Nigeriaanse oud-diplomaat: ‘Afrika verandert in een continent van winkelcentra’
Het gros van de Afrikanen blijkt niet of nauwelijks te hebben geprofiteerd van bijna twee decennia economische groei. De Nigeriaanse oud-diplomaat Kingsley Moghalu weet hoe dat komt: ‘De westerse hulp is een obstakel op de weg naar ontwikkeling.’
Africa is booming klonk het in de jaren nul van deze eeuw. Toonaangevende media publiceerden ronkende verhalen over de stijgende welvaart en de groeiende middenklasse op het continent. De Nigeriaan Kingsley Moghalu, oud-topdiplomaat bij de Verenigde Naties, waarschuwde in zijn boek Emerging Africa (2014) evenwel voor euforie. Hij benadrukte dat groei daarom nog geen door de industrie aangedreven economische omschakeling inhoudt. Het continent moest meer producten gaan maken, niet louter consumeren: alleen dan zou het zich volgens Moghalu ontwikkelen.
Handel betekent nu vaak dat Afrika ruwe grondstoffen verkoopt en afgewerkte producten aankoopt. Op die manier ontwikkelt Afrika zich niet.
Vijf jaar later lijkt hij het gelijk stevig aan zijn kant te hebben. Na een scherpe daling van grondstoffenprijzen is het optimisme in veel landen getemperd. Het gros van de Afrikanen blijkt niet of nauwelijks te hebben geprofiteerd van bijna twee decennia groei. Niet voor niets is het nog steeds de droom van veel jongeren om het continent te ontvluchten, naar Europa, Noord-Amerika of Dubai.
Afrikaanse landen moeten meer werk maken van een eigen toekomstvisie, stelt Moghalu. En de ontwikkelingshulp moet zo snel mogelijk worden afgeschaft. De politiek econoom was dermate ontgoocheld in de machthebbers van zijn land dat hij besloot zich kandidaat te stellen voor de presidentsverkiezingen van februari 2019. Dat bleek een lastige missie, zonder geoliede campagnemachine achter zich. In een veld met 72 kandidaten kreeg hij minder dan 0,1 procent van de stemmen, terwijl zittend president Muhammadu Buhari met een absolute meerderheid werd herkozen.
Die uitslag moet u somber stemmen.
Kingsley Moghalu: Ik geef het niet op. Mijn hoop is gevestigd op de jongeren, zij zullen dit land moeten veranderen.
Een van de oorzaken van de armoede in Afrika is volgens u ontwikkelingshulp: hulp en ontwikkeling zijn met elkaar in tegenspraak.
Moghalu: Het is een verkeerde aanname dat Afrika enorme bedragen aan hulp nodig heeft om zich te ontwikkelen. Ontwikkeling komt per definitie van binnenuit, uit de samenleving. Daarom heeft hulp van buitenaf in vijftig, zestig jaar nooit tot de gehoopte resultaten geleid en telt het continent nog steeds zo veel arme landen. Rijke landen danken hun succes aan hun grote ambities en aan een strategie om die te realiseren. Veel Afrikaanse landen hebben zulke ambitie nooit gehad.
En dan heb je nog de hulpindustrie: hulp aan arme landen is in de westerse wereld een bedrijfstak waarin miljarden omgaan. Hulp moet verkocht worden als een goed idee, anders verliest de industrie haar bestaansrecht. Helaas beseffen veel Afrikaanse regeringen dat niet.
Heeft de hulpindustrie belang bij de onderontwikkeling van Afrika?
Moghalu: Ik beweer niet dat er een groot complot is om Afrika arm te houden, zoals je weleens hoort. Maar hulp vormt wel een obstakel op de weg naar ontwikkeling. Ik ken geen enkel land dat zich heeft opgewerkt dankzij ontwikkelingshulp.
De presidenten van Rwanda en Ghana hebben ook verklaard zo snel mogelijk af te willen van hulp. Toch behoort Rwanda nog steeds tot de meest hulpafhankelijke landen ter wereld, en ook Ghana blijft een donor darling.
Moghalu: Dat is waar, maar ze gaan wel in de juiste richting. De verklaring en de wil daartoe zijn goede eerste stappen. Rome is ook niet in één dag gebouwd.
Wat vindt u van de nieuwe trend ‘ trade not aid’, waarbij steun aan bedrijven de voorkeur krijgt boven klassieke hulp?
Moghalu: Het is een stap voorwaarts, maar handel betekent vaak dat Afrika ruwe grondstoffen verkoopt en afgewerkte producten aankoopt. Op die manier ontwikkelt Afrika zich niet. Veel Afrikaanse landen kenden de afgelopen twee decennia uitstekende groeicijfers, wat betekent dat er meer goederen en diensten zijn verkocht. Er ontstond een euforie van Africa rising. Ik heb Emerging Africa geschreven om dat beeld te corrigeren. Ontwikkeling gaat over de levenskwaliteit: goede watervoorziening, gezondheidszorg, lage zuigelingensterfte, dat soort zaken. En over de structurele economische transformatie: de opkomst van de industrie, die meer mensen werk verschaft en leidt tot inclusieve groei, waar dus een grote groep mensen mee van profiteert . Handel is geen tovermiddel.
Waarom heeft Oost-Azië zich de afgelopen decennia wel succesvol ontwikkeld en Afrika niet?
Moghalu: Omdat ze daar leiders hebben die veel investeren in onderwijs en zich toeleggen op ontwikkeling. Ze hebben de route zorgvuldig uitgestippeld: landhervormingen, productievere landbouw, lichte industrie, zware industrie, moderne technologie. En gaandeweg hebben ze hun economieën geopend. Ze maakten ook veelvuldig gebruik van subsidies, maar let wel: ze subsidieerden de productie, niet de consumptie. In Nigeria subsidiëren we consumptie (zo trok de regering vorig jaar 1,6 miljard euro uit om een benzineprijs van 35 cent per liter te garanderen, nvdr). De Aziatische landen werden concurrentieel en vormen nu een essentiële schakel in de wereldwijde productieketen, omdat ze hun vaardigheden en technische capaciteiten hebben ontwikkeld.
De omvang van buitenlandse privé-investeringen in Afrika neemt toe. In de praktijk blijkt dat vaak slechts een klein deel van zo’n investering in de lokale economie terechtkomt.
Moghalu: Dat is een belangrijk punt. Over buitenlandse investeringen bestaan veel misvattingen. Ze kúnnen bijdragen aan de ontwikkeling, maar alleen in bepaalde omstandigheden – die er in Afrika vaak niet zijn. Er moet sprake zijn van inclusieve economische groei, investeringen in onderwijs en technische kennis.
In Afrika zijn veel investeringen gericht op de verkoop van consumptiegoederen. We veranderen in een continent van winkelcentra met airconditioning. Dat heeft tot euforie geleid. Kijk eens hoe modern we zijn geworden! Maar de fundamentele structuur blijft onveranderd. Het continent consumeert de producten van de mondialisering zonder ze te produceren. Dát is het probleem. Hier in Nigeria ontbreekt het bijvoorbeeld aan de knowhow om een assemblagefabriek van Boeing neer te zetten. Op een enkele uitzondering na – Rwanda en Ethiopië – is het continent niet in staat zelf te profiteren van investeringen.
Wat doen die beide landen wel goed?
Moghalu: Het zijn de beste voorbeelden van Afrikaanse landen die wel een ruimere visie hebben. Ethiopië heeft als voordeel dat het tot de grote beschavingen uit de geschiedenis hoort, daarvan is het zich zeer bewust. De missie is helder: eerherstel van Ethiopië in de wereldgeschiedenis. Het land heeft al de nodige stappen gezet, zoals de vorming van een capabele technocratische staat. Ethiopië heeft een speciale universiteit om ambtenaren op te leiden, naar Frans en Zuid-Koreaans voorbeeld. De staat blijft een belangrijke rol spelen, wat gezien de recente, socialistische geschiedenis niet verrassend is.
Rwanda heeft een economie met de privésector als motor. De regering creëert de juiste omstandigheden voor het bedrijfsleven, maar speelt zelf geen hoofdrol in de economie (de partij van president Paul Kagame beheert evenwel een conglomeraat met aanzienlijke zakelijke belangen in een veelheid aan sectoren, nvdr). Dat is een verschil met Ethiopië, maar het belangrijkste is dat de leiders van beide landen, Paul Kagame en Abiy Ahmed, die onlangs de Nobelprijs voor de Vrede won, een duidelijke visie voor hun land hebben en dat ze hun plan gedisciplineerd uitvoeren. In veel andere Afrikaanse landen zie je wel goede bedoelingen, maar ontbreekt het aan discipline en planning.
In uw boek wijst u op het belang van sterke instellingen en sterk leiderschap. Heeft Afrika autoritaire leiders nodig?
Moghalu: Ik geloof niet in autoritarisme, laat ik daarover duidelijk zijn.
Kagame voert een autoritair bewind.
Moghalu: Dat vind ik een van zijn zwakheden.
In sommige gevallen is een hardere hand van de staat nodig om op het pad naar ontwikkeling te blijven.
Maar zou hij zijn strategie kunnen uitvoeren zonder autoritair regime?
Moghalu: Misschien. De situatie in Rwanda is lastig, gezien de unieke geschiedenis (Moghalu doelt op de genocide in 1994, waarbij naar schatting 800.000 slachtoffers vielen, merendeels Tutsi’s vermoord door Hutu’s, nvdr). De regering wil niet dat etnische spanningen het land van de weg naar ontwikkeling afbrengen. Een open samenleving brengt risico’s met zich mee.
Etnisch bewustzijn is een groot probleem in veel Afrikaanse landen – ook in Ethiopië – en daarom pleit ik voor het gebruik van propaganda om dat de kop in te drukken. In sommige gevallen is een hardere hand van de staat nodig om op het pad naar ontwikkeling te blijven. Positieve propaganda is daarbij noodzakelijk. Het probleem is dat sommige Afrikaanse landen propaganda gebruiken om hun eigen falen te verhullen, zoals hier in Nigeria.
U bent ook zeer kritisch over de structurele aanpassingsprogramma’s (SAP), de leningen van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in de jaren tachtig en negentig aan failliete Afrikaanse landen, die in ruil daarvoor hun economie dienden te liberaliseren.
Moghalu: De programma’s waren op zich niet verkeerd, de timing wel. Je moet landen adequaat voorbereiden op een liberalisering en dat is niet gebeurd. Afrika was totaal niet concurrentieel op de wereldmarkt. Dat hebben het IMF en de Wereldbank ook zelf ingezien. Hun beleid heeft veel vooruitgang tenietgedaan.
Kolonialisme, ontwikkelingshulp, opgedrongen liberalisering, hebzuchtige multinationals: een constante is dat Afrika nooit lijkt te beslissen over zijn eigen lotsbestemming.
Moghalu: Precies. En daarom hebben we leiders met visie nodig die zich toeleggen op ontwikkeling, net als in Azië. Als je die focus niet hebt en het je vooral te doen is om macht, leidt dat niet tot ontwikkeling.
Vergeef me de generalisering, maar in veel Afrikaanse samenlevingen lijken discipline en organisatie een zwakte. Hoe ziet u dat?
Moghalu: Ik denk dat het iets is wat Afrikanen opnieuw moeten aanleren. Eeuwen van trans-Atlantische slavernij, gevolgd door kolonialisme, hebben een diepe invloed gehad op de Afrikaanse psyche. Het heeft ertoe geleid dat veel Afrikanen zich inferieur zijn gaan beschouwen ten opzichte van andere rassen. Als je kijkt naar de wonderen van het oude Egypte onder zwarte farao’s of naar de succesvolle prekoloniale Afrikaanse rijken, dan zie je dat er geen aangeboren zwart organisatiegebrek is. Afrikaanse landen moeten dit probleem extra aandacht geven. Het gaat om een verandering van onze mentale houding: je bent zoals je denkt.
Dat sluit aan bij een pan-Afrikaanse beweging, vooral gedragen door schrijvers en denkers, die strijdt voor de dekolonisatie van de geest. Hoe kunnen zij een breder Afrikaans publiek bereiken?
Moghalu: Het bereik is inderdaad een probleem. Dat is een van de redenen dat ik me kandidaat had gesteld voor het presidentschap. Ik kan Emerging Africa schrijven, maar dat leest alleen de elite. Met politieke macht kun je ervoor zorgen dat je visie tot de hele samenleving doordringt.
Volgend jaar is er in Bordeaux opnieuw een Françafrique-top, met alle staatshoofden van voormalige Franse kolonies. Moeten Afrikaanse leiders daar nog wel aan meewerken? Zou Nigeria met zijn 200 miljoen inwoners niet beter alle EU-leiders in Lagos uitnodigen voor een topontmoeting?
Moghalu: Helemaal mee eens. Het gaat opnieuw om een gebrek aan visie en ambitie. Afrikaanse leiders moeten weigeren nog langer met z’n allen naar een internationale hoofdstad af te reizen. Laat ze maar naar ons komen. We hebben genoeg te bieden.
Kingsley Moghalu p>
– 1963: geboren in Lagos p>
– 1992: master internationale politieke economie Tufts University (VS) p>
– 1992-2008: diplomaat Verenigde Naties p>
– 2005: gepromoveerd aan London School of Economics (internationale betrekkingen) p>
– 2009-2014: vicegouverneur Centrale Bank Nigeria p>
– 2014: publiceert Emerging Africa p>
– 2019: was kandidaat bij de presidentsverkiezingen in februari p>
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier