Nieuwe wedloop om Afrika: ‘We zullen ons niet nóg eens laten kaalplukken’
China, Rusland en Europa strijden volop om invloed in Afrika. Maar ons koloniale verleden en de Europese complexiteit maken de zaak er niet gemakkelijker op. Knack ging poolshoogte nemen in Ethiopië.
‘Wat een gebouw!’ Tijdens haar bezoek deze maand aan de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba, ruim 5000 kilometer van Brussel, toont minister van Ontwikkelingssamenwerking Caroline Gennez (Vooruit) zich enthousiast. Sinds enkele maanden heeft het Afrikaanse Centrum voor Ziektebestrijding en Preventie een hypermodern hoofdkwartier in Addis Abeba, en dat is de minister niet ontgaan. Heel even lijkt Gennez te vergeten dat China de kantoren heeft gebouwd en de werking van het Centrum financiert om zich in Afrika te manifesteren. Er valt nochtans niet aan te ontsnappen: de naam van het bedrijf Jianlang in Chinese karakters op de toegangsdeuren, naast het hoofdgebouw een nieuw Chinees laboratorium, en enkele meters vanwaar minister Gennez staat: een grote foto van de Chinese minister van Buitenlandse Zaken die het gebouw plechtig opent.
Het Afrikaanse Centrum voor Ziektebestrijding en Preventie is een agentschap van de Afrikaanse Unie. Die Unie is een verbond van 55 Afrikaanse landen dat zijn hoofdkwartier in Addis Abeba heeft – niet toevallig, de Ethiopische hoofdstad staat bekend als ‘de poort naar Afrika’. En dat heeft China goed begrepen, want ook het 200 meter hoge gebouw van de Afrikaanse Unie is volledig van Chinese makelij. China, nochtans geen lid van de Afrikaanse Unie, kan zich in en rondom het gebouw veel permitteren: voorbij de hoofdingang ligt een Chinees paviljoen, de veiligheidscamera’s zijn van Chinese makelij en aan Chinese wooncontainers hangen roodgele lampionnen. ‘Het zit hier vol met afluisterapparatuur’, zegt iemand uit de veiligheidssector aan Knack.
‘De stad die China heeft gebouwd’, zo noemde de Amerikaanse nieuwszender CNN Addis Abeba al in 2018. Ethiopiërs vinden dat doorgaans best. ‘In tegenstelling tot Europa kwam China hier niet met een democratische boodschap, maar wel met infrastructuurwerken die onze bevolkingsexplosie in goede banen moesten leiden’, vertelt Paul-Handy Simon, regionaal directeur van het Instituut voor Veiligheidsstudies (ISS), dat voornamelijk door Europese lidstaten wordt gefinancierd. Het adres van zijn denktank: de China-Ethopiëstraat. Zulke straten hebben vaak slechts een dun laagje asfalt en er rijden nauwelijks trams op de gloednieuwe Chinese sporen. Maar toch zijn ze in Ethiopië erkentelijk voor de inspanningen van Peking. De andere kant van de medaille is dat het land ondertussen een torenhoge staatsschuld bij China heeft.
Europa buiten?
Voor Europa leeft er in de Hoorn van Afrika wat minder sympathie, ook al is de Unie met voorsprong de grootste sponsor van de werkingsbudgetten van de Afrikaanse Unie. Die onvrede komt niet zomaar uit de lucht gevallen. In december 2019 ging de allereerste dienstreis van Commissievoorzitter Ursula von der Leyen naar de Afrikaanse Unie in Addis Abeba. De boodschap was duidelijk: Afrika is een topprioriteit. ‘We zijn hier niet om onze wil op te dringen. We willen een partnerschap van gelijken’, zei Von der Leyen. Enkele maanden later bleek dat maar een praatje. Want hoewel Brussel tijdens coronapandemie meer dan een miljard in Afrikaanse vaccinproductie pompte, weigerde Europa om de patenten vrij te geven. Daardoor kregen Afrikaanse landen niet de kans om vaccins op eigen bodem te produceren en bleven ze afhankelijk van donaties. ‘Vaccinapartheid’, zo klonk het.
‘Europa onderschat hoe hard het covidtrauma het antiwesterse sentiment hier heeft versterkt’, aldus Handy. Ook in Ethiopië had dat repercussies: toen het land in 2021 opnieuw door een burgeroorlog werd verscheurd, ontstonden er grootschalige protesten tegen wat de demonstranten ‘westerse propaganda en neokoloniale invloed’ noemden. No More Foreign Influence, was de slogan van de demonstranten die met foto’s van de Russische president Vladimir Poetin en zijn Chinese collega Xi Jinping zwaaiden – op veel Ethiopische taxi’s plakken vandaag nog altijd stickers met de hashtag No More.
Tijdens die protesten leek het haast of Afrika nóg een epidemie doormaakte: een van staatsgrepen. In vrijwel heel de Sahelregio werden prowesterse regimes vervangen door het leger, soms met steun van Russische milities. Vorig jaar kon België zijn gloednieuwe Belgische Sahelstrategie meteen in de vuilbak werpen na de coup in Niger, het eerste land waarmee we – opnieuw – een ‘partnerschap als gelijken’ wilden uitbouwen. In zowel Mali als Burkina Faso mocht Frankrijk opkrassen. Hetzelfde gebeurde met de Europese stabilisatiemissies in de Sahel, die bedoeld waren om al ver voor de Europese buitengrenzen aan migratiebeheer te doen. Europa besloot toen maar om een nieuwe missie rond de Golf van Guinéé te starten – daar worden we – voorlopig? – nog niet buiten gekeken. De antiwesterse onlusten zijn trouwens niet voorbij: midden februari braken er in de Democratische Republiek Congo rellen uit, waarbij demonstranten Belgische vlaggen in brand staken.
In zijn boek Afrika is geen land stelt de Nigeriaanse schrijver Dipo Faloyin trouwens de eenzijdige blik van het Westen aan de kaak. Afrika is verscheiden en kansrijk, geen eenheidsworst van armoede en safari, luidt het. Desalniettemin organiseren de Afrikaanse landen zich steeds beter als een politiek en economisch blok: in 2018 ontstond de Afrikaanse vrijhandelszone, begin september werd de Afrikaanse Unie permanent lid van de G20 – voor hun samenwerking halen Afrikaanse landen de mosterd wél bij de Europese Unie.
Europa onderschat hoe hard covid het antiwesterse sentiment hier heeft versterkt.
Paul-Simon Handy, Instituut voor veiligheidsstudies
China counteren
Tegen die aartsmoeilijke achtergrond tracht de Europese Unie zich op een nieuwe manier in Afrika te presenteren. Sinds december 2021 bundelen de Europese lidstaten, instellingen en overheidsbanken hun krachten onder de noemer Team Europe. Naar de buitenwereld toe moet dat een eendrachtiger beeld van de Unie scheppen, en verhinderen dat de lidstaten en het Europese niveau versnipperd optreden en de schaarse middelen inefficiënt uitgeven. Nu België voorzitter van de Europese lidstaten is, leidde Gennez begin februari de eerste Team-Europe-missie naar de Afrikaanse Unie in Ethiopië. Gennez leek zich bewust van het benepen Europese imago: ‘We hebben Afrika in de steek gelaten en moeten het vertrouwen herstellen.’
Met ongeveer 170 projecten over heel de wereld – van waterzuivering in Sri Lanka tot de aanleg van zonnepanelen in Brazilië – is de Team-Europe-aanpak het verlengstuk van het zogenaamde Global Gateway–programma. Daarmee wil Brussel tegen 2027 voor maar liefst 300 miljard euro aan infrastructuurprojecten over heel de wereld uitbouwen, voornamelijk in Afrika. Op die manier hoopt de Unie daar de invloed van China te counteren, zeker nu de Chinese economie wat slabakt en sommige landen de keerzijde van Pekings aanpak ervaren. Het Global Gateway-programma en de bijbehorende Team Europe-aanpak zijn de geesteskinderen van de Belgische topdiplomaat Koen Doens, chef van de afdeling voor Internationale Partnerschappen in de Europese Commissie die vroeger onder meer bij Open VLD-eurocommissaris Karel De Gucht werkte.
Ondanks de goede bedoelingen is niet iedereen overtuigd van de Global Gateway. De vrijgemaakte middelen komen slechts uit andere Europese geldpotten, zo luidt de kritiek. Maar dat is niet per se een probleem: met 46 procent van de wereldwijde ontwikkelingssteun is Europa al ’s werelds grootste donor. Maar de Global Gateway is zó complex dat hij zelfs insiders doet duizelen. ‘Wij snappen het nauwelijks, dus hoe moeten we het aan onze Afrikaanse partners uitleggen?’ verzucht een Europese diplomaat in Afrika. Dat hoor je wel vaker. ‘Wie de Global Gateway verstaat, die kreeg hem simpelweg fout uitgelegd’, grapt ISS-directeur Handy. Het verschil met China is groot. ‘China doet een aanbod dat je niet kunt weigeren, Europa een dat je niet eens begrijpt’, zeggen Afrikaanse politici.
Tijdens Gennez’ Team Europe-missie kwamen er nog geen nieuwe Europese projecten uit de bus, het was vooral de bedoeling om binnen de Global Gateway ook de nadruk te leggen op sociale aspecten zoals gezondheidszorg. ‘De volgende pandemie is maar een kwestie van tijd. En wat ben je met een nieuw ziekenhuis zonder verplegers of dokters?’ Op dat vlak krijgt Europa niet alleen concurrentie van China, maar ook van Rusland. In het centrum van Addis Abeba staat al jarenlang het enige Russische Rode Kruis Ziekenhuis ter wereld. De witte gebouwen – mét Russische vlag – zijn verouderd en de Russische dokters lijken moe, maar geregeld komen er ouders met hun kroost aan omdat Rusland er gratis gezondheidszorg geeft. Op sociale media laat het Russische ministerie van Buitenlandse Zaken niet na om dat in de verf te zetten – ook tijdens de covidpandemie.
‘Hypocriet’
In Ethiopië staat België vandaag om drie zaken bekend: de ‘Belgiek’, een geweer van FN-Herstal dat rebellen geregeld bij slachtpartijen gebruiken, de samenwerking tussen universiteiten en onze consequente houding over het respect voor de mensenrechten bij de oorlogen in Oekraïne en de Gazastrook. Bij andere Europese landen en politici ligt de perceptie over dat laatste toch een pak anders. Toen Von der Leyen eind oktober het allereerste Global Gateway Forum in Brussel opende, veroordeelde ze tijdens haar toespraak uitdrukkelijk Rusland en Hamas. Maar dat het Israëlische tegenoffensief na de Hamas-terreuraanval van 7 oktober al aan duizenden burgers het leven had gekost, vond de Commissievoorzitter niet het vermelden waard, tot onvrede van heel wat aanwezige Afrikaanse hoogwaardigheidsbekleders.
Von der Leyen had nochtans kunnen weten dat Afrika niet zomaar die Europese positie deelt. In maart 2022, bij de allereerste VN-resolutie die de Russische invasie in Oekraïne veroordeelde, onthield bijna de helft van de Afrikaanse landen zich – acht Afrikaanse landen bleven bij de stemming gemakshalve weg. Sterker nog: in Addis Abeba boden Ethiopische oud-soldaten zich wekenlang aan bij de Russische ambassade om mee te vechten – al was het voor sommigen eerder een poging om Ethiopië uit te raken. De voedsel- en brandstofprijzen namen na de Russische inval ook in Afrika een hoge vlucht, maar de verantwoordelijkheid daarvoor werd bij de economische sancties van het Westen tegen Rusland gelegd. Ook daarover zei Von der Leyen niets in haar Global Gateway-toespraak.
Europa moet zich bewust worden van de dubbele standaard die het soms hanteert, vindt Handy. ‘Europa denkt nogal snel dat het aan de juiste kant van de geschiedenis staat. Maar dat gevoel wordt hier niet noodzakelijk gedeeld.’ Zo ondertekenden Brussel en 48 Afrikaanse landen in november het zogenaamde Samoa-akkoord, dat op aandringen van Brussel maar liefst 118 keer de mensenrechten vermeldt. Maar die bezorgdheid uit Europa volgens Handy alleen maar als het goed uitkomt. ‘Bij de Russische inval in Oekraïne wees Europa terecht op het respect voor territoriale integriteit en mensenrechten – Afrikaanse landen maakten een fout door zich te onthouden. Maar over de Israëlische kolonisatiepolitiek blijft het al jarenlang stil. En bij de nietsontziende bombardementen op de Gazastrook komt Europa nauwelijks verder dan het recht op zelfverdediging. Dat is ronduit ongeloofwaardig.’
Afrika is teleurgesteld in Europa, en voor Ethiopië én Rusland komt dat niet eens zo slecht uit. Ethiopië sloot op nieuwjaarsdag een princiepsakkoord met Somaliland, een Somalische regio met onafhankelijkheidsambities. Tot onvrede van buurland Somalië zou Ethiopië de onafhankelijkheid van Somaliland erkennen. In ruil krijgt het vijftig jaar toegang tot de strategisch gelegen Rode Zee. Bij de Verenigde Naties, de Europese Unie, de Verenigde Staten en China – dat ook goede banden met Somalië onderhoudt – regende het verontwaardigde reacties over het gebrek aan respect voor de territoriale integriteit. Maar in Rusland bleef het muisstil. Hoeft dat te verbazen? Rusland controleert nog geen enkele haven rondom de Rode Zee en de regio wint aan belang, onder meer door de aanvallen van de Houthi-rebellen op westerse schepen.
Eerlijke handel
Rusland is er als de kippen bij telkens als Europa een steek laat vallen. Afgelopen zomer gebeurde dat opnieuw op een top van de BRICS-landen in de Zuid-Afrikaanse stad Johannesburg. ‘De wereldwijde koffiemarkt wordt geschat op ruim 450 miljard dollar. Daarvan nemen de landen die koffiebonen en grondstoffen produceren slechts 25 miljard dollar voor hun rekening. Wat Afrika betreft, verdienen alle Afrikaanse landen samen minder dan 3 miljard dollar aan de verkoop van hun koffiebonen aan het Westen’, aldus de Russische minister van Buitenlandse Zaken Sergei Lavrov. Lavrov had op dat moment een onderhoud met de Oegandese president gehad, en die was naar verluidt boos over de oneerlijke handelsrelaties tussen Afrika en het Westen. De Rus greep het voorbeeld met plezier aan om een antiwesters punt te maken – zo graag zelfs dat hij het later in New York nóg eens vertelde.
Op het moment van Lavrovs toespraak bestond het BRICS-groepje uit vijf lidstaten: Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika. Op nieuwjaarsdag traden ook Egypte, Ethiopië, Iran, Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten toe tot de organisatie die een economisch alternatief voor het Westen wil vormen. Of de samenwerking in die tienkoppige club een vanzelfsprekend succes wordt, moet nog blijken – vrijwel alle leden hebben wel een of ander geschil met elkaar. Bovendien gaat het enkele nieuwkomers, zoals Ethiopië, economisch niet bepaald voor de wind. De BRICS vertegenwoordigt intussen wel meer dan de helft van de wereldbevolking. Voor Handy is dat het zoveelste teken dat Europa in Afrika nog lang niet is uitgespeeld, maar wel in snel tempo invloed verliest.
China doet een aanbod dat we niet kunnen weigeren, Europa een dat we niet begrijpen.
Lavrov raakte met zijn koffieverhaal een gevoelige snaar. Lange tijd keek Europa nauwelijks om naar de manier waarop het met Afrika handel dreef. Het Europese landbouwbeleid leidde tot overproductie waarna de overschotten in Afrika werden gedumpt, handelsakkoorden met Afrika werden voornamelijk op Europese leest geschoeid en de jaarlijkse waarde van de Afrikaanse grondstoffenstroom naar het Westen ligt nog steeds lager dan die van de Westerse ontwikkelingssteun naar Afrika. En dan is er nog de nieuwe Europese koolstoftaks, die bedrijven buiten Europa belast omdat de productie van onder meer staal en beton niet aan de Europese CO2-standaarden voldoet. Volgens de Europese Commissie blijft de impact beperkt, maar The London School of Economics berekende dat de kostprijs voor Afrika tot maar liefst 25 miljard dollar per jaar oploopt. Een poging van enkele Europarlementsleden om die opbrengsten in Afrika te herinvesteren draaide op niets uit.
Green Deal
Nu Europa met zijn Green Deal tegen 2050 klimaatneutraal wil worden, kijkt Brussel opnieuw met nadruk naar wat er in de Afrikaanse bodem zit. Voor die energie-omslag – zonnepanelen, windmolens of batterijen – heeft Europa namelijk grondstoffen nodig die hier amper aanwezig zijn of waarvan de ontginning eerst verschillende rechtszaken moet overleven. Op naar Afrika dan maar. Zo zijn experts van de Haven van Antwerpen al een tijdlang aan de slag in Namibië om de haven van Walvisbaai uit te breiden. Dat moet de 2300 kilometer lange handelscorridor naar de Maputo-haven in Mozambique versterken en de omliggende regio economisch vooruithelpen. Tegelijkertijd moet dat Global Gateway-initiatief ook het transport van waterstof en grondstoffen naar Europa leiden. ‘We zijn partnerschappen gestart met landen die veel grondstoffen hebben, in het voordeel van zowel de Europese Unie als onze partners’, zo staat het op de website van de Europese Commissie.
Maar Handy kent de geschiedenis en en is dus niet alleen hoopvol, maar ook wat achterdochtig: ‘Onze leiders moeten ervoor zorgen dat een veel groter deel van de productie- en waardeketen hier blijft. Vervolgens is het aan de Afrikaanse bevolking om die leiders ter verantwoording te roepen als ze dat geld in eigen zak steken. Als Europa daar werkelijk aan wil meewerken, dan kunnen we zeker en vast zakendoen. Zo niet, dan kiezen we met plezier voor andere partners. Afrika zal zich niet nóg eens laten kaalplukken.’ Gennez ziet dat niet anders. ‘We willen onze hand uitsteken, maar Afrika moet zijn eigen keuzes maken en zelf beslissen met wie het wil samenwerken.’ Ook Gennez stelt voorwaarden voor zo’n samenwerking met Afrika. ‘In een partnerschap met de Europese Unie kan het niet kiezen tussen de fundamentele rechten. Daarover valt voor ons dan weer niet te discussiëren.’
Door de nieuwe wedloop om Afrika kan Europa zich niet alles permitteren. Het contrast met vroeger is groot: in 1950, aan de vooravond van het Europese eenmakingsproces en in volle koloniale periode, schreef Europagrondlegger Robert Schuman dat ‘Europa de verwezenlijking van een van zijn voornaamste taken zal voortzetten: de ontwikkeling van het Afrikaanse continent.’ Vandaag moeten we haast hopen dat Afrika voor Europa kiest.