‘Israël zegt geen sorry meer’

Israëlisch premier Benjamin Netanyahu in zijn kantoor in Jerusalem, 17 juni 2018. © Reuters

In juli 2017 kreeg Nederlands journalist Derk Walters geen nieuwe werkvergunning meer van de Israëlische autoriteiten, waarmee er een einde kwam aan zijn tijd als buitenlandcorrespondent voor NRC Handelsblad. In zijn nieuwe boek Israël zegt geen sorry meer gaat Walters in op Israëls toenemende zelfverzekerdheid. Knack biedt u een passage aan.

Aan welk land denkt u bij de krantenkop ‘Regeringsleider wil buitenlandse financiering voor ngo’s verbieden’? Wellicht aan Zimbabwe, waar toenmalig president Mugabe ngo’s kapittelde voor hun ‘buitenlandse bemoeienis in onze nationale zaken’? Of misschien denkt u aan Eritrea. In dat land is buitenlandse financiering van ngo’s inderdaad verboden. Maar de bedoelde regeringsleider, die in de voetsporen van de Eritrese president Afewerki wil treden, is niemand minder dan de Israëlische premier Netanyahu.

Dat had ik niet zien aankomen toen ik in september 2014 arriveerde als correspondent voor Israël en Palestina. Natuurlijk wist ik van bezettingen en blokkades, tunnels en traangas, messen en muren. Israël is Zweden niet. Maar ik dacht wel dat het land binnen de grenzen van de Groene Lijn een democratie was, een rechtsstaat.

Alles wat al uitzichtloos was, is nog wat uitzichtlozer geworden.

Dat is het ook nog wel, in naam. Maar in toenemende mate worden tegenstanders van de machthebbers niet langer als gewone opposanten gezien, maar als dissidenten of landverraders die monddood moeten worden gemaakt. Vooral organisaties die tegen de bezetting strijden, zoals B’Tselem en Breaking the Silence, ondervinden dat.

Oorlogen heb ik tijdens mijn correspondentschap niet meegemaakt. Wel veel Palestijnse aanslagen, ietwat voorbarig gebrandmerkt als een ‘Derde Intifada’. En Israëlische verkiezingen, die in 2015 resulteerden in het meest rechtse kabinet uit de geschiedenis van het land. Het vredesproces heb ik niet zien vastlopen – dat was voor mijn tijd al gebeurd. Van een herstart was in de verste verte niets te merken. Alles wat al uitzichtloos was, is nog wat uitzichtlozer geworden. De Palestijnen in de Gazastrook kunnen over nog minder stroom beschikken dan drie jaar geleden; de laatste berichten spreken van vier tot zes uur per dag. Palestijnse politici zijn onderling nog hopelozer verdeeld dan in 2014. En de illegale Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever maken een tweestatenoplossing ook weer wat onmogelijker. Intussen is de internationale belangstelling voor het Israëlisch- Palestijnse conflict fors gedaald. Begrijpelijk, gezien de andere brandhaarden die onze belangstelling opeisen. En ook: wie zit er op het puntje van zijn stoel voor een situatie waar geen schot in zit?

Collega’s beweren met grote stelligheid dat ze nóóit correspondent in Israël zouden willen worden. ‘Ik schrijf liever over landen waar verandering mogelijk is.’ Fair enough. Maar wie bereid is wat dieper onder de oppervlakte te kijken, ziet heus veranderingen. De belangrijkste, in mijn beleving, is dat Israël in de afgelopen drie jaar steeds zelfverzekerder is geworden. Met een versnelling na de verkiezingen van 2015. Op allerlei terreinen gaat de regering-Netanyahu haar goddelijke gang. Goddelijk, inderdaad. Luister maar naar plaatsvervangend minister Tzipi Hotovely (Buitenlandse Zaken, Likud), die de term ‘bezetting’ een ‘leugen’ noemt, ‘afkomstig uit de Palestijnse lasterfabriek’. Ze heeft alle Israëlische diplomaten wereldwijd de opdracht gegeven om niet langer terughoudend te zijn: de boodschap mag, nee, móét worden uitgedragen dat ‘het hele land van Israël het Joodse volk toebehoort’. Het hele (Bijbelse) land van Israël: dat is inclusief de bezette Westelijke Jordaanoever. Nu is Hotovely zelf orthodox-joods, en vallen haar politieke opvattingen min of meer samen met een letterlijke lezing van de Thora, waarin God het land aan het Joodse volk beloofd heeft.

Op allerlei terreinen gaat de regering-Netanyahu haar goddelijke gang.

Maar ook minder religieuze bewindslieden, zoals minister Regev (Cultuur, Likud), laten zich in dit soort termen uit. Regev zegt in december 2017 in de illegale Joodse nederzetting in Hebron tegen het religieus-zionistische medianetwerk Arutz Sheva dat er ‘geen verband’ is tussen het land en het Palestijnse volk: ‘Dit land heeft een verbinding met slechts één volk, het Joodse volk, en daarom zullen we hier voor altijd blijven. […] Er is ruimte voor slechts één natiestaat tussen de zee en de Jordaan – die van het Joodse volk.’

De partij van Hotovely en Regev, Likud, roept in januari 2018 op tot annexatie van alle Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. En dit is niet het enige initiatief van de Israëlische rechterflank dat als expliciet doel heeft om het Palestijnse streven naar een eigen staat te smoren. Netanyahu’s Likud-partij stemde unaniem voor het beleidsdoel om het Israëlische recht ook in bezet gebied te laten gelden. Dit zou betekenen dat Israël de Joodse nederzettingen de facto bij Israël zou voegen. Bovendien wordt er een wet aangenomen die het opgeven van ook maar een snippertje Jeruzalem aan welke ‘buitenlandse’ macht dan ook nagenoeg onmogelijk maakt. Deze wet is expliciet bedoeld, zegt indienster Shuli Moalem-Refaeli van de ultranationalistische partij Het Joodse Huis, om eventuele concessies aan de Palestijnen tegen te gaan.

‘Bibi’ Netanyahu lijkt binnen zijn coalitie nog lange tijd de ‘meest linkse’ politicus te zijn, die een dam opwerpt tegen de meest aberrante uitwassen van zijn collega-bewindslieden. Dit verandert in 2017, wanneer de premier onderwerp wordt van grootschalig corruptieonderzoek. Vanuit zijn verzwakte positie lijkt hij er alles aan te willen doen om niet langer rechts gepasseerd te worden door zijn coalitiegenoten. In september 2017 spreekt Netanyahu op een officiële overheidsceremonie ter viering van een halve eeuw Israëlische controle over de Westelijke Jordaanoever. Hier belooft hij dat hij nooit meer een Joodse nederzetting zal verwijderen uit bezet gebied. ‘We hebben prachtige nederzettingen in Judea en Samaria tot stand gebracht die we op een verantwoordelijke en verstandige manier handhaven en versterken. Ik vertel u voor eens en voor altijd: er zullen geen gemeenschappen worden ontruimd in het land Israël!’ Met ‘het land Israël’ doelt hij op het Bijbelse land Israël, dat ook het bezette Palestijnse gebied omvat. Deze termen kiest Netanyahu, zelf seculier, niet toevallig: dit soort woorden doet het uitstekend bij zijn overwegend gelovige kolonistenachterban. Later stelt hij voor om een deel van de Westelijke Jordaanoever eenzijdig te annexeren en bij de gemeente Jeruzalem te voegen.

Israël schaamt zich niet meer. Niet voor de bezetting, niet voor het afknijpen van mensenrechtenorganisaties en niet voor religieus geïnspireerde aanspraken op het land.

In vroeger jaren hebben Israëlische hoogwaardigheidsbekleders misschien wel aan annexatie van bezet gebied gedacht, maar keken ze wel link uit voordat ze zulke beladen claims hardop uitspraken. Maar Israël schaamt zich niet meer. Niet voor de bezetting, niet voor het afknijpen van mensenrechtenorganisaties en niet voor religieus geïnspireerde aanspraken op het land. Zoals Jeruzalem- expert Daniel Seidemann opmerkt tegenover The New York Times: ‘Waar eerder over werd geknipoogd, wordt nu publiekelijk erkend: “We hebben niet de intentie om dit land met iemand te delen behalve met een nauwelijks getolereerde minderheid.”‘ Deze koers komt in 2015 uitmuntend tot uiting in het verkiezingsvideootje van Naftali Bennett, leider van de ultrarechtse partij Het Joodse Huis. ‘Zeg geen sorry meer,’ luidt zijn slogan. Hij wordt er minister van Onderwijs mee.

Trump

Waar komt dit zelfvertrouwen vandaan? Wellicht komt het antwoord op deze vraag van minister Erdan (Binnenlandse Veiligheid, Likud), die in januari 2018 een toespraak geeft op een congres van zijn partij. Het is tijd, zegt hij in navolging van zijn collega-bewindspersoon Hotovely, om ‘ons Bijbelse recht op het land uit te drukken’. Maar hij zegt ook: ‘We vertellen de wereld dat het er niet toe doet wat andere landen zeggen.’

Deze laatste zin lijkt me cruciaal – Israël vreest niet langer de reacties van de andere landen in de wereld. Krijgen Rusland en Iran verlammende sancties opgelegd als ze tegen de zin van de internationale gemeenschap een regio van een buurland annexeren of op eigen houtje nucleaire plannen uitwerken, Israël waant zich sinds het aantreden van Trump juist onkwetsbaar. Waarom sprak Netanyahu in 2010 nog niet van het annexeren van delen van bezet gebied, of van het verbieden van buitenlandse financiering van ngo’s? Toen was hij toch ook al premier? Ja, maar hij zou gevreesd hebben voor buitenlandse kritiek. Wij westerse landen dragen Israël best een warm hart toe, maar we zijn niet zo tuk op illegale, illiberale of ondemocratische handelingen. Vandaar ook Netanyahu’s terughoudendheid, vooral ten tijde van president Obama als zijn Amerikaanse tegenspeler, met het uitbreiden van nederzettingen. Dat is niet meer zo. Sinds het aantreden van een Israël zeer gunstig gezinde president bij de belangrijkste bondgenoot is alles anders. En daarbij heeft de Europese Unie het te druk met onder meer de Brexit, economische problemen en de vluchtelingencrisis – met zichzelf, kortom. Deze internationale context biedt Israël een kans om langgekoesterde, maar ver weggestopte dromen na te jagen.

Israël waant zich sinds het aantreden van Trump onkwetsbaar.

Zoals Shalom Lipner, voormalig assistent van diverse premiers, het verwoordt tegen The New York Times: ‘Er is nu een bepaalde hoeveelheid bloed in het water en iedereen ruikt het.’ De onvoorwaardelijke steun van president Trump aan Israël heeft een urgentie gecreëerd om het moment te grijpen, geven de leiders van de Likud-partij toe. Anders gezegd: laten we, nu de internationale verhoudingen ons gunstig gezind zijn, pakken wat we pakken kunnen.

In december 2017 ziet Netanyahu een oude wens in vervulling gaan, wanneer de Amerikaanse president Jeruzalem als hoofdstad van Israël erkent. Op bezoek bij de Europese Unie in Brussel voelt de Israëlische premier zich een week later kennelijk zo gesterkt door de steun uit het Witte Huis dat hij zijn gehoor voorhoudt: ‘Jeruzalem is de hoofdstad van Israël, niemand kan het ontkennen. Dit staat vrede niet in de weg, het maakt vrede juist mogelijk – want het erkennen van de werkelijkheid is de inhoud van vrede, de grondslag voor vrede.’ Maar zijn woorden vallen dood, aangezien Europa hier totaal tegenovergesteld over denkt: Oost-Jeruzalem geldt als de toekomstige hoofdstad van een Palestijnse staat en eenzijdige erkenning is juist een fenomenaal obstakel voor vrede. Van EU-Buitenlandchef Mogherini krijgt Netanyahu te horen dat hij niet hoeft te verwachten dat Brussel het voorbeeld van president Trump zal volgen. Bij andere gelegenheden schoffeert Netanyahu zijn Europese collega’s nog wat explicieter. Zo stelt hij in april 2017 een ultimatum aan de Duitse minister Sigmar Gabriel (Buitenlandse Zaken, SPD), die in Israël op bezoek is. Wil Gabriel met Netanyahu praten, dan moet hij eerst zijn geplande afspraak met de ngo’s Breaking the Silence en B’Tselem afzeggen. Gabriel laat zich niet onder druk zetten en kiest voor de ngo’s. Wanneer de Israëlische premier later terugbelt om Gabriel alsnog uit te nodigen, neemt de Duitser de telefoon niet op. Tegen de omroep ZDF zegt de minister: ‘Je krijgt nooit het volledige beeld van welke staat dan ook als je alleen maar mensen van ministeries tegenkomt.’

Elektriciteitspalen

Het soms ronduit vijandige Israëlische buitenlandbeleid komt al vroeg in mijn correspondentschap aan de oppervlakte. In december 2014 ga ik kijken in Khirbet at-Tawil, een Palestijns gehucht in het noorden van de Westelijke Jordaanoever. Zeventig elektriciteitspalen verbonden Khirbet at-Tawil, dat in Area C ligt, met het wat grotere plaatsje Aqraba. Deze palen werden in 2004 met Belgisch hulpgeld aangelegd. Dankzij de palen konden de tientallen inwoners van Khirbet at-Tawil, die twintigduizend schapen hoeden, hun melk en kaas in de ijskast bewaren. Totdat begin oktober 2014 de palen platgegooid werden.

Israël sloopt geregeld projecten in de Palestijnse gebieden die tot stand gekomen zijn met Europees hulpgeld.

Volgens Israël had België geen toestemming gevraagd om de elektriciteitspalen te bouwen; België beweert het tegendeel. Inwoners van het gehucht vermoeden dat Israël hen weg wil hebben, opdat Joodse kolonisten zich er kunnen vestigen. Khirbet at-Tawil is een klein voorbeeld van een bredere trend: Israël sloopt geregeld projecten in de Palestijnse gebieden die tot stand gekomen zijn met Europees hulpgeld. Uit een inventarisatie blijkt dat Israël tussen 2001 en 2011 voor bijna 50 miljoen euro aan projecten heeft vernietigd waaraan de Europese Unie een bijdrage geleverd had. Het EU-aandeel in deze projecten bedroeg bijna 30 miljoen euro.

Het bekendste voorbeeld is het vliegveld in het zuiden van de Gazastrook, Yasser Arafat International Airport, dat Gaza een gevoel van onafhankelijkheid had moeten geven. De luchthaven, die werd geopend in november 1998 in aanwezigheid van president Clinton, was gebouwd met 9,5 miljoen euro subsidie van Duitsland, Spanje en Zweden. In 2001 en 2002 werd het gesloopt door Israël, als vergeldingsactie voor de dood van vier Israëlische soldaten. Ook Nederlandse projecten zijn geregeld het doelwit. Sinds 2001 bedraagt het verlies aan Nederlands hulpgeld ruim 3 miljoen euro. Nederland droeg bij aan uitrusting voor de burgerpolitie, aan landbouwprojecten en aan de haven in Gaza. De haven werd verwoest in september 2001. Omdat het donker was, had de Israëlische commandant over het hoofd gezien dat er daar Nederlandse en Franse vlaggen wapperden. Israël vermoedde dat de Palestijnen vanaf het haventerrein mortieren afvuurden op een nederzetting. Nederland had 50 miljoen gulden (22,7 miljoen euro) uitgetrokken.

Geregeld uiten Europese regeringen hun woede over de Israëlische sloopdrift. ‘De vernietiging van de elektriciteitspalen, die in strijd is met het internationaal recht, kunnen we niet anders dan veroordelen,’ zegt de Belgische minister Didier Reynders (Buitenlandse Zaken, MR) in oktober 2014. België vraagt om opheldering van de Israëlische ambassadeur en Reynders eist compensatie voor de geleden schade, zo’n 55.000 euro. Ook kondigt hij een ‘gezamenlijke aanpak met andere Europese landen’ aan, om te verhinderen dat Israël meer projecten verwoest. Later hoor ik van de Nederlandse minister Koenders (Buitenlandse Zaken, PvdA) woorden van gelijke strekking. Maar Koenders en zijn buitenlandse ambtsgenoten krijgen van de Israëliërs geen cent. Israël houdt zich doorgaans doof voor Europese kritiek. Vrijwel altijd worden er veiligheidsoverwegingen aangedragen die de acties noodzakelijk zouden maken. Na verloop van tijd reageert Israël steeds geïrriteerder op de compensatieverzoeken uit Europa. Op het zoveelste verzoek, in oktober 2017, reageert Israël door demonstratief nog een ander project te slopen. Niet alleen biedt Israël geen excuses aan, ook zie je een omdraaiing van het discours: de door Europa gefinancierde hulpprojecten in bezet gebied worden, bijvoorbeeld door Knessetlid Moti Yogev (Het Joodse Huis), bestempeld als ‘bouwterrorisme’.

Geregeld uiten Europese regeringen hun woede over de Israëlische sloopdrift.

Ik bel met een Nederlandse diplomaat in Ramallah. Schadevergoeding is inderdaad een lastig verhaal, zegt hij, en dat heeft te maken met het eigendomsrecht. Zo werd er in Khan Younis, in Gaza, met Nederlands geld een appartementencomplex gebouwd, dat vervolgens door Israël platgegooid werd. ‘Nadat het was opgeleverd, was het geen Nederlands eigendom meer. Als je geen eigenaar bent, kun je ook geen schade vorderen.’ Een deel van de betrokken projecten is verloren gegaan tijdens een oorlog, zoals de Gaza-oorlog van zomer 2014.

Ook twee projecten in Gaza waaraan Nederland een bijdrage geleverd had, werden tijdens de oorlog door Israël verwoest. In het eerste project had Nederland, met een bijdrage van 348.000 euro, enkele honderden Bedoeïenen in staat gesteld om land te verbouwen in de bufferzone met Israël. Israëlische tanks hebben irrigatiesystemen en waterputten vernield. Bomkraters maken de grond deels onbruikbaar. De oogst is verloren gegaan. In het tweede geval ging het om een project met plastic kassen. Deze zijn in principe snel te vervangen, zegt de Nederlandse diplomaat, ware het niet dat er nauwelijks bouwmaterialen Gaza binnen mogen. ‘Het is de vraag of ze die kassen voor het begin van het nieuwe landbouwseizoen op orde hebben.’ In Khirbet at-Tawil staan de elektriciteitspalen inmiddels weer overeind. Dorpsbewoners gebruikten de doormidden gezaagde palen om het netwerkje weer op te bouwen. Daarbij werden ze ‘beschermd’ door vrijwilligers van de Wereldraad van Kerken. ‘Als de Israëliërs zien dat die vrijwilligers erbij zijn, grijpen ze niet in,’ zegt de Nederlandse Annelies, tot voor kort vrijwilliger. Wel heeft het Israëlische leger twee huizen en een stuk wegdek nabij Khirbet at-Tawil gesloopt. Toen de vrijwilligers poolshoogte kwamen nemen, vertrokken de soldaten weer.

Susiya

Ook op andere plekken op de Westelijke Jordaanoever pakt Israël door. Was het aanvankelijk gebruikelijk om voor elk afzonderlijk gebouw een sloopbevel aan te vragen als Israël een Palestijns gehucht wilde verwijderen, in november 2017 constateert B’Tselem een nieuwe methode: het uitroepen van een bepaald stuk land tot ‘afgesloten gebied’, met de mogelijkheid om alle structuren in dat gebied te onteigenen. Ironisch genoeg bestond deze optie tot op heden alleen voor het ontruimen van illegale buitenposten bij Joodse nederzettingen. Het lijkt erop, stelt B’Tselem, ‘dat Israël zo veel vertrouwen heeft in zijn vermogen om hele dorpen te verdrijven zonder gerechtelijke of internationale kritiek te krijgen dat het niet langer de moeite is om ook maar de illusie van een gerechtelijke procedure te creëren’.

Kan Israël eigenlijk zomaar hele Palestijnse dorpjes op de Westelijke Jordaanoever slopen? Ik neem in 2015 de proef op de som in Susiya, een amalgaam van tentdoeken, tuinstoelen, schapen, kippen en zonnepanelen. Een dorpje kun je het eigenlijk niet noemen: de tenten van de 350 inwoners staan her en der verspreid in het heuvelachtige landschap in het zuiden van de Westelijke Jordaanoever. Hoe onbeduidend ook, Susiya is inzet van een diplomatieke strijd tussen Israël aan de ene kant en de Verenigde Staten en Europese Unie aan de andere kant.

Susiya is een internationaal symbool geworden van de strijd tegen onrecht in de Palestijnse gebieden.

In juli 2015 nemen alle Europese buitenlandministers het gehucht op in een verklaring. De reden: Israël heeft aangekondigd dat het Susiya vóór 3 augustus 2015 zal slopen. En zowel de VS als de EU protesteren daar hevig tegen. Susiya is een internationaal symbool geworden van de strijd tegen onrecht in de Palestijnse gebieden. Het oorspronkelijke Khirbet Susiya werd in 1986 met de grond gelijkgemaakt en de bewoners werden verdreven. Zij vestigden zich op hun wat verderop gelegen landbouwgrond, deels in grotten. Een nieuwe Joodse nederzetting, ook Susiya geheten, kreeg grote delen van de grond toegewezen. In deze nederzetting kwamen onder anderen tot het jodendom bekeerde christenen uit Dordrecht te wonen. De grotwoningen van het Palestijnse Susiya werden verklaard tot ‘beschermd archeologisch gebied’. Hier mogen alleen de inwoners van de Joodse nederzetting nog komen. Wel de bekeerde Dordtse christenen, niet de oorspronkelijke inwoners. Maar ook de nieuwe locatie van de Palestijnse dorpsbewoners, anderhalve kilometer verderop, valt niet bij de bezetter in de smaak. Deze plek werd in 2001 al eens volledig gesloopt en ook nog zeven keer gedeeltelijk. Susiya heeft de pech dat het in Area C ligt. Dat is het gedeelte van de Westelijke Jordaanoever dat onder bestuur staat van Israël.

Volgens Israël is het buurtschap illegaal, dat wil zeggen: gebouwd zonder vergunningen. Susiya is niet aangesloten op de waterleiding of het elektriciteitsnet. Stroom komt van zonnepanelen en generatoren die geschonken zijn door buitenlandse overheden en hulporganisaties. Ook deze voorzieningen zijn volgens Israël illegaal en staan op de nominatie om afgebroken te worden. De regering-Obama is bezorgd dat het slopen van Susiya ‘een schadelijke standaard zou neerzetten voor verplaatsing en landconfiscatie, vooral gezien nederzetting-gerelateerde activiteiten in het gebied’, aldus een woordvoerder van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. De dreigende sloop noemt hij ‘schadelijk en provocatief’. Volgens Lars Faaborg-Andersen, ambassadeur van de EU in Israël, geeft Israël praktisch nooit bouwvergunningen af aan Palestijnen in Area C. Als geen ander gehucht heeft Susiya hieronder te lijden. Al decennia proberen de inwoners hun woonsituatie gelegaliseerd te krijgen, maar zonder succes. Zo werden er architecten ingeschakeld die vijf schetsen maakten van een mogelijk nieuw dorpje om de bewoners van Susiya in onder te brengen, met stenen huizen. Israël honoreerde geen van de plannen. Argumenten: Susiya is te klein om levensvatbaar te zijn, of het is slecht voor de gezondheid van de bewoners dat de huizen zo dicht bij de stallen staan.

In een bouwkeet in Susiya vertelt inwoner Nasr Nawaja, mensenrechtenactivist en woordvoerder van het buurtschap, over het bezoek van de Israëlische generaal-majoor Yoav Mordechai, een week eerder. Mordechais officiële functie is ‘coördinator van overheidsactiviteiten in de [Palestijnse, DW] gebieden’. De dertiger Nawaja betwijfelt de ‘goede intenties’ waarmee Mordechai zei te komen. ‘Ik heb tegen hem gezegd: goede intenties worden niet gevolgd door bulldozers.’ Mordechai deed de inwoners van Susiya een aanbod dat volgens Nawaja ‘meer voelde als een bedreiging’. Ze konden verhuizen naar een ander stuk land, in een gebied dat wordt bestuurd door de Palestijnse Autoriteit. ‘Maar daar woont al een Palestijnse familie. Wij willen niet verantwoordelijk zijn voor hun gedwongen verplaatsing.’ In een reactie zegt COGAT, de organisatie van generaal-majoor Mordechai, dat hij op bezoek was ‘om de besluiten van het Hooggerechtshof te bediscussiëren en alternatieve oplossingen te onderzoeken in overeenstemming met de planningsoverwegingen’. Vanuit de bouwkeet zijn de rode daken van de Joodse nederzetting te zien. Nawaja is ervan overtuigd dat Israël ‘alle Palestijnen uit Area C wil verdrijven, de twee nederzettingen met elkaar wil verbinden en het land van Palestijns Susiya wil overnemen’. De enige manier waarop de inwoners dat kunnen tegengaan, zegt hij, is door op hun land te blijven – land dat al sinds de negentiende eeuw in bezit is van hun families, met de eigendomspapieren nog steeds voorhanden. ‘Dit is onze grond. Die verlaten we niet. Als Susiya wordt gesloopt, bouwen we het gewoon weer op.’ Overigens zijn er ook 23 huizen in de Joodse nederzetting die gebouwd zijn op Palestijnse privégrond. Volgens internationaal recht is die hele nederzetting illegaal, en zelfs volgens Israëlisch recht hadden de 23 huizen niet mogen worden gebouwd. Deze huizen worden niet met sloop bedreigd.

In februari 2018, tweeënhalf jaar na mijn bezoek aan Susiya, gaat het juridische en geopolitieke steekspel rond dit gehuchtje nog altijd door. De Franse consul-generaal bezoekt Susiya ‘om bewoners te ondersteunen die met gedwongen verplaatsing bedreigd worden’. En de Amerikaanse Democratische senator Dianne Feinstein noemt het ‘hartverscheurend’ dat het Hooggerechtshof ‘de sloop van zeven gebouwen in het Palestijnse dorp Susiya goedgekeurd heeft, waarmee de huizen van 42 mensen vernietigd worden, van wie de helft kinderen en zieken’. Maar de Amerikanen protesteren niet meer. Dat weet ook minister Lieberman (Defensie, Yisrael Beitenu). In het voorjaar van 2018 moeten Susiya en een tweede dorp definitief van de aardbodem verdwenen zijn. B’Tselem kwalificeert dit als het gedwongen verplaatsen van de lokale bevolking in bezet gebied, wat neerkomt op een oorlogsmisdaad. In The New York Review of Books ziet de eminente Israëlische Indiakundige en vredesactivist David Shulman, onder de titel ‘Het vredesproces in Israël bulldozeren’, een ‘sinistere link’ tussen president Trumps erkenning van Jeruzalem als de Israëlische hoofdstad en de Palestijnse gemeenschappen op de bezette Westelijke Jordaanoever die wachten op de legerbulldozers die hun dorpen komen vernietigen. ‘Wat heeft deze stap naar massavernietiging en onteigening van Palestijnse gemeenschappen in Jeruzalem en de bezette gebieden veroorzaakt? Simpel gezegd: premier Benjamin Netanyahu en zijn ministers denken dat ze nu weg kunnen komen met een campagne van langzame etnische zuiveringen.’ Wat Trumps aankondiging hieraan bijdraagt, aldus Shulman, is het geloof dat pure kracht de Palestijnen zal onderwerpen en doen verdwijnen. Dit geloof is ‘gekoppeld aan het verregaande annexationistische programma dat nu het Israëlische beleid aanstuurt’. Inderdaad zijn er diverse leden van Netanyahu’s regeringsploeg, zoals Naftali Bennett en Tzipi Hotovely, die de fantasie koesteren dat de Westelijke Jordaanoever volledig aan Israël toebehoort en dat de Palestijnen zich wel koest zullen houden als hun alle hoop ontnomen wordt. Hiermee staan ze in een lange traditie, constateert Shulman. ‘Keer op keer, gedurende de afgelopen decennia, hebben Israëliërs geprobeerd om zichzelf ervan te overtuigen dat de Palestijnen niet relevant zijn voor het conflict en voor het zionistische project; dat ze uiteindelijk, met een beetje hulp van de Israëlische regering en het leger, zullen verdwijnen. Keer op keer is deze stelling weerlegd door nieuwe golven van geweld.’

'Israël zegt geen sorry meer'
© Het Spectrum

Toekomst

Op de wat langere termijn, waarschuwen critici, kan het beleid heel wat rampzaliger uitpakken. Hoelang pikken de inwoners van Gaza de blokkade? Zou die Derde Intifada niet alsnog ontstaan als de Palestijnen het laatste beetje hoop op een eigen staat uit handen wordt geslagen – dixit Netanyahu? Aan de noordgrens wacht Hezbollah met duizenden raketten. Israël is voorlopig slechts schijnveilig. Intussen is Netanyahu in het voorjaar van 2018 verwikkeld in vier corruptieschandalen tegelijk. De verwachting is dat hij op enig moment zal moeten vertrekken als premier. Maar ik denk dat zijn vertrek voor de koers van het land weinig zal uitmaken. Al met al vertegenwoordigt Netanyahu de wensen van de meerderheid van de Israëlische kiezers. Een nieuwe premier zal andere accenten leggen, maar vermoedelijk niet een volledig andere koers varen.

Vrijwel elk land ter wereld, ook Nederland, beschouwt de nederzettingen als illegaal – maar verder dan het etiketteren van goederen uit bezet gebied komt de EU niet.

De militaire bezetting van de Westelijke Jordaanoever duurt al meer dan een halve eeuw. Dat Netanyahu deze ultieme status quo niet probeert te doorbreken, heeft volgens Israël-kenner Nathan Thrall met niets anders te maken dan met de prijs van de bezetting. In een briljant essay dat in mei 2017 in The Guardian is verschenen, maakt Thrall een simpel rekensommetje. Wat levert Israël meer op: de bezetting opgeven of eraan vasthouden? Het antwoord luidt dat het voortzetten van de bezetting veel voordeliger is. En dat ligt vooral aan het uitblijven van internationale druk. Israël kan zo vaak het internationaal recht schenden als het wil, doordat er nooit serieuze maatregelen zijn. Geen boycot, geen visumplicht, geen uitsluiting van internationale organisaties. Vrijwel elk land ter wereld, ook Nederland, beschouwt de nederzettingen als illegaal – maar verder dan het etiketteren van goederen uit bezet gebied komt de EU niet. Intussen blijft iedereen op cultureel en economisch gebied met Israël samenwerken. Want je moet met de Israëliërs praten, luidt de heersende opinie, om ze van gedachten te laten veranderen. Lukt dat ook? Israël scherpt inderdaad zijn gedachten, alleen niet in de door het liberale Westen gewenste richting. Zelf heb ik de dubieuze eer genoten als correspondent het land te worden uitgewerkt wegens onwelgevallige berichtgeving. Dat de staat in mijn geval doorbeet, is een voorbeeld van de nieuwe zelfverzekerde koers. Israël zegt geen sorry meer.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content