Onze ministers lijken niet echt geïnteresseerd in de strijd tegen fiscale fraude
Onze verantwoordelijke ministers reageren al jaren laks op belastingontwijking via belastingparadijzen als Bermuda en Panama. En ze schieten op flagrante wijze tekort in de aanpak van fiscale fraude in België zelf.
‘Zet twee economen samen en je krijgt drie meningen’, luidt de boutade, maar vorig jaar ondertekenden meer dan 350 economen een brief waarin ze stelden dat belastingparadijzen ‘niet economisch te rechtvaardigen’ zijn en beter zouden worden afgeschaft omdat ze ‘geen bruikbaar economisch doel’ dienen. De brief kwam er na de publicatie van de Panama Papers. Daaruit bleek dat de fiscus jarenlang en massaal een rad voor de ogen was gedraaid via schimmige vennootschappen in Panama. Eerder hadden Offshore Leaks, LuxLeaks en SwissLeaks al grootschalige internationale fiscale fopperij aan het licht gebracht.
De zwarte economie in ons land is goed voor 15,6 procent van het bbp. Het gaat om bijna 70 miljard euro.
De voorbije week kwamen daar de Paradise Papers bij. ‘In België is het investeren in belastingparadijzen zo diep geworteld dat zelfs de overheid erin meegaat’, luidde de aanvang van het ‘Commentaar’ in dit blad, dat die Papers samen met De Tijd en Le Soir uitbracht. Het overheidsbedrijf Belgische Maatschappij voor Internationale Investering (BMI), zo blijkt, werkt voor een havenproject in Vietnam al 18 jaar met een schermvennootschap op de Maagdeneilanden. En Hans D’Hondt, de voorzitter van de FOD Financiën, was jarenlang bestuurder bij de BMI terwijl hij daarvan naar eigen zeggen niets wist. Dat is onbegrijpelijk.
Nu is het niet de eerste keer dat uitlekt dat de Belgische overheid zélf bij bedenkelijke praktijken in belastingparadijzen betrokken is. Uit de Panama Papers bleek al dat de bank Dexia vermogende klanten schermvennootschappen had helpen opzetten. De Belgische overheid was aandeelhouder van Dexia en had er bestuurders. Ze was daardoor medeverantwoordelijk voor de organisatie van belastingontwijking, waardoor de fiscus grote bedragen misliep. Kan een overheid het vertrouwen van haar burgers meer beschamen?
Om het vertrouwen in de overheid enigszins te herstellen, moet de regering-Michel dringend doortastend optreden. Het fiscale gesjoemel via belastingparadijzen, waarbij ze betrokken is, moet onmiddellijk worden stopgezet. De bestuurders die in de betrokken vennootschappen de overheid vertegenwoordigden moeten ter verantwoording worden geroepen. En de ministers van Financiën van de afgelopen jaren ook, want zij zijn op zijn minst politiek verantwoordelijk. Het gaat om Didier Reynders (MR, 1999-2011), Steven Vanackere (CD&V, 2011-2013), Koen Geens (CD&V, 2013-2014) en Johan Van Overtveldt (N-VA, sinds 2014).
Bovendien zijn de onthullingen over de BMI de geschikte aanleiding om een grote schoonmaak te houden in de wirwar van (semi)overheidsbedrijven, organisaties en internationale verplichtingen waar belastinggeld naartoe vloeit en waarvan niemand het bestaan nog kent, laat staan het doel. Professor Herman Matthijs (UGent en VUB) heeft ze enkele jaren geleden eens opgesomd in Knack: hij had daarvoor liefst vijf bladzijden nodig.
De tijd is ook rijp om nog een andere uitwas aan te pakken: de Belgische bedrijven die in de Paradise Papers worden genoemd, zoals Janssen Pharmaceutica en Nike, genieten met volle teugen van overheidssubsidies. Ook de hele politiek van subsidies aan ondernemingen, jaarlijks goed voor meer dan 14 miljard euro, mag eens tegen het licht worden gehouden.
‘Nog nooit een klacht’
Sinds begin deze eeuw heeft België een staatssecretaris of minister bevoegd voor de strijd tegen fiscale fraude. Vóór die tijd was belastingontduiking een nationale sport: wie geen rekening had in Luxemburg of Nederland werd uitgelachen. Tijdens het eerste decennium van deze eeuw waren Hervé Jamar (MR) en Bernard Clerfayt (DéFI/MR) bevoegd voor fiscale fraudebestrijding. Ze werkten onder het waakzame oog van hun partijgenoot minister van Financiën Didier Reynders, en veel bakens hebben ze niet verzet.
Reynders zelf staat trouwens te boek als een meester in het saboteren van de strijd tegen fiscale fraude. Omdat zo veel grote fiscale fraudedossiers onder zijn bewind in de soep draaiden, was daarover in 2008-2009 zelfs een parlementaire onderzoekscommissie actief. Haar conclusie luidde dat het aldoor misliep om drie redenen: een tekort aan kennis en capaciteit, nalatigheid en obstructie. Reynders zelf reageerde op zijn eigen cynische manier: ‘Ik heb nog nooit een klacht van de belastingbetaler ontvangen.’
Na 2008 moest Carl Devlies (CD&V), toegevoegd aan premier Yves Leterme (CD&V), als staatssecretaris de strijd tegen de fiscale en sociale fraude coördineren, maar pas toen in 2011 John Crombez (SP.A) onder de vleugels van premier Elio Di Rupo (PS) op die post kwam, werd er voor het eerst echt werk van fraudebestrijding gemaakt. Crombez lanceerde heel wat antifraudemaatregelen, en de straffen werden verzwaard.
Bij de start van de regering-Michel werd Elke Sleurs (N-VA) verantwoordelijk voor de bestrijding van fiscale fraude. Zelden maakte een verantwoordelijke zo’n bleke indruk. Na nauwelijks zeven maanden werd de bevoegdheid overgeheveld naar haar partijgenoot Johan Van Overtveldt. Hij kwam met de Kaaimantaks, waardoor belastingbetalers verplicht zijn om exotische constructies aan te geven. Ook al levert de Kaaimantaks de fiscus minder op dan verwacht, het is toch een belangrijk wapen in de strijd tegen offshorevennootschappen.
Op andere vlakken toont Van Overtveldt zich zeer terughoudend. De Duitse federale recherche beschikt over alle documenten van de Panama Papers, maar veel initiatief om die in zijn bezit te krijgen heeft de minister nog niet genomen. Hij treuzelt ook met de Belgische lijst met belastingparadijzen, waarvan de uitbreiding na de ophef over de Panama Papers werd goedgekeurd. Dat is belangrijk, want voor elk land dat op die lijst prijkt, kan de fiscale controle worden opgevoerd. Maar de uitbreiding is nog altijd niet in de praktijk gebracht: het blijft wachten op het Koninklijk Besluit. Van Overtveldt zegt dat hij de Europese lijst met belastingparadijzen afwacht. Na de Paradise Papers willen de Europese ministers van Financiën daarover in december versneld een akkoord bereiken. Eindelijk.
Natuurlijk kun je internationale belastingzwendel het beste internationaal bestrijden, liefst met de steun van landen als de Verenigde Staten. De strijd tegen internationale fiscale fraude is pas goed op gang gekomen na de terreuraanslagen van 11 september 2001 in New York, toen de VS de geldstromen van de terroristen wilde droogleggen. Daarbij stootten de Amerikanen op het bankgeheim, dat sindsdien steeds meer onder vuur is komen te liggen. Een cruciale datum was 3 april 2009: aangepord door de OESO werd toen, op een top van de twintig rijkste landen in Londen, beslist om lijsten van belastingparadijzen publiek te maken en een internationaal offensief tegen landen met een bankgeheim te beginnen.
Onze politieke verantwoordelijken lijken niet echt geïnteresseerd in de strijd tegen fiscale fraude. In elk geval zijn ze erg lui.
Zo kwamen de belastingparadijzen steeds meer in het nauw. Eén voor één werden ze gedwongen om akkoorden te sluiten met de rest van de wereld om bankgegevens uit te wisselen. Zelfs Zwitserland gaf in 2015 zijn eeuwenoude bankgeheim op. De Belgische fiscus beschikt dus meer en meer over de gegevens van alle financiële tegoeden die Belgen in het buitenland bezitten, ook in belastingparadijzen als Zwitserland, Liechtenstein of de Kaaimaneilanden. Volgend jaar volgt Monaco.
Zelfmoord via vermogenskadaster
Zijn de Belgische belastingdiensten steeds beter op de hoogte van wat Belgen op buitenlandse bankrekeningen hebben, dan hebben ze veel minder zicht op de financiële tegoeden en opbrengsten in eigen land. Toch is er in België zelf niet weinig fraude: volgens professor Friedrich Schneider (Johannes Kepler-universiteit, Linz) is de zwarte economie in ons land goed voor 15,6 procent van het officiële bruto binnenlands product (bbp). Het gaat dus om bijna 70 miljard euro, wat betekent dat de fiscus tientallen miljarden misloopt.
Onlangs stelde professor Michel Maus (VUB) in Knack de pertinente vraag aan minister Van Overtveldt: ‘Tegenwoordig worden de buitenlandse gegevens uitgewisseld tussen de fiscale administraties. Waarom worden de binnenlandse bankgegevens niet kenbaar gemaakt aan de fiscus? Zult u daar verandering in brengen?’ De minister antwoordde dat hij dat niet zou doen, want dan ‘kom je eigenlijk uit bij een vermogenskadaster en daar ben ik geen voorstander van’. Weinig politici zijn geneigd om een vermogenskadaster in te voeren, uit angst dat dat electorale zelfmoord is. Die vrees is niet eens onterecht, maar als we de fiscale fraude echt willen bestrijden, is het een onvermijdelijke stap.
Er is dus nog een hoop werk voor de betrokken ministers, willen ze de internationale én nationale fiscale verlakkerij aanpakken. Maar onze politieke verantwoordelijken lijken niet echt geïnteresseerd in de strijd tegen fiscale fraude. In elk geval zijn ze erg lui. Funest wordt het als de verantwoordelijke politicus voor de strijd tegen fiscale fraude zich goede maatjes toont met financiële wonderboys die in één adem met belastingontduiking worden genoemd. Dat is precies wat John Crombez in 2013 als staatssecretaris deed: de Vlaamse socialist ging lachend op de foto met de top van financieel planner Optima, die enkel maanden eerder de Bijzondere Belastinginspectie (BBI) over de vloer had gekregen. Belgische politici en fiscale fraude, het blijft een moeilijk verhaal.
Dit artikel verschijnt morgen 15/11 in Knack.
Paradise Papers
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier