Nick Mertens
‘Niet de grootte van de campagnemeetings, maar zwevende kiezers bepalen de uitkomst van de verkiezingen’
‘De Amerikaanse geschiedenis biedt ons tal van voorbeelden waarin een massale opkomst bij campagnebijeenkomsten geen garantie was voor verkiezingswinst’, schrijft Nick Mertens naar aanleiding van de recente verkiezingsmeetings die momenteel in de VS gehouden worden.
Recent beweerde Donald Trump ten onrechte dat een foto van een grote menigte bij een campagnebijeenkomst van Kamala Harris in Detroit gemanipuleerd was met kunstmatige intelligentie. Trump is gevoelig voor zulke dingen en het maakt hem chagrijnig dat de campagnebijeenkomsten van Kamala Harris en haar running mate Tim Walz momenteel duizenden enthousiaste supporters trekken. Maar om hem gerust te stellen: size doesn’t always matter.
De opkomst van enthousiaste menigten tijdens zulke rally’s is vaak een hoopgevend teken voor politieke partijen. Het straalt energie en momentum uit, en geeft de indruk dat de kandidaten op koers liggen richting Witte Huis. Maar ondanks de soms indrukwekkende opkomst, schuilt er een gevaar in het overschatten van het belang van deze bijeenkomsten, vooral in de context van de Amerikaanse verkiezingen. Want uiteindelijk zijn het niet de aanwezigen bij deze rally’s die de doorslag zullen geven, maar juist de onbesliste, zwevende kiezers die de uitkomst van de verkiezingen bepalen.
De Amerikaanse geschiedenis biedt ons tal van voorbeelden waarin een massale opkomst bij campagnebijeenkomsten geen garantie was voor verkiezingswinst. Een klassiek voorbeeld is de campagne van Barry Goldwater in 1964. Goldwater, een senator uit Arizona en de Republikeinse kandidaat, wist een fervente aanhang te mobiliseren die bekend stond om hun vurige en actieve betrokkenheid. Zijn bijeenkomsten waren vaak tot de nok toe gevuld met enthousiaste conservatieven die geloofden in zijn harde standpunten. Desondanks leed Goldwater een verpletterende nederlaag tegen de zittende president, Lyndon B. Johnson. Zijn supporters vormden slechts een fractie van het electoraat, en het extreme karakter van zijn campagne vervreemdde de gematigde en onbesliste kiezers, wat uiteindelijk leidde tot een van de grootste nederlagen in de Amerikaanse presidentsverkiezingen.
Dit patroon herhaalde zich een decennium later bij de campagne van George McGovern in 1972. McGovern, de Democratische kandidaat, wist een sterke aanhang te verzamelen onder de progressieve vleugel van zijn partij. Zijn bijeenkomsten waren gevuld met jonge, gepassioneerde activisten die zich verzetten tegen de oorlog in Vietnam en andere progressieve kwesties omarmden. Toch slaagde McGovern er niet in om de bredere Amerikaanse kiezer aan te spreken. Zijn sterke focus op een progressieve agenda en zijn associatie met de anti-oorlogsbeweging wekte wantrouwen bij gematigde en conservatieve kiezers, waardoor hij kansloos verloor van de zittende president Richard Nixon.
Deze historische voorbeelden brengen ons bij een cruciaal punt: het belang van zwevende kiezers. In een gepolariseerd politiek landschap zoals de Verenigde Staten, waar veel staten consistent Republikeins of Democratisch stemmen, wordt de uitkomst van presidentsverkiezingen veelal bepaald door een relatief kleine groep onbesliste kiezers in enkele swingstaten.
Zwevende kiezers zijn doorgaans minder geneigd om campagnebijeenkomsten bij te wonen. Ze zijn vaak minder ideologisch gedreven en meer gericht op praktische overwegingen zoals de economie, gezondheidszorg, en nationale veiligheid. Voor deze groep kan de aantrekkingskracht van een kandidaat meer afhangen van hun standpunten over specifieke kwesties en hun vermogen om als een gematigd en capabel leider over te komen, dan van het enthousiasme dat ze op rally’s kunnen genereren.
In tijden van economische onzekerheid, bijvoorbeeld, zullen zwevende kiezers eerder kiezen voor de kandidaat die zij het meest geschikt achten om de economie te stabiliseren, ongeacht hun politieke ‘kleur’. Een voorbeeld hiervan zijn de verkiezingen van 1992, toen de zittende president George H.W. Bush werd geconfronteerd met een economische recessie. Hoewel Bush in 1991 nog een torenhoge populariteit genoot na de succesvolle operatie Desert Storm, zakte zijn steun snel toen de economische situatie verslechterde. Bill Clinton, de Democratische uitdager, richtte zijn campagne op het economische ongenoegen met de slogan ‘It’s the economy, stupid’. Clinton slaagde erin om de ontevredenheid van de zwevende kiezers te kanaliseren en won de verkiezingen door hen over te halen dat hij de beste kans bood op economisch herstel.
De uitdaging voor Harris en Walz ligt dus in het vertalen van het enthousiasme van hun basis naar een groter electoraat. Bill Clinton deed dit in 1992 door posities in te nemen die traditionele partijlijnen overstegen. Ook Obama’s boodschap van hoop en verandering in 2008 wist zowel de Democratische basis als zwevende kiezers aan te spreken.
De sleutel tot succes in de Amerikaanse verkiezingen ligt bij de onbesliste kiezers, die niet in de menigte van een rally te vinden zijn, maar wel in het stemhokje. Harris en Walz doen er dus goed aan om niet alleen hun bestaande aanhang tevreden te stellen, maar ook actief te werken aan het overtuigen van deze cruciale groep kiezers. Alleen dan kunnen ze hopen om in 2024 het Witte Huis te veroveren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier