Is dit het einde van de westerse fatsoenpolitiek?
Jonathan Holslag somt tien redenen op waarom het vertrouwen in de politiek verder blijft afnemen.
Terwijl Zweden bekomt van de doorbraak van rechts, ziet Angela Merkel de AfD in de peilingen opnieuw groter worden, leest Viktor Orban het Europees Parlement de les en gonzen de onthullingen over Schild en Vrienden na in Vlaanderen. ‘Een trumpiaanse ontrafeling van Europa’, noemt de vooraanstaande Duitse filosoof Jürgen Habermas het. Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan blijft Donald Trump wild om zich heen slaan. ‘Dit is het einde van een tijdperk’, stelde de voormalige Amerikaanse vicepresident Joe Biden. Hij benadrukte in zijn begrafenisrede voor John McCain dat met het overlijden van de senator niet alleen een vooraanstaand patriot verdween, maar ook een generatie die zich onderscheidde door integriteit, plichtsbesef, moed en toewijding aan de gedachte van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring. Is dit het einde van de westerse fatsoenpolitiek, van de idealen van menselijkheid, openheid en democratie waar de westerse wereld zo prat op ging?
Ongetwijfeld idealiseert Biden het staatsmanschap van zijn generatie en heeft er tussen idealen en werkelijkheid altijd een flinke kloof bestaan. Maar niemand zal ontkennen dat er een aanzienlijk verschil in inhoud en stijl is tussen rechtse boegbeelden als Orban, Geert Wilders en Trump en het politieke centrum. Politiek wordt extremer en ruwer. We moeten de opmars van rechts zeker niet overdrijven, want rechts vertegenwoordigt over alle Europese lidstaten heen nog steeds maar 17 procent van de kiezers. Van een echte opmars is dus nog geen sprake. Rechts is luidruchtig, en het centrum vooral heel erg beduusd. Het is zelfs niet zozeer de sterkte van rechts die opvalt, dan wel de zwakte van de fatsoenpolitiek, haar onvermogen om het centrum te heroveren en de blijvende onwil om de talrijke eigen blunders in te zien.
1. Een eerste probleem is dat de ‘Erasmuselite’ die zich nu boven aan de samenleving heeft genesteld haar eigen wensen voor waarheid neemt. Ze projecteert een kosmopolitisch beeld op de samenleving dat niet strookt met de werkelijkheid. Neem al die burgemeesters die met elkaar wedijveren om wie de hipste kosmopolis runt. ‘When mayors rule the world!’ Slechts 40 procent van de Europeanen woont in de stad en een nog veel kleinere groep stedelingen is echt mee met de globalisering. Idem voor mobiliteit: de armste veertig procent neemt nauwelijks het vliegtuig, de rijkste veertig procent doet dat bijna jaarlijks. De meeste Europeanen zijn honkvast en in de gebieden met de minste mobiliteit is de rechtse reflex het meest aanwezig. Veel Europese politici zijn ooit op Erasmusuitwisseling geweest. Maar, zo leert Brits onderzoek, het zijn vooral rijke studenten die daarvan profiteren. De vrijheid van verkeer van personen wordt dus lang niet door iedereen als even belangrijk ervaren.
2. Vrijheid is niet voor iedereen vanzelfsprekend, en dat geldt ook voor de vrijheid van ideeën. In de geest van de verlichting is het ideaal dat geëmancipeerde burgers in een vrije samenleving rationele keuzes maken. Maar is die samenleving wel zo vrij en is de burger wel steeds zo geëmancipeerd? Nog nooit werden ons op een zo gesofisticeerde en hardnekkige manier materialistische behoeften opgedrongen, nog nooit werden we zo intens gebombardeerd met reclame en gekleurde informatie. Tezelfdertijd heeft de centrumpolitiek burgers enorm veel kansen ontnomen om daar kritisch mee om te gaan: door vakken als ethiek en filosofie in het onderwijs plaats te laten maken voor nog maar eens wat meer praktische vaardigheden en informatica, door van de publieke ruimte één groot reclamepaneel te maken. Pas nu begint men schoorvoetend opnieuw wat te investeren in burgerschap. Vrijheid wordt een vacuüm als men mensen niet leert om met die vrijheid doordachte keuzes te maken.
3. Dat fenomeen heeft veel te maken met het economisme dat de centrumpolitiek beheerst. Terwijl bergen sociologisch onderzoek uitwijzen dat het welbevinden van mensen gedetermineerd wordt door veel andere factoren dan de economische groei, blijven politici hameren op groei, handel en banen. Het beste voorbeeld is de Nederlandse minister-president Mark Rutte, die zich nu naast de Franse president Emmanuel Macron schaart om Europa te redden van Orban. Rutte kan in Nederland sinds 2009 fenomenale export- en groeicijfers voorleggen, maar de modale Nederlander heeft daar niets van gemerkt qua koopkracht, is harder moeten gaan werken, met banen die vaak veel meer flexibiliteit eisen en nauwelijks interessant zijn. En dan hebben we het niet eens over de gevolgen van dat beleid voor de rest van Europa. Hoewel veel Nederlanders zich vragen stellen bij die gang van zaken, schonk Rutten de multinationals nog eens voor miljarden belastingvoordelen. Zo jaag je mensen natuurlijk in de armen van de populisten.
4. Terwijl men zich blind blijft staren op steriele groeicijfers, beroept men zich vaak op nogal problematische indicatoren voor sociale doelstellingen. Neem het onderwijs. Veel West-Europese landen vinden dat scholen moeten helpen bij de democratisering van kansen. Beleidsmakers kloppen zich op de borst omdat ook minder gegoede jongeren nu de weg vinden naar het hoger onderwijs. Uiteraard hebben hooggeschoolden betere kansen op de arbeidsmarkt, maar wordt er echt gedemocratiseerd? We hebben misschien meer studenten in het hoger onderwijs, maar wat met de kwaliteit van dat onderwijs, het vermogen om achterstand weg te werken, om jongeren werkelijk kritischer te maken, te emanciperen? Hoe kunnen we die kwaliteit garanderen als er amper wordt geïnvesteerd in scholen? Idem voor werk. Halen we mensen echt uit het precariaat door hen een baan te geven? Wat is de kwaliteit van dat werk? Wat met de miljoenen werkende armen? De wereld van de statistieken is niet steeds dezelfde als de echte wereld.
5. Dat geldt ook voor migratie. Kijk naar Zweden. Jarenlang hield de Zweedse overheid vol dat migranten nodig waren om de vergrijzende welvaartsstaat te onderhouden en beroemde ze zich op haar vooruitstrevende migratiebeleid. Ieder jaar pakte ze uit met cijfers over het aantal nieuwkomers in integratieprogramma’s. Maar uit andere cijfers blijkt de kloof tussen autochtone en allochtone inwoners op de Zweedse arbeidsmarkt veel groter dan in veel andere Europese landen. De economische integratie van Iraakse migranten, bijvoorbeeld, is amper verbeterd sinds de jaren negentig. En de impact van het tweejarige integratieprogramma op het gebied van werk en onderwijs is gering. Criminaliteit is volgens de meest recente studie uit 2005 twee keer zo hoog bij allochtone inwoners. Nu kunnen we discussiëren over de oorzaken van die problemen, maar het is een feit dat de overwegend paarse regeringen in Zweden positieve rapporten bleven aandragen die door de bevolking anders werden ervaren.
6. Nu we het toch over integratie en sociale cohesie hebben: hoe ver hebben de fatsoenpolitici de versplintering van de westerse samenleving niet laten doorschieten? ‘Het moedige midden’ of de ‘big society’ heeft vaak nauwelijks nog de tijd en fut om moedig en maatschappelijk geëngageerd te zijn. Door de verbrokkeling van het lokale economische weefsel wordt het midden gedwongen om naar het werk te pendelen en rest er minder ruimte voor opvoeding, verenigingsleven en ouderenzorg. Bijna 70 miljoen oudere Europeanen kampen met vereenzaming – een belangrijke voedingsbodem voor angst en verrechtsing. Medemenselijkheid is niet bepaald de prioriteit van de centrumpolitiek gebleken.
7. Hoe geloofwaardig is de centrumpolitiek als ze systematisch verraad pleegt ten aanzien van haar eigen kernwaarden, zoals solidariteit, burgerlijke emancipatie en medemenselijke waardigheid? Terwijl de Europese Commissie zo nu en dan nog probeert om die waarden om te zetten in meer ambitieuze spelregels, ondergraven de lidstaten die waarden door fiscale dumping, flexwerk en besparingen op onderwijs en zorg. Die uitputtingsslag kent geen winnaars en haalt de geloofwaardigheid van de centrumpolitiek en het Europese project onderuit.
8. Erger wordt het als men door het verloochenen van de eigen principes rivalen sterker maakt. We staan garant voor vrijheid, zeggen de westerse fatsoenpolitici. Tezelfdertijd staan ze toe dat autoritaire leiders in Rusland, Qatar en China jaarlijks honderden miljarden euro’s verdienen aan onze honger naar fossiele brandstoffen en goedkope producten. Die miljarden worden door onze concurrenten vervolgens omgezet in leningen waarmee zij invloed kopen, steun voor propaganda en haatpredikers. De fatsoenpolitici toeteren over democratie en mensenrechten, maar tolereren dat men van de dictatuur een concurrentieel voordeel maakt. Dat geldt ook voor moderne slavernij: hoe kun je hier een economie op basis van onze waarden bouwen als je je eigen bedrijven laat concurreren met de import van slavernij? Een grotere strategische dwaling kun je je moeilijk voorstellen.
9. Technocratisering is een ander funest fenomeen. De burger moet bij de politiek betrokken worden, hoor je overal. Maar in heel Europa heeft een klasse beroepspolitici zich de democratie toegeëigend. Dat leidt tot een vicieuze cirkel waarbij het politieke debat ongelofelijk complex wordt en mensen afhaken, waardoor men zich in de parlementen en kabinetten gesterkt voelt in de overtuiging dat beroepspolitici onmisbaar zijn. Intussen groeit de kloof met de man in de straat. In het ergste geval wordt de technocratie bijna opgelegd, zoals in Italië onder Mario Monti en Enrico Letta. Twee schrandere en minzame technocraten, maar de bevolking zag hun regeerperiode als een bijna-staatsgreep en het vertrouwen in de politiek kelderde. Hoeft het te verbazen dat mensen zich in zulke omstandigheden tot populisten richten?
10. Men heeft het nog steeds niet door. Ik maak elk jaar wel een aantal ontmoetingen mee waarin de fatsoenpolitici, de zakenwereld en experts zich buigen over wat misgaat in de wereld: de brexit, Trump, de deglobalisering enzovoort. Jaar na jaar stelt men vast dat het slechter gaat. Dan worden er rapporten geschreven over hoe we ‘de euro’, ‘de markt’ en ‘de democratie’ opnieuw sterk kunnen maken. Maar daar hebben mensen niet veel aan als ze niet weten wat het doel is van de democratie of de markt en als hen niet wordt uitgelegd hoe hun leven daarmee beter kan worden. Een goed voorbeeld was een bijeenkomst van de Trilaterale Commissie, waar onder andere de brexit werd besproken. Ik zag een ober het van een afstand observeren. ‘Ze leven in een andere wereld, niet?’ zei hij me tijdens de pauze. ‘Politici hebben het voortdurend over zichzelf, niet over de mensen.’
Diezelfde Trilaterale Commissie waarschuwde in 1975 al dat de westerse centrumpolitiek bedreigd wordt. De vermaarde denker Samuel Huntington stelde in een rapport aan de kaak hoe de politiek de mensen verloor. Sindsdien is dat vertrouwen blijven dalen – en het einde van die trend komt niet in zicht zolang fatsoenpolitici de idealen, de waarden en de principes die aan de grondslag van onze westerse samenleving liggen niet consequent en krachtig gaan verdedigen. Waarom zou men voor een christendemocraat stemmen, die eigenlijk geen christendemocraat is, of voor een liberaal die zijn eigen liberalisme met voeten treedt, of voor een sociaaldemocraat die de menselijke waardigheid verder te grabbelen gooit? Dan liever een authentieke Orban, Trump of Beppe Grillo. Zij houden tenminste niet de schijn op van politieke correctheid en fatsoen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier