Arnaud Szmalec

‘Moet de universiteit wel een eigen politieke stem hebben?’

Arnaud Szmalec Professor Cognitieve Psychologie UCL
Wouter Duyck Cognitief psycholoog aan de UGent

‘Universiteiten bij uitstek moeten het vrije denken vertegenwoordigen. Zowel het doceren als het verwerven van fundamentele kennis vereist immers gewetensvrijheid, los van dogma’s en lobby’s’, schrijven professoren cognitieve psychologie Arnaud Szmalec (UCL) en Wouter Duyck (UGent). Zij pleiten voor neutraliteit ter bescherming van de diversiteit.

Momenteel staan Vlaamse universiteiten onder druk om de academische banden met Israël te herzien, of zelfs te doorbreken. Terechte verontwaardiging over verschrikkelijke beelden van geweld creëren bij studenten en medewerkers het gevoel dat men ‘iets’ moet doen. Goeie mensen vinden het verschrikkelijk om lijdzaam toe te zien. De vraag is echter of collectieve statements vanuit instellingen daartoe het beste middel zijn. Universiteiten bij uitstek moeten het vrije denken vertegenwoordigen.

Zowel het doceren als het verwerven van fundamentele kennis vereist immers gewetensvrijheid, los van dogma’s en lobby’s. Poincaré stelt het volgende: “La pensée ne doit jamais se soumettre, ni à un dogme, ni à un parti, ni à une passion, ni à un intérêt, ni à une idée préconçue, ni à quoi que ce soit, si ce n’est aux faits eux-mêmes, parce que, pour elle, se soumettre, ce serait cesser d’être”. Toch wordt er steeds vaker verwacht dat ook de universiteit als instituut zich kritisch opstelt en positioneert in het maatschappelijke debat. Zeker in tijden van ernstige crisis, zoals de oorlog in Gaza, verwacht men van rectoren dat ze de stem van de universiteit laten horen en ja, zelfs partij kiezen. Maar moet de universiteit wel een eigen politieke stem hebben? En waarom is het van het allergrootste belang dat ze aan deze morele druk blijft weerstaan?

Het denken in onze maatschappij diversifieert, omdat ook de culturele, demografische en levensbeschouwelijke diversiteit toeneemt. Ook universiteiten zelf zetten hoog in op deze diversiteit. Individuele studenten en werknemers hopen vervolgens hun persoonlijke overtuigingen vertegenwoordigd te zien in de identiteit van hun instelling. Universiteiten mogen zich hier echter niet toe laten verleiden.

Ten eerste heeft de universiteit als instituut geen stem. Ook ten tijde van de Vietnamoorlog was de civiele onrust en druk op Amerikaanse universiteiten bijzonder groot.  Tot in 1967 een groep van 7 professoren aan de universiteit van Chicago, beter bekend als het Kalven comité, gevraagd werd om zich grondig over de politieke en sociale rol van universiteiten te buigen. In haar rapport kwam het comité tot de conclusie dat de universiteit de thuis en sponsor is van kritische denkers, maar dat zij nooit zelf kan instaan voor dat kritisch denken.

Ten tweede maakt toenemende diversiteit het onmogelijk om alle overtuigingen te vertegenwoordigen, waardoor expliciete stellingname niet een verbindend maar net een polariserend effect heeft. Hoe groter de diversiteit, des te belangrijker de neutraliteit van de instelling die deze diversiteit omarmt.

Ten derde is het de missie van een universiteit om de grootst mogelijke diversiteit aan denken te koesteren, uiteraard binnen de limieten van wettelijke kaders, en van universele principes die door iedereen worden gedragen.

Het conflict in Gaza toont echter dat zelfs dergelijke universele principes zoals de mensenrechten kunnen leiden tot uiteenlopende politieke opvattingen en handelswijzen om ze te realiseren. Om deze diversiteit te laten gedijen, is er een methode, een werkkader nodig. Als de leidende principes die een universiteit volgt om met diversiteit om te gaan onvoldoende duidelijk zijn, dan wordt er in elk maatschappelijk debat stellingname verwacht en wordt de veilige haven voor vrijdenkers op termijn een centrum voor collectief activisme. Neutraliteit als methode beschermt hiertegen.

De universiteit is niet het eerste organisme dat worstelt met de diversiteit aan soms tegenstrijdige overtuigingen. Vandaag vaak politiek, maar vroeger bijna altijd levensbeschouwelijk. Het antwoord van de Franse staat hierop in 1905 was de laïcité, de methode van de neutraliteit van de staat ten aanzien van alle levensbeschouwelijke overtuigingen, zonder onderscheid. Laïcité is een geïnstitutionaliseerde vorm van neutraliteit die door gelijke behandeling van diversiteit, de individuele vrijheid garandeert en zo pluralisme en samenleven binnen een diverse samenleving mogelijk maakt.

Neutraliteit is ook de methode waarmee universiteiten zich kunnen, zelfs moeten verdedigen tegen maatschappelijke beïnvloeding of politieke lobby.

Vaak wordt deze neutraliteit geïnterpreteerd als een teken van lafheid of gebrek aan daadkracht. Maar dat is allerminst zo. De neutraliteit van de universiteit is een methode ter bescherming van de diversiteit die ze huisvest. Uiteraard moet er maatschappelijk engagement uitgaan van de universiteit, maar dat moet gebeuren via het individu, de student, de docent of onderzoeker, nooit via de instelling zelf. Het is niet de universiteit die moet kritisch denken, het zijn haar individuele leden. Durf denken.

De kerntaak van de universiteit is om de wereld te verbeteren via de creatie en verspreiding van (wetenschappelijke) kennis. Ze doet dat via vrij onderzoek, onderwijs en dienstverlening. Institutionele neutraliteit laat de individuen in de instelling toe om precies dit te realiseren.

Natuurlijk zal dit soms schuren. Einsteins inzichten maakten een kernwapen mogelijk. En ook nieuwe domeinen zoals artificiële intelligentie zullen sociale implicaties hebben. Dat is onvermijdelijk en nodig. Elke goede universiteit creëert onrust. Universiteiten leiden studenten net op om hierover kritisch te denken.

Als dat kritisch denken bij sommigen leidt tot het boycotten van Israëlische producten dan is daar niks mis mee. Maar als er druk wordt gezet op het instituut dat het vrije denken belichaamt om een collectief standpunt in te nemen namens die studenten, verdwijnt het denken. En vernietigt de universiteit haar bestaansreden als veilige vrijplaats van de rede. De universiteit biedt een context, nooit een inhoud. Ze is het kader van het schilderij, niet het doek.

Wie vanuit de universiteit vraagt dat de instelling zich zelf positioneert in het politiek en maatschappelijk debat, als megafoon voor het eigen denken, maakt het denken van anderen onmogelijk. En maakt het de universiteit onmogelijk om te blijven fungeren als de motor van kennis, ideëen, diversiteit en maatschappelijke welvaart.

Arnaud Szmalec is professor cognitieve psychologie aan de Université catholique de Louvain.

Wouter Duyck is professor cognitieve psychologie aan de Universiteit Gent.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content