gebaseerd was op de “sterke oproepen vanuit de hele wereld, in het bijzonder vanuit de Arabische landen.”
Kampioen van het Zuiden
Die verschuiving is niet verrassend gezien de economische problemen van Peking en zijn geopolitieke ambities. China is veel afhankelijker van de handel met de landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika dan met Israël.
Mocht China door geopolitieke druk op een punt komen waar het moet kiezen tussen Israël en de Arabische wereld, dan heeft Peking sterke economische drijfveren om de kant van die laatste te kiezen.
Maar China heeft nog een ander sterk motief om de kant van de Palestijnen te kiezen. Peking wil graag gezien worden als voorvechter van het Zuiden. Israëls kant kiezen zou die steeds belangrijker wordende achterban van zich dreigen te vervreemden.
In landen in Afrika, Latijns-Amerika en daarbuiten wordt de strijd van de Palestijnen tegen Israël gezien als een strijd tegen kolonisatie of tegen “apartheid”. De kant van Israël kiezen zou China aan de kant van de koloniale onderdrukker plaatsen. En dat dreigt op zijn beurt het diplomatieke en economische werk te ondermijnen dat China heeft ondernomen via zijn programma voor de ontwikkeling van infrastructuur, het Belt and Road-initiatief en zijn inspanningen om meer landen in het Zuiden aan te moedigen om zich aan te sluiten bij het economisch samenwerkingsverband Brics.
China heeft dus geen aangepaste kaarten van het Midden-Oosten, maar het is goed mogelijk dat wanneer Chinese diplomaten ernaar kijken, ze zich afvragen of er nog ruimte is voor een evenwichtige diplomatie.
Andrew Latham is professor Politieke Wetenschappen en geeft momenteel colleges aan Macalester College in Saint Paul, Minnesota. Hij is lid van verschillende geopolitieke denktanks en werkt momenteel aan een boek met als werktitel “China’s Grote Strategie: een Geschiedenis, 1950-2050”.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen bij IPS-partner The Conversation.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier