Koert Van Espen
‘Laat bekommernissen als voedselveiligheid en milieu in geen geval dienen als excuus voor economisch nationalisme’
Dat TTIP-tegenstanders zich zorgen maken over aspecten als voedselveiligheid, milieu en cultuur, is begrijpelijk, schrijft Koert Van Espen (Liberales). ‘Maar laat deze bekommernissen in geen geval dienen als excuus voor economisch nationalisme. Immers: vrijhandel is mooi.’
Dit opiniestuk maakt deel uit van de reeks ‘De Doordenkers van Knack.be’
‘Laat bekommernissen als voedselveiligheid en milieu in geen geval dienen als excuus voor economisch nationalisme’
Terwijl zowat elke blockbuster en elk computerspelletje verschijnt in 3D, blijven de media het politieke landschap afmeten met een eendimensionaal links-rechts-meetlatje. En wanneer je een blad met daarop verschillende, netjes op twee assen uitgetekende, ideologieën gaat oprollen komen sommige op het eerste zicht zeer verschillende strekkingen wel heel dicht bij elkaar te liggen.
Neem nu vrijheid, of liever, het ontnemen van iemands vrijheid door bepaalde wetten of regels op te leggen. Wanneer deze vrijheidsbeperkingen een aantoonbare maatschappelijke meerwaarde hebben, gaan we er doorgaans wel mee akkoord. Vandaar dat zelfs de meest vrijdenkende liberalen – enkele die hard libertariërs uitgezonderd – voorstander zijn van verkeersregels, wapenwetten, milieuwetgeving, enzoverder. Maar wanneer het over verregaande vrijheidsbeperkingen gaat, zijn het toch eerder de politieke tegenpolen die aan dezelfde vrijheidsberovende kar lijken te trekken.
Positieve vrijheden
Sommige wetten kunnen weliswaar zogenaamde positieve vrijheden
creëren: dankzij zo’n wet kan iemand iets doen wat zij anders niet zou gekund hebben. Ongetwijfeld dweepten de twee socialistische Kamerleden met deze liberale gedachte toen zij recent een wetsvoorstel indienden om festivals te verplichten gratis water aan te bieden. Zo geef je iemand die haar allerlaatste 95€ uitgegeven heeft aan een ticket voor Pukkelpop of Tomorrowland toch nog de mogelijkheid om lurkend van haar beker te genieten van het spektakel, daar waar dit onmogelijk zou geweest zijn mochten de vermaledijde festivalorganisatoren hier nog eens 2,5€ voor gevraagd hebben. En kraantjeswater kost de organisatoren – dixit de socialisten – zo goed als niets.
Althans niet rechtstreeks, want door de gederfde inkomsten aan drankverkoop zullen de festivalorganisatoren misschien hun ticketprijs moeten verhogen. Tenzij de Kamerleden een wetsvoorstel indienen dat de bands zal verplichten om hun laatste set gratis te spelen, uiteraard – uiteindelijk kost dat enkel wat elektriciteit.
Maar als er geen maatschappelijke meerwaarde is voor een vrijheidsbeperking, zien we zo’n regulitis dus liever niet. Het verplichten van een minimum (ja) vetgehalte in mayonaise bijvoorbeeld mag misschien ooit relevant geweest zijn, maar is vandaag zinloos. Zo is het eveneens dwaas om vrije transacties tussen personen te beperken.
Elk economie-voor-dummies-boek leert ons immers dat vrije handel tussen twee partijen – of het nu gaat over ruilhandel, het uitvoeren van een dienst tegen betaling, of het verkopen van een glas water op een festival – geen zero-sum-game is, maar win-win: anders gebeurt de transactie immers niet.
Indien een softwarespecialiste het stockbeheerprogramma van een wijnboer optuigt in ruil voor een kist Chablis, creëert dit voor beiden meer welvaart dan dat ze zelf respectievelijk met computerprogramma’s of druiven zouden gaan knoeien.
Bijgevolg heeft een volk dat heel wat bekwame wijnboeren voortbrengt, bijvoorbeeld Frankrijk, er baat bij om vrij te kunnen handelen met een volk dat uitblinkt in software, zoals de Verenigde Staten, en vice-versa. Het slopen van vervelende handelsbarrières tussen Europa en de VS is dus een zegen.
Of toch niet? Bij de stemming over het TTIP-vrijhandelsakkoord (TTIP staat voor Transatlantic Trade and Investment Partnership) in het Europees Parlement vinden we de tegenstemmers vooral bij extreemrechts, communisten, nationalisten, eurosceptici (uiteraard), en groenen (en in mindere mate bij de sociaaldemocraten, waaronder de Belgische socialisten). De opvallende rode draad in hun kritiek is dat het akkoord teveel focust op economische belangen en te weinig op de mens.
Hoezo het TTIP-vrijhandelsakkoord focust te veel op de economische belangen en te weinig op de mens: die eerste komen de tweede juist ten goede
Een bizarre redenering, want ons economie-voor-dummies-boek leert ons dat economische belangen de mens juist ten goede komen.
Neem nu de nieuwe concurrentie. Vermits je in Californië naast software ook uitstekende wijnen, bieren en elektronica vindt, vrezen sommige tegenstanders dat de vrije(re) invoer hiervan moordend kan zijn voor sommige Europese producenten. Voor de consument, de mens zeg maar, is dit echter prima nieuws: meer concurrentie betekent meer keuze en een betere kwaliteit/prijsverhouding, dat moet zelfs de meest notoire protectionist toegeven als hij aan de betere Cava nipt en weemoedig terugdenkt aan het Europa van vóór 1986 – zonder Spanje en Portugal, maar met dure champagne.
Ronald Reagan en Harley-Davidson
Toen in 1983 het Amerikaanse icoon Harley-Davidson dreigde ten onder te gaan aan de concurrentie van kwalitatief hoogstaandere en goedkopere Japanse motorfietsen, verhoogde Amerikaans president Ronald Reagan prompt de invoerrechten op motorfietsen van 4% naar bijna 50%. Enkele duizenden Harley-werknemers (en Reagans imago bij enkele rednecks) waren weliswaar tijdelijk gered, maar voor honderdduizenden bikers en voor de Japanse producenten scheelde dit een stevige slok op de borrel.
Het valt te hopen dat de uitwerking van het TTIP-akkoord ver genoeg zal gaan
Reeds in 1776 ging Adam Smith in zijn magnum opus ‘On the Wealth of Nations’ fel tekeer tegen dit soort economisch nationalisme. Of deze ‘eigen producten eerst’-filosofie nu toegepast wordt via invoerrechten op buitenlandse producten, of via subsidies van eigen industrie, het is steeds de mens die de dupe is: in het eerste geval ontzeg de je consument het recht om een product goedkoper aan te kopen, in het tweede geval laat je de belastingbetaler opdraaien voor de onbekwaamheid van de lokale producent.
Ik kan enkel hopen dat de uitwerking van het TTIP-akkoord ver genoeg zal gaan. Het afschaffen van invoerrechten is één zaak, het vrij mogen verkopen van producten wordt nog vaak bemoeilijkt door verschillende vereisten op vlak van administratieve verplichtingen, veiligheidsnormen, enzoverder. Door verregaande harmonisatie van deze regels zullen Franse wijnboeren, Italiaanse kaasmakers en Belgische brouwers de Amerikaanse consument veel makkelijker – en goedkoper – van hun producten kunnen laten genieten. En omgekeerd, uiteraard.
Dat TTIP-tegenstanders zich zorgen maken over aspecten als voedselveiligheid, milieu, cultuur, publieke watervoorziening (al dan niet gratis op festivals) begrijp ik, maar laat deze bekommernissen uitgebreid aan bod komen tijdens de verdere onderhandelingen, en in geen geval dienen als excuus voor economisch nationalisme.
Beter nog, laat TTIP een eerste stap zijn naar het wereldwijd afbouwen van bizarre invoerrechten en subsidiemechanismen. Ik begrijp bijvoorbeeld niet waarom de Europeaan blijft dulden dat een stuk van zijn belastinggeld gebruikt wordt om de Europese landbouw te sponsoren ten nadele van Afrikaanse boeren.
Vrijhandel is mooi. Begraaf de angst, en ga voor welvaart. Voor iedereen.
De Doordenkers van Knack.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier