Nobelprijswinnaar Abdulrazak Gurnah: ‘Je vaderland moeten verlaten is een pregnante ervaring’
Negentien was Abdulrazak Gurnah toen hij het verstoorde paradijs van zijn jeugd ontvluchtte en in Groot-Brittannië terechtkwam. Een gesprek over zijn jeugd in Zanzibar, de Afrikaanse migratie en de sporen van de kolonisatie.
Enkele weken voordat hij hoorde dat hij de Nobelprijs voor Literatuur zou krijgen, vroeg Abdulrazak Gurnah zich nog af wat er van hem en zijn boeken zou worden. De 73-jarige auteur had tien romans geschreven, die hem matig succes opleverden. Twee keer werd hij genomineerd voor de prestigieuze Man Booker Prize, en hij stond in hoog aanzien bij een kleine kring van lezers. Maar dat geldt voor heel wat schrijvers. Het telefoontje uit Zweden verraste Gurnah volkomen. Eerst dacht hij dat het om een grap ging. Na een paar interviews verschanste hij zich op Barbados, waar de familie van zijn vrouw woont.
In het juryverslag stond dat u de Nobelprijs voor
Literatuur kreeg voor de manier waarop u het lot verbeeldt van ‘de vluchteling in de kloof tussen culturen en continenten’. Is dat een goede omschrijving van uw werk?
Abdulrazak Gurnah: Dat is een bepaalde visie op mijn werk. Ik zou mijn romans anders omschrijven, maar ik zal de Academie niet tegenspreken.
De jury benadrukte opvallend het woord ‘vluchteling’. Ze had ook kunnen zeggen dat u de prijs kreeg voor de manier waarop u het gevoel van ontworteling weet te beschrijven.
Gurnhah: ‘Vluchteling’ is een complex begrip. De jonge mannen – het zijn bijna allemaal mannen – die van Afrika naar Europa willen komen, zijn geen vluchtelingen in de klassieke zin van het woord. Ze riskeren hun leven op de route door Afrika en steken de Middellandse Zee over, maar de meesten van hen zijn niet op de vlucht voor oorlog of politieke vervolging. Ze ontvluchten wat ik economische onderdrukking zou noemen. Misschien moet men de betekenis van het woord ‘vluchteling’ verbreden, zodat het aangepast is aan die nieuwe realiteit.
U hebt zelf Afrika als jonge man verlaten.
Gurnah: Toen ik eind jaren zestig Zanzibar verliet om naar Engeland te gaan, zou ik mezelf niet als vluchteling hebben omschreven.
Waarom wilde u weg?
Gurnah: Er vond in 1964 een revolutie plaats in Zanzibar, waarna chaos uitbrak.
Waar bent u opgegroeid?
Gurnah: Mijn ouders woonden in Malindi aan de westkust van Zanzibar. Vanaf de bovenste verdieping van ons huis kon je de zee en de haven zien liggen, je zag de schepen binnenkomen en vertrekken. Ik heb een gelukkige jeugd gehad, we hadden het goed.
Waar ging u naar school? Zanzibar behoorde in die tijd tot het Britse Rijk.
Gurnah: Ik ging naar een doodgewone school. Daar waren geen Engelsen, niet onder de leerlingen, en ook niet onder de leraren.
Wanneer hebt u Engels geleerd?
Gurnah: Op de lagere school kregen we les in het Swahili. Ik heb pas Engels geleerd toen ik naar de middelbare school ging. Zanzibar had toen niet veel middelbare scholen, het onderwijssysteem had weinig financiële middelen. De strijd om op zo’n school te komen was dus groot. Op de middelbare school hadden we ineens alleen Europese leraren en werd er in het Engels lesgegeven. Dus moest ik heel snel de taal leren.
U was een tiener toen de revolutie Zanzibar op stelten zette.
Gurnah: Ik was 13 jaar oud toen de onlusten begonnen. Het zijn de zwaarste jaren die Zanzibar heeft gekend, met veel staatsgeweld en massale verdrijving van mensen. Het was een strijd om de macht die plaatsvond in de schaduw van de Koude Oorlog. Veel regeringsadviseurs kwamen uit Oost-Europa, sommige ook uit China. De veiligheidsexperts kwamen uit de DDR. Je kunt je voorstellen wat dat betekende.
Uw familie is van Arabische afkomst. Liep ze daardoor gevaar?
Gurnah: Een oom die politieagent was, moest voor een paar jaar naar de gevangenis. Mijn ouders bleven ongedeerd, maar er werden leraren vermoord, en sommige medescholieren hebben die periode niet overleefd. Er zijn toen duizenden doden gevallen.
U trok eind jaren zestig naar Engeland.
Gurnah: Ja, in 1967. Ik was negentien en wilde weg. Ik kende Engeland alleen uit de boeken, uit wat ik op school had geleerd. Dat kwam in niets overeen met de complexe werkelijkheid van het land waar ik terechtkwam. Bijvoorbeeld met de vijandigheid waarmee ik werd ontvangen. Ik werd er dagelijks mee geconfronteerd dat ik niet ‘een van hen was’. Ik besefte al heel snel wat ik thuis had achtergelaten.
Bent u daarom schrijver geworden?
Gurnah: Het was geen bewuste keuze. Ik schreef in het begin ook alleen voor mezelf, eerder stiekem. Maar het werd steeds belangrijker, en op een gegeven moment vroeg ik me af: hoe kan ik mijn gedachten ordenen? De aantekeningen die ik verzameld heb? Schrijven werd stilaan een ambacht, een kunst.
Bent u meteen in het Engels gaan schrijven?
Gurnah: Ik was op school al goed in Engels. En ik heb altijd graag geschreven. Ik was altijd heel blij als we in de klas een opstel moesten schrijven. Lezen en schrijven hebben voor mij altijd bij elkaar gehoord. In Zanzibar waren er niet veel Engelse boeken te vinden, dus las ik alles wat ik te pakken kreeg, van James Bond-romans tot Tolstoj. In Engeland kon ik ineens alles lezen wat ik wilde.
Ze zeggen dat je pas echt in een land bent aangekomen als je droomt in de nieuwe taal.
Gurnah: Ik denk niet dat ik droom in een bepaalde taal. Nee, ik ben in het Engels gaan schrijven omdat ik Engelse boeken las – en schrijven betekende voor mij ook in gesprek gaan met de boeken die iets voor me betekenden.
Maar uw schrijverschap is begonnen met een gevoel van verlies.
Gurnah: In zekere zin wel. Het is een van de pregnantste ervaringen van onze tijd om je vaderland te moeten verlaten. Je moet je leven opnieuw opbouwen. Daaruit ontstaan grote vragen: Wat herinner je je? Hoe herinner je je dat?
U gebruikt veel talen in uw boeken. U schrijft in het Engels, maar er komt ook Arabisch, Swahili en Duits in voor.
Gurnah: Dat heeft te maken met de wereld waaruit ik voortkom: de wereld van de Indische Oceaan. Die heeft zijn eigen kosmopolitisme. De mensen zijn daar altijd blijven komen en gaan om goederen, verhalen en recepten uit te wisselen. Er is een sterke band tussen de landen aan de Afrikaanse oostkust, het zuiden van de Arabische wereld en India, helemaal tot in China. Voor de Europese koloniale machten daar aanwezig waren, voeren Chinese vloten al over de Indische Oceaan. Je kunt in Kenia op het strand nog altijd scherven vinden van Chinees aardewerk. Ik ben opgegroeid in een stad waar veel verschillende talen werden gesproken. Swahili hoor je overal, tot in Oman toe. Om die transculturele processen te beschrijven, hebben historici de term ‘entangled history’ ontwikkeld, verstrengelde geschiedenis. In plaats van de verschillen tussen culturen te benadrukken, benadrukken ze de verstrengeling.
In Zanzibar waren er niet veel Engelse boeken te vinden, dus las ik alles wat ik te pakken kreeg, van James Bond-romans tot Tolstoj.
Is dat hoe u te werk gaat? Door culturen met elkaar te vervlechten?
Gurnah: Ja. Verhalen staan nooit op zichzelf. Neem Tanzania, een land met een Duits koloniaal verleden. Je ziet daar nog steeds de overblijfselen van in de steden, of in de villa’s waar de Duitsers hebben gewoond. Maar behalve de gebouwen zijn het vooral de verhalen over de Duitsers die zijn overgebleven. Als kind heb ik verhalen gehoord van oude mensen die de Duitse periode nog hadden meegemaakt. Mijn grootvader moest tijdens de Eerste Wereldoorlog dienen in de zogenaamde Schutztruppe, het koloniale leger. Ik probeer die verhalen aan de vergetelheid te onttrekken, te vertellen hoe het kolonialisme de wereld heeft veranderd en ook nu nog zijn stempel drukt op mensen, en hoe ze daarmee omgaan.
Geldt dat ook voor u?
Gurnah: Mijn roman Paradise eindigt met een Duitse koloniale officier die naar de stad komt met een groep askaris, mensen die in het koloniale leger moesten dienen. Ze rekruteren jonge mannen voor de Schutztruppe. Eigenlijk was dat bedoeld als openingsscène van het boek. Maar ik raakte nooit verder. Tot ik besefte dat ik met die scène wilde achterhalen hoe het zover was kunnen komen. Terwijl Afterlives, mijn nieuwste roman, gaat over wat er daarna gebeurde. Hoe die mannen naar een oorlog trokken die niet hun oorlog was.
Er is tegenwoordig veel belangstelling voor het koloniale verleden. Hoe gaat Duitsland om met zijn Afrikaanse periode?
Gurnah: Ik heb niet de indruk dat de koloniale geschiedenis voor de Duitsers echt problematisch is. De onvoorstelbare misdaden die ze in de Tweede Wereldoorlog hebben begaan, drukken veel zwaarder op de herinnering. Het gaat niet alleen om de gevolgen van die misdaden: vele miljoenen ontwortelde mensen die hun leven in de samenleving weer moesten oppakken, de splitsing van Duitsland… Dat is geen excuus voor het vergeten van de koloniale geschiedenis, maar het verklaart wel waarom daar in Duitsland veel minder aandacht voor is. Als daar nu verandering in komt, juich ik dat ten zeerste toe. Maar er is altijd weerstand wanneer donkere hoofdstukken uit de geschiedenis aan het licht komen. Hetzelfde debat wordt in Groot-Brittannië gevoerd, alleen is het daar al veel langer aan de gang. In Duitsland is het misschien makkelijker om erover te praten omdat er niemand meer leeft die verantwoordelijkheid draagt voor de koloniale wandaden.
Je vaderland moeten verlaten is een pregnante ervaring. Daaruit ontstaan grote vragen: wat herinner je je, hoe herinner je je dat?
Wilt u met uw boeken een bijdrage leveren aan dat debat?
Gurnah: Literatuur kan zeker een boodschap uitdragen. Een boek kan mensen tot nieuwe inzichten brengen. Niet iedereen leest graag historische boeken over koloniale geschiedenis. Mensen grijpen sneller naar een roman. Literatuur kan een brug slaan tussen het academische discours en de publieke perceptie van een onderwerp.
Het debat over het koloniale erfgoed wordt bij momenten heftig gevoerd, standbeelden worden omvergeworpen.
Gurnah: Het debat is belangrijk. En het woedt niet alleen in Groot-Brittannië of Zuid-Afrika, maar zelfs op de Caraïben, waar ik momenteel verblijf. In Bridgetown heeft meer dan 200 jaar een standbeeld gestaan van de Britse admiraal Nelson. Onlangs werd het neergehaald. Barbados is al een halve eeuw onafhankelijk, maar het standbeeld stond er nog steeds. Het is belangrijk dat er iets tegenover de heldenverhalen van het imperialisme wordt geplaatst.
Dat probeert u met uw boeken?
Gurnha: Absoluut.
Sommige critici zien in uw roman Paradise motieven uit Joseph Conrads Heart of Darkness.
Gurnah: Heart of Darkness is een verhaal over Europees kolonialisme. Conrad laat zijn verteller een reis ondernemen die hem steeds dieper in het Afrikaanse continent brengt, en hoe verder hij komt, hoe wilder en barbaarser het wordt. De reis van de verteller is ook een reis door de tijd. Conrad brengt ons terug naar een vroegere fase van de menselijke ontwikkeling. Dat is het beeld dat veel Europeanen van Afrika en de Afrikanen hadden. Toch kan Conrads boek ook anders gelezen worden, als een kritiek op het kolonialisme. Maar ik had met Paradise een ander verhaal in gedachten.
Ook de reis die uw hoofdpersoon onderneemt gaat landinwaarts, de wereld waar hij doorheen trekt, is vrij gewelddadig.
Gurnha: Er was wel geweld, maar er was ook nog veel meer. Mensen reisden, dreven handel, spraken met elkaar, trouwden. Het hart van de duisternis is daarentegen een plaats van waaruit geen terugkeer mogelijk is. Je betaalt met je leven of je geestelijke gezondheid als je daarheen reist. Maar op school had ik een vriend die afkomstig was uit wat Conrad beschouwde als het ‘hart der duisternis’. Waarom zijn ouders hem naar Zanzibar hadden gestuurd, daarover wilde ik schrijven. Vanuit een ander perspectief, en ook over de reden waarom de Europeanen, althans een hele periode lang, zo veel succes en zo weinig tegenstand kenden in Afrika.
U hebt een deel van uw leven in Afrika doorgebracht, een ander deel in Europa. Beweegt u zich tussen twee culturen?
Gurnah: Nee. Ik heb het gevoel dat beide culturen een deel van mij zijn. Ik ben thuis in Engeland én in Zanzibar. Er is geen conflict tussen die twee gevoelens.
Abdulrazak Gurnah
? 20 december 1948 geboren in Zanzibar, Tanzania
? 1967 vlucht voor de staatsterreur tegen burgers van Arabische afkomst
? Promoveert aan de universiteit van Kent, wordt in 1982 hoogleraar Engelse en postkoloniale literatuur
? 1994 literaire doorbraak met Paradise
? 2017 emeritaat
? 2021 Nobelprijs voor Literatuur
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier