Moet België zijn verontschuldigingen aanbieden voor de kolonisatie van Congo?
Belgische politici die vandaag excuses aan Congo aanbieden voor het koloniale verleden, dat heeft geen zin. En ook Koning Filip moet zich niet verontschuldigen voor de misdaden van zijn verre voorouder Leopold II in diens Kongo-Vrijstaat. Dat betoogt voormalig VRT-journalist Peter Verlinden in zijn nieuwe boek Zwarte Trots, Witte Schaamte – Over Kolonisatie en Racisme. Daarin gaat hij op zoek naar de mogelijke band tussen de Belgische koloniale geschiedenis en het hedendaagse racisme. Een voorpublicatie.
In zijn nieuwe boek Zwarte Trots, Witte Schaamte – Over Kolonisatie en Racisme gaat voormalig VRT-journalist Peter Verlinden op zoek naar de mogelijke band tussen de Belgische koloniale geschiedenis en het hedendaagse racisme. Eén van de heikele punten is de kwestie van de verontschuldigingen voor het koloniale verleden. Een voorpublicatie.
Excuses hebben geen zin
Juridisch gezien lijdt het geen enkele twijfel dat de moorddadige strafexpedities in Kongo-Vrijstaat ook de toen geldende regels overtraden en niet alleen de normen van vandaag. De vervolgingen kort na de feiten zelf, hoe onvolkomen ook en dikwijls gevolgd door bijzonder lichte of zelfs geen straffen, bewijzen dat. Ook het werk van de Onderzoekscommissie in 1904-1905 toont overtuigend aan dat er strafbare feiten gepleegd werden, zonder dat de daders afdoende vervolgd en bestraft werden.
Kan de huidige Belgische staat dan verantwoordelijk gesteld worden voor die feiten en mogen de nakomelingen van de slachtoffers verwachten dat het België van vandaag verontschuldigingen aanbiedt voor wat er gebeurde ten tijde van Kongo-Vrijstaat (1885-1908)? Daarop kan het antwoord heel duidelijk zijn. De Belgische staat had in die periode geen enkele politieke of juridische verantwoordelijkheid voor wat er zich afspeelde in het rijk van koning Leopold II. De vorst was de soeverein over Kongo-Vrijstaat zonder enige controle door de Belgische regering of het parlement, noch de Belgische justitie. Leopold II had toestemming gekregen van het parlement om zichzelf aan het hoofd te stellen van Kongo-Vrijstaat en daar bleef het bij. Zeer expliciet. Op die manier werd een juridisch beschot opgetrokken tussen beide staten.
Uiteraard waren er Belgische medewerkers van de koning actief, Belgische bedrijven ook, zelfs religieuze orden die missionarissen uitstuurden vanuit België. Maar van een Belgische politieke verantwoordelijkheid was geen sprake. De enige band tussen Leopold II en het hedendaagse België loopt via … de koninklijke familie. Als iemand kan overwegen om verontschuldigingen uit te spreken voor feiten tijdens Kongo-Vrijstaat, dan kan dat alleen de huidige vorst zijn, Filip, Koning der Belgen. In dat geval stelt zich de kwestie of een persoon, zelfs een koning, de verantwoordelijkheid kan en moet opnemen voor daden van zijn/haar voorouders. De huidige koning heeft mijns inziens het volste recht om die verantwoordelijkheid af te wijzen, precies zoals van kinderen van een collaborateur ook niet verwacht mag worden dat zij zich zouden verontschuldigen voor de politieke en zelfs strafrechtelijk strafbare handelingen van hun vader of grootvader.
60 jaar na de dekolonisatie van Congo, meer dan twintig jaar na het Mobutu-regime, steunen de Belgische politieke leiders alweer een regime dat door corruptie aan de macht gekomen is.
Daarenboven is het mijn overtuiging dat een dergelijke aanpak zinloos is en meer nieuwe problemen zou creëren dan oplossen. Koninklijke verontschuldigingen voor het gedrag van een vorige koning, zelfs enkele generaties vroeger, zouden onvermijdelijk leiden tot nieuwe vragen om verontschuldigingen over daden van andere koninklijke voorouders. Wat met de keuzes van Leopold III tijdens de Tweede Wereldoorlog? Wat met Boudewijn ten tijde van de Lumumba-crisis?
Verderop zal ik een alternatief voorstellen voor de formule van ‘verontschuldigingen’, maar eerst nog naar de kolonie Belgisch-Kongo (1908-1960). Voor het koloniale regime was de Belgische staat wel politiek verantwoordelijk, dezelfde staat die vandaag nog altijd dit land bestuurt. Er mogen dan wel over die lange periode politieke wissels plaatsgegrepen hebben, de instellingen zijn door alles heen dezelfde gebleven. In die zin blijft de huidige staat politiek verantwoordelijk voor beslissingen in het verleden, precies zoals oude wetten geldig blijven in het heden.
Als we dan de feiten beschouwen waarvoor België zich zou moeten verontschuldigen, dan wordt het weer moeilijker. In tegenstelling tot de periode van Kongo-Vrijstaat gaat het sinds de kolonie Belgisch-Kongo in veel mindere mate om feiten die strafrechtelijk vervolgbaar zijn, zoals het mishandelen van burgers, maar om het systeem zelf van de kolonisatie. In de eerste jaren na de overdracht van Kongo-Vrijstaat aan België waren er wel uitlopers van de gevreesde strafexpedities, maar die werden snel aangepakt en waar nodig bestraft, zij het niet altijd even daadkrachtig en streng als in het moederland België gebeurd zou zijn.
De huidige discussies over de praktijken in het koloniale verleden verwijzen veel meer naar het kolonialisme als systeem: de raciale opdeling van de staat, de feitelijke onderdrukking van de gekoloniseerden, de superieure positie van de kolonisatoren in de kolonie, de ongelijkheid wat verloning en leefomstandigheden betreft en vele andere kenmerken van een fundamenteel racistische staat, gebaseerd op de bezetting van een grondgebied door een vreemde mogendheid. Deze institutionele feiten zijn naar hedendaagse normen onaanvaardbaar geworden, wat niet wil zeggen dat deze normen niet meer overtreden worden. Essentieel in dit geval is dat het kolonialisme als systeem in de eerste helft van de twintigste eeuw niet alleen algemeen aanvaard werd, maar zelfs beschouwd als de ideale bestuursvorm voor wat toen aangezien werd als ‘primitieve staten’. Concreet werd Belgisch-Kongo internationaal geroemd als een voorbeeld voor de wereld. Zo schreef de ‘American Academy of Political and Social Science’ in 1955 nog bijzonder lovend over de economische en sociale evolutie in de kolonie aan de hand van het Tienjarenplan dat toen al enkele jaren in voege was. Op geen enkel moment werd daarbij het politieke systeem in vraag gesteld, zoals trouwens zo goed als nergens in academische publicaties tot halverwege de jaren vijftig.
Er bestaat niet de minste twijfel dat het toenmalige koloniale beleid gevoerd werd conform de destijds geldende politieke, ethische en juridische normen.
Er bestaat dus niet de minste twijfel over dat het toenmalige koloniale beleid gevoerd werd conform de destijds geldende politieke, ethische en juridische normen. Die vaststelling maakt hedendaagse excuses voor dat beleid, in de zin van het erkennen van schuld en dus fouten, wel bijzonder precair. Dat zou betekenen dat de huidige politieke leiders de schuld op zich zouden nemen voor een beleid dat op dat ogenblik als volstrekt legitiem beoordeeld werd en zelfs lovenswaardig. Een dergelijke politiek zou de deur openzetten voor een eindeloze reeks schuldbekentenissen voor groot en klein politiek beleid van vorige regeringen. Het mag duidelijk zijn dat een dergelijke politiek elk staatsbestuur zou ontkrachten en zelfs onmogelijk maken.
Meer dan excuses
Toch is er een alternatief voor de ‘excuses voor de koloniale misdaden’ zoals die vandaag door sommige opiniemakers bepleit worden. Daarvoor is het nodig om af te stappen van een strikt juridische interpretatie. Door ethische en politieke kaders toe te voegen krijgen ‘verontschuldigingen’ een ander karakter.
Niets belet immers dat de politiek verantwoordelijken van vandaag een kritische evaluatie maken van het vroeger gevoerde beleid op een bepaald terrein, in dit geval de internationale politiek en meer specifiek de koloniale politiek. Met de kennis die geleidelijk tot stand gekomen is over de gevolgen van dit beleid voor de betrokken bevolking kan een dergelijke evaluatie uitspraken doen over de normen en waarden die golden ten tijde van dat beleid. Botweg de beslissingsnemers van toen desavoueren zou al te eenvoudig zijn en trouwens geen gevolgen hebben voor het toekomstige beleid. Lessen trekken uit wat nu begrepen wordt als fouten in het verleden kan daarentegen wel zinvol zijn, op voorwaarde dat de historische feiten duidelijk omschreven worden, inclusief de vaststelling dat zij beantwoordden aan de normen die destijds golden. De volgende stap moet dan zijn, in een en dezelfde beweging: wat doen we nu als politiek verantwoordelijken met die evaluatie, met die vastgestelde ‘fouten van het verleden’, voor ons huidige en toekomstige beleid?
Er is maar één manier om op een waardevolle manier om te gaan met de fouten uit het verleden en dat is door ze niet meer te herhalen. Een publieke verklaring over het koloniale verleden kan noodzakelijk alleen gepaard gaan met uitspraken over het heden. Dat maakt het dossier natuurlijk nog delicater. ‘Verontschuldigingen’ of zelfs maar evaluaties – mijn pleidooi – uitspreken over feiten in een (ver) verleden kan de huidige bewindvoerders amper schaden. Zij wentelen de verantwoordelijkheid af op hun voorgangers, een eenvoudige witwasoperatie. Diezelfde verantwoordelijkheid over de huidige relaties met diezelfde landen en bevolkingen daadwerkelijk opnemen, dat vereist veel meer politieke moed. Die moed ontbreekt flagrant.
Het heeft geen enkele zin om een discussie te voeren over het (koloniale) verleden zonder daar de hedendaagse verhoudingen bij te betrekken.
In deze eenentwintigste eeuw, zestig jaar na de dekolonisatie van Congo, meer dan twintig jaar na het Mobutu-regime, steunen de Belgische politieke leiders alweer een regime dat door corruptie aan de macht gekomen is en er niet in slaagt om voor en met de Congolese bevolking een leefbare samenleving op te bouwen. Op een soortgelijke manier kan het Rwandese dictatoriale regime van Paul Kagame blijven rekenen op ook Belgisch stilzwijgen over zijn misdaden tegen de eigen bevolking. Ook tegenover het zwalpende Burundi, dat derde Belgisch-Afrikaanse land, heeft de Belgische politiek niet meteen een daadkrachtig antwoord, en dat is nog zacht uitgedrukt. Wat de vroegere Belgische koloniale of voogdijgebieden betreft zijn zowat alle westerse landen, ook Nederland, bijzonder meegaand om autocratische regimes hun gang te laten gaan, zolang die de belangen van het vroegere moederland niet in het gedrang brengen.
Dat was ook al het geval sinds de onafhankelijkheid, zowel in Congo/Zaïre als in Rwanda en Burundi. De facto namen de Afrikaanse elites de rol over van de koloniale heersers, al waren er uiteraard wel enkele nuanceverschillen in de loop van de decennia en lieten de vroegere koloniale moederlanden begaan. Af en toe konden zij via de ontwikkelingssamenwerking het leed van de lokale bevolking wat lenigen. Toch staat of valt, in mijn ogen, de evaluatie van het voorgaande beleid met de realiteit van het huidige en het concept van het toekomstige beleid. Het heeft geen enkele zin om een discussie te voeren over het (koloniale) verleden zonder daar de hedendaagse verhoudingen bij te betrekken.
Kortom, zelfs ethisch-gefundeerde uitspraken over de fouten in het verleden blijven zinloos zonder een echt engagement voor een betere politiek vandaag. En dat is precies wat nu ontbreekt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier