Knack trok naar het graf van Franco: ‘Zijn stoffelijke resten krijg je wel weg, maar zijn gedachten niet’
Tussen nu en 25 oktober worden de overblijfselen van de Spaanse dictator Francisco Franco opgegraven uit zijn mausoleum. Onze reporter trok naar zijn graf.
In de Spaanse krant La Provincia verscheen onlangs een merkwaardig rouwbericht: ‘Francisco Franco y Bahamonde. Spaans staatshoofd. 43 jaar geleden overleden op het einde van zijn mandaat’.
De oude Spaanse dictator staat dezer dagen niet alleen tussen de herdenkingsadvertenties, hij gaat ook over de tongen. Zijn doodskist zou normaal volgende week maandag uit de grond getrokken worden. Maar dat gaat voorlopig niet door, want zijn nabestaanden vochten de beslissing aan. Het Hooggerechtshof besliste nu ‘dat de zaak eerst ten gronde moet bekeken worden’. In afwachting daarvan blijft hij nog even liggen op dezelfde plaats waar hij in 1975 begraven werd.
Zijn dood was destijds ook in België groot nieuws. ‘Franco wás Spanje’, kopte De Standaard op 21 november 1975. Zijn doodsstrijd was toen al wekenlang voorpaginanieuws in de krant. Dokters hadden hem een paar dagen eerder nog proberen in te vriezen, om zijn leven te rekken. ‘Franco zal sterven als een uitgeteerd proefkonijn’ schreef Het Nieuwsblad. En de volgende dag: ‘Frankensteinkuur helpt Franco niet. “Goede God, het is genoeg geweest”, roept zijn kleindochter.’
Een paar dagen later stond er een Belg aan zijn graf: Léon Degrelle, de voormalige leider van Rex. Twee uur lang trok Franco’s fascistische vriend de wacht op aan de kist, tot hij zelf een hartaanval kreeg. Intussen had de Belgische regering aangekondigd dat ze alleen een ambassadeur naar de begrafenis zou sturen. ‘Om te tonen dat wij deze staatsvorm niet in ons hart dragen.’
Op Tripadvisor staat: ‘Deze plaats is een schande. Kunt u zich voorstellen dat er voor Hitler een grafmonument zou zijn in Duitsland?
Honderdduizenden mensen trokken in de late novemberdagen langs de kist en zwaaiden met witte zakdoeken. Daarna trok de uitvaartstoet naar een basiliek in de rotsen, in de Valle de los Caídos. Zijn kist werd neergelaten en duizenden aanhangers riepen: ‘Leve Franco! Franco! Franco!’ Ze staken hun rechterarm omhoog en zongen het lied van de Falanx, met het aangezicht naar de zon.
Sommige dingen veranderen nooit. Vorig jaar, op 20 november 2018, zongen zijn aanhangers op dezelfde plek hetzelfde lied. Met dezelfde arm omhoog. Zoals ze elk jaar doen op zijn sterfdatum. Maar deze keer zongen ze luider dan anders, alsof die Frankensteinkuur toch gewerkt heeft.
Ik wil terug naar de Valle de los Caídos, de Vallei van de Gevallenen, maar gemakkelijk is dat niet. Het is een plaats in de rotsen, 47 kilometer buiten Madrid. Er rijdt maar één bus per dag naartoe vanaf het busstation van San Lorenzo de El Escorial.
Op deze warme woensdagnamiddag is die goedgevuld met een bont gezelschap: vooral Spaanse bejaarden, maar ook een Russisch koppel en een Zweed.
‘Bienvenido al autobús hacia el valle de los caídos’, zegt de chauffeur en hij trapt op het gaspedaal. Onderweg lees ik wat Tripadvisor schrijft over de Valle de los Caídos – alles wordt vroeg of laat een attractie.
De meeste mensen geven de plaats *****. Ze vertellen hoe indrukwekkend en groots het is. ‘Beyond imagination’ noemt een Amerikaan het. ‘Een van de vreemdste bezienswaardigheden die ik ooit heb gezien.’
Een paar Tripadvisors geven maar één ster. Een Spaanse meldt dat vrienden van familieleden doodgemarteld zijn om dit ding te kunnen bouwen. ‘Verlies hier geen tijd aan. Madrid heeft zoveel mooie attracties om te bezoeken.’ Iemand anders voegt daaraan toe: ‘Deze plaats is een schande. Kunt u zich voorstellen dat er voor Hitler een grafmonument zou zijn in Duitsland?’
Dat vond ook de Spaanse premier Pedro Sánchez. ‘Als we echt een democratie willen zijn,’ zei hij vorig jaar, ‘kunnen we ons geen bedevaartsplaats permitteren voor een dictator.’ Dat graf moest na 44 jaar weg.
En toch was die beslissing redelijk verrassend, zegt Spanjekenner Sven Tuytens. ‘Na de dood van Franco was er een stilzwijgend akkoord tussen de twee grootste partijen om alles te laten zoals het was. De angst voor een nieuwe burgeroorlog tussen links en rechts was bijzonder groot. Men deed er alles aan om de mensen van het oude regime niet te irriteren. Zo kwamen er geen veroordelingen en geen enkele linkse regering durfde te raken aan het graf van Franco. Sánchez deed dat vorig jaar toch, omdat hij onder vuur lag van de radicaallinkse partij Podemos. Zij vond dat hij niet links genoeg was en hij wilde hun rode stemmen terugwinnen.’
Sánchez hoopte Franco in een paar weken op te graven, maar dat viel tegen. Niet alleen de familie spande een rechtszaak aan, ook de rest van conservatief Spanje kon er niet mee lachen. ‘Wie Franco wil herbegraven, raakt ook aan de katholieke kerk, want zij zijn de bewaarders van zijn graf’, zegt Tuytens. ‘Voor hen is Franco geen dictator, maar het symbool van het nationaal-katholicisme dat hen sterk gemaakt heeft. En dat zijn ze nog steeds in Spanje. Als de centrumrechtse Partido Popular de verkiezingen wint, gaat ze bijvoorbeeld altijd met de kardinalen praten. In principe had Sánchez die opgraving van Franco alleen kunnen doordrukken, maar hij koos voor overleg. Dat toont hoe gevoelig het allemaal ligt. Zijn minister van Buitenlandse Zaken reisde zelfs naar Rome, om aan het Vaticaan te vragen of het niet wilde bemiddelen.’
Onze bus stopt voor een grote poort. Iedereen moet uitstappen en zijn identiteitskaart tonen. We worden in twee groepen opgedeeld: de buitenlanders en de Spanjaarden. Die laatsten krijgen allemaal een vrijkaart. Het Russische koppel en de Zweed moeten negen euro dokken. Als laatste toon ik mijn identiteitskaart aan de man achter het loket.
‘Bélgica’, mompelt hij. ‘U hoeft niet te betalen.’
‘Waarom niet?’, vraag ik verbaasd.
‘We zien graag Belgen’, antwoordt hij laconiek.
De Russen en de Zweed trekken grote ogen. Tijd om vragen te stellen bij het bizarre ticketbeleid is er niet. We stappen terug de bus in.
Achter ons wordt de poort gesloten. De chauffeur rijdt een bosweg in, zes mijl bergop. Door de kruinen van cipressen en dennen zie ik een kruis opdoemen. Het is waanzinnig groot, buiten alle proportie. Alsof ze daarboven met de hemel willen concurreren.
Na tien minuten arriveren we aan de voet van het kruis. Er is een kabelbaan naar de top, 150 meter hoger, maar die is kapot. Ik loop verder. Zie een abdij, maar vooral een gigantische basiliek die in een rots gebouwd is. Ik hap naar adem, van zoveel megalomanie.
Franco liet het complex bouwen een jaar na de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939), als een monument voor de slachtoffers. Achttien jaar werd eraan gewerkt, 200.000 ton graniet uit de rots gehakt. Door dwangarbeiders, al is niet iedereen in Spanje daarvan overtuigd.
‘Een tijd geleden toonden de paters van de abdij me de tunnels die naar de basiliek leiden’, vertelt Sven Tuytens. ‘Maar ze ontkenden dat die gemaakt waren door politieke gevangenen. Wel “door gewone werknemers die een loon kregen”. Dat klopt niet. De Valle de los Caídos is wel degelijk door politieke gevangenen gebouwd. Onder de Francodictatuur bestond een heel systeem van slaven om grote openbare werken uit te voeren. Het was al voldoende dat je tijdens de Burgeroorlog meegevochten had met de republikeinen om veroordeeld te worden voor rebellie. Oudere mensen vragen nog altijd om die veroordeling eindelijk in te trekken, maar zelfs tachtig jaar later gaat het gerecht daar niet op in.’
Veel volk is er vandaag niet in de Valle de los Caídos. Alleen de mensen van onze bus en een andere groep Spanjaarden met een gids.
Ik stap door de bronzen deur, de grote cryptekerk in. Op een steen staat geschreven: ‘Francisco Franco, Caudillo d’España, patroon en oprichter, heeft dit monument ingehuldigd op 1 april 1959. Johannes XXIII heeft het op 7 april 1960 geconsacreerd.’
Ik wil een foto nemen, maar een bewaker snauwt me toe: ‘ No hay fotos. Als u er een neemt, vliegt u eruit.’
Ik gehoorzaam en slenter voort. Aan de muren hangen replica’s van Brusselse wandtapijten die taferelen uitbeelden uit de Apocalyps.
Honderd meter verder, voor het altaar, ligt het graf van José Antonio Primo de Rivera. ‘Dat was de oprichter van de Spaanse fascistische partij’, zegt de gids.
Aan de andere kant van het altaar rust Franco. Ook op zijn graf liggen bloemen. Een voor een staan mijn reisgenoten stil voor het graf. Ook de Russen en de Zweed bidden even en maken dan een kruisteken. ‘Er ligt een rotssteen van 2000 kilogram op zijn graf’, vertelt de gids. ‘Zodat hij er nooit meer uit kan.’ Niemand lacht.
Franco en Primo de Rivera zijn niet de enigen die hier liggen, gaat de gids verder. Achter de muren liggen nog tienduizenden lijken. Aanvankelijk was het de bedoeling van Franco om alleen medestanders te begraven in de Vallei van de Gevallenen. Maar later veranderde hij van gedachte: ook zijn republikeinse tegenstanders moesten hier liggen, op voorwaarde dat ze Spanjaard én katholiek waren. In heel het land werden massagraven opengemaakt. Lichamen werden versjouwd naar de Valle de los Caídos, tot groot ongenoegen van de families.
Zelfs vandaag ligt dat nog altijd heel gevoelig, zegt Sven Tuytens. ‘Ik werk mee aan een onderzoek over de Slag bij Brunete (6 – 26 juli 1937). Omdat de overheid daar weinig informatie over geeft, vragen mensen soms in welk massagraf hun grootouders liggen. Vaak moet ik hen dan zeggen: “… in de Valle de los Caídos.” Dat komt altijd hard aan. Ze vinden het een vernedering dat hun dierbaren naast hun ultieme kwelduivel liggen. Vorig jaar hebben experts een paar van die graven onderzocht. Die blijken in bijzonder slechte staat te zijn. De meeste kisten zijn ingevallen en alle beenderen liggen door elkaar.’
‘Het enige lijk dat daar niet thuishoort, is trouwens dat van Franco zelf. De Valle de los Caídos is een monument voor de slachtoffers van de Burgeroorlog, maar hij is gestorven in 1975. ‘
Ik wandel verder. Aan de uitgang van de basiliek is een souvenirshop. Ze verkopen er postkaarten van het kruis, maar niet van Franco. Er liggen ook kookboeken met tapasrecepten, en een paar reisgidsen van Spanje.
Weer buiten staar ik in de verte. Naar de Spaanse rotsen, naar dat prachtige, maar ook vreemde land. ‘Als kind hield ik al van Spanje’, zegt Sven Tuytens. Ook al ging hij met zijn gezin altijd op vakantie naar Zuid-Frankrijk. Nooit kwamen ze verder dan Perpignan, maar op school vertelde hij wel dat hij in Spanje geweest was. Het was het land van zijn dromen, van zijn verbeelding ook.
En hij was lang niet de enige die gefascineerd was. ‘In de jaren zeventig was naar Spanje gaan voor veel Belgen een avontuur. Op reis naar de playas, naar het land van de eindeloze zomervakanties. Spanje was een exotische natie, veel meer dan vandaag. In onze buurt weigerden een paar linkse mensen ernaartoe te gaan. “Zolang Franco daar aan de macht is, zet ik daar geen voet binnen”, zeiden ze. Toen begreep ik dat niet. Hoe kon je nu al die prachtige stranden boycotten omdat daar één verschrikkelijke man woonde? De naam van die man bleef hangen. Ik was acht toen Franco stierf en herinner me dat moment nog heel goed. Ik ben het nieuws zelfs tegen de buurvrouw gaan vertellen.’
Spanje bleef hem intrigeren. Jaren later trouwde hij met een Madrileense, die hij in Schaarbeek ontmoet had. Sinds 2010 woont hij ook in de buurt van Madrid. Hij is er correspondent en schreef onlangs het boek Las mamás belgas, de onbekende strijd van jonge vrouwen uit België en Nederland tegen Franco en Hitler. In de inleiding schrijft hij: ‘Naarmate ik Spanje beter leer kennen, sta ik nog geregeld versteld van de openheid en het opgewekte karakter van de Spanjaarden. Hoe komt het toch dat die aangename mensen elkaar in het verleden zo vreselijk behandeld hebben?’
Zelfs na tachtig jaar zijn de littekens van de Burgeroorlog nog altijd duidelijk te zien, zegt Tuytens. ‘In heel wat families wordt er niet over gesproken. Burgeroorlogen zijn de meest venijnige oorlogen, omdat ze alle relaties overhoop halen. In Spanje is dat niet anders. Je kon een broer hebben in Andalusië die meevocht met Franco, terwijl jij in Madrid moest meevechten met de republikeinen. Na de oorlog werd jij wel gestraft en kreeg je minder kansen. Zo ontstonden levenslange vetes.’
Ook in scholen is de Burgeroorlog nog vaak een taboe-onderwerp. ‘Leraars slaan die periode gewoon over en beginnen over de Tweede Wereldoorlog, want die is veel gemakkelijker om uit te leggen. Mijn kinderen gaan hier naar een Spaanse school. Onlangs vroeg de lerares: “Wie is Federico García Lorca?” Mijn dochter wist niet dat dat de grootste dichter van Spanje was. “Dat is die flikker die ze via zijn achterwerk gefusilleerd hebben”, zei de lerares. Sommige ouders waren gechoqueerd, anderen vonden dat heel grappig. Dat toont hoeveel werk er nog is.’
Het probleem, zegt Tuytens, is dat er in Spanje nooit een consensus is gevonden over wat er in het verleden gebeurd is. ‘Rechts Spanje heeft nog altijd moeite om toe te geven dat Franco een dictator was. Laat staan dat ze hem willen vergelijken met Hitler of Mussolini. In Italië of Duitsland zijn die discussies al lang voorbij. De situatie is natuurlijk anders. Na de oorlog was nazi-Duitsland verslagen. Maar in Spanje hebben Franco en het nationaal-katholicisme de oorlog gewonnen. Daarna is de geschiedenis geschreven door de overwinnaars van de Spaanse Burgeroorlog. Een hele generatie is daardoor gebrainwasht, ook heel wat oudere mensen die nu aan de macht zijn.’
En toch is er iets aan het veranderen, vertelt Tuytens. De discussie over het historisch erfgoed laait op. ‘Onlangs is er een boek uitgekomen over de concentratiekampen van Franco. Wel, voor heel wat Spanjaarden was het een verrassing om te horen dat een half miljoen landgenoten langs de concentratiekampen gepasseerd zijn.’
Zes uur in de Valle de los Caídos. De buschauffeur komt ons weer oppikken. We rijden de berg weer af, weg van het kruis. Een route die de begrafeniswagen met de resten van Franco in de toekomst misschien ook zal volgen. Waar die naartoe zullen gaan, is niet helemaal duidelijk. De familie wilde hem eerst begraven in de Almudena-kathedraal. Maar een bedevaartsoord in het hart van Madrid, dat zag de regering niet zitten. Ook Ferror, zijn geboorteplaats in Galicië, was geen optie. Wellicht wordt het nu El Pardo, op een begraafplaats aan het paleis waar hij altijd geregeerd heeft.
‘Niet iedereen is daar blij mee’, zegt Sven Tuytens. ‘Paul Preston, die de ultieme biografie van Franco schreef, zei al: “Als ze van Spanje echt een democratie willen maken, moeten ze hem cremeren en zijn as in zee smijten. Anders ontstaat er toch ergens een bedevaartsplaats.” En toch is dat misschien niet het belangrijkste. Zijn stoffelijke resten krijg je wel weg, maar zijn gedachten niet. En die zijn populairder dan ooit. Bij de nationale verkiezingen eind april haalde de extreemrechtse partij VOX 24 zetels. Voor het eerst sinds 1979 zit extreemrechts weer in het parlement. Toen een aantal VOX-parlementsleden de eed aflegden in het Valenciaanse regioparlement, riepen ze, met de Bijbel in de hand: “Voor God en voor Spanje”. Dat is dezelfde eed als onder het Francotijdperk. In de meeste landen hebben extreemrechtse partijen een antimigratiediscours. Maar VOX is ook tegen het feminisme, tegen het homohuwelijk, tegen abortus, zelfs na een verkrachting. Ze zijn wel voor de nationale eenheid. Daardoor zijn ze ook zo populair. Door die problemen met de Catalaanse nationalisten denken veel Spanjaarden dat dit wel eens het einde van Spanje zou kunnen zijn. Dat raakt hen, want ze zijn trots op hun land. “Als Franco nog geleefd had,” zeggen ze dan, “was dit nooit gebeurd.”‘ Tien jaar geleden zag je nergens een Spaanse vlag. Mensen zagen dat bijna als een uiting van fascisme. Nu hangen er overal.’
Een paar dagen later, terug in België. Ik kijk naar de foto’s die ik heb gemaakt in de Valle de los Caídos. Nu pas vallen de twee nonnen me op die voor de basiliek poseerden. Toen zag ik ze niet. Te veel in de ban van het kruis, wellicht. Maar dat ene bord dat ernaast stond, dat is me wel opgevallen. Peligro de incendio staat erop. Brandgevaar.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier