The sky is the limit? ‘De groei in India is duidelijk over zijn hoogtepunt heen’
India heeft sinds 2023 meer inwoners dan China en, belangrijker nog, ziet zijn economie intussen ook sneller groeien dan de Chinese. Dat volstaat voor de huidige regering en haar hindoenationalistische achterban om te bevestigen dat de 21e eeuw aan India behoort.
Is India de nieuwe Aziatische grootmacht? Het antwoord op die vraag is, zoals bijna alles in India, ja én nee. Ja, India is vandaag al de op vier na grootste economie ter wereld en wil tegen het einde van dit decennium op plaats drie staan. Maar tegelijk is de kloof nog heel groot, want het Chinese bruto nationaal product per inwoner is nog dik vijfmaal groter dan dat van India, en de verdeling van inkomen en rijkdom is in India bovendien erg ongelijk. Ook op het vlak van internationale handel heeft India nog een hele weg af te leggen: in 2001 was het de tiende importeur van goederen en de zestiende goederenexporteur ter wereld. België importeerde in 2021 voor 6,07 miljard euro aan goederen uit India en exporteerde voor 6,15 miljard euro aan goederen naar India. Die Belgische export is voor 95 procent Vlaams en bestaat voor 70 procent uit diamant. België importeerde in 2020 voor een half miljard aan diensten uit India en exporteerde voor 0,89 miljard euro aan diensten.
Make in India
Een van de cruciale hefbomen om de Indiase economie sterk te doen groeien en tegelijk voldoende banen te creëren, is Make in India. Dat initiatief werd gelanceerd in september 2014, kort na het eerste aantreden van Narendra Modi als premier, en zou van India een mondiale speler maken op het vlak van de maakindustrie en design. De ambitie was drievoudig: de maakindustrie moest jaarlijks 12 tot 14 procent groeien, het aandeel van de maakindustrie in het totale bnp moest tegen 2022 25 procent bedragen en de sector moest tegen 2022 100 miljoen banen creëren.
Twee derde van de Indiërs is bang om online zijn politieke mening te geven.
Een belangrijke sleutel om dat plan te realiseren, is de zogenaamde China Plus One-strategie (C+1), die zowel in de Verenigde Staten als in Europa nagestreefd wordt: minder afhankelijk worden van China als de fabriek van de wereld door de maakindustrie te verhuizen naar meerdere opkomende landen. India hoopt daar volop van te profiteren met zijn grote groep laaggeschoolde, goedkope arbeiders en zijn hoogopgeleide ingenieurs.
Een voorbeeld dat door de overheid vaak aangehaald wordt, is de komst van Foxconn, dat voor Apple smartphones begon te assembleren in India. Ook Samsung en andere internationale techbedrijven zetten assemblagefabrieken op in hetzelfde industriepark bij de Zuid-Indiase stad Chennai. Een van de gevolgen van de komst van mondiale assemblage is dat deelstaten als Tamil Nadu en Karnataka intussen hun arbeidswetgeving versoepeld hebben, zodat werkdagen van twaalf uur opnieuw mogelijk zijn. Dat spaart een ploegwissel uit voor volcontinue bedrijven, en het maakt het mogelijk om de in China ontwikkelde productiewijze ongewijzigd over te brengen. Sociaal is het geen goed idee en veel economen hebben ook twijfels bij de efficiëntie van lange werkdagen met hoge werkdruk. Maar de exportcijfers gaan wel scherp de hoogte in. In 2018 voerde India voor 1,2 miljard dollar smartphones uit, in 2021 was dat al 5,1 miljard en in 2023 was dat nog eens meer dan verdubbeld tot 11,8 miljard dollar.
Buitenlandse investeringen
Zoals het gaat met veel initiatieven of uitdagingen, is het ook voor Make in India erg moeilijk om aan betrouwbare of onafhankelijke gegevens te komen. In 2022 wees de overheid zelf op twee opmerkelijke successen: de uitvoer door de Indiase speelgoedindustrie tussen april en augustus van 2022 was liefst 636 procent hoger dan tijdens dezelfde periode in 2013. En de buitenlandse investeringen (foreign direct investment, FDI) groeiden van 45,15 miljard dollar in 2014 tot 83,6 miljard in 2022.
Maar op basis van beschikbare gegevens concludeert Akash Satyawali, verbonden aan de oppositiepartij Congress, dat er van succes geen sprake is. Volgens hem is de groei van de maaksector beperkt gebleven tot gemiddeld 5,9 procent, is het aandeel in het bnp ongeveer gelijk gebleven rond 16,4 procent en verminderde het aantal banen in de sector zelfs. Een andere oppositiepoliticus, Sitaram Yechury van de communistische partij CPI (Marxist), tweette naar aanleiding van de mooie groeicijfers van de economie eind 2023: ‘Hoe komt het dan dat de netto FDI [het afgelopen jaar] met 77 procent daalde? En hoe komt het dat 40.000 banen in de maakindustrie verdwenen?’
Ook de zakenkrant Business Standard stelde een scherpe daling van buitenlandse investeringen vast. Tussen april en september 2023 bedroeg de netto FDI 4,5 miljard dollar, tegenover 19,6 miljard in dezelfde periode het jaar voordien. Die bruuske schommeling moet niet noodzakelijk gelezen worden als uiting van plots gedaald vertrouwen in India, maar toont minstens aan hoe wankel dat buitenlandse kapitaal is als fundament voor industriële groei.
Move in India
Er liggen dus best grote struikelblokken op de weg naar industriële groei en het aantrekken van maakindustrie voor de mondiale markt. Naast de gebrekkige opleiding van jongeren is er bijvoorbeeld de infrastructuur. ‘Een van de belangrijkste hefbomen voor Make in India’, zei Nitin Gadkari in 2016, ‘is de efficiëntie waarmee goederen Move in India.’ Gadkari was toen minister van Wegen, Havens en Scheepvaart. Hij wist waarover hij sprak. Wegen en spoorwegen waren jarenlang verwaarloosd. De regering-Modi heeft daar een prioriteit van gemaakt en er massaal in geïnvesteerd. Momenteel wordt er elke dag gemiddeld 33 km snelweg bij gelegd in India – tegenover 17 km per dag in 2016. Maar zelfs het huidige tempo blijft onvoldoende in een enorm land als India. Ook de spoorweginfrastructuur wordt aangepakt, zowel voor personen- als goederenvervoer. Met de Vande Bharat Express worden ‘hogesnelheidstreinen’ toegevoegd aan het aanbod, al halen die treinen zelden meer dan honderd kilometer per uur en moeten ze de sporen delen met de oudere treinstellen. Er gaan wel meer containers over het spoor, wat de opstoppingen op de weg vermindert. Maar ook dat moet aanzienlijk stijgen om echt verschil te maken.
In een rapport stelt het internationale consultancybedrijf S&P Global: ‘Als India zijn binnenlandse groeidoelstellingen en zijn geopolitieke ambities wil realiseren, dan is het belangrijk dat het erin slaagt uit te groeien tot een mondiaal knooppunt voor maakindustrie. De weg daarnaartoe loopt via de capaciteit van de overheid om een logistiek systeem van wereldklasse te ontwerpen en te bouwen, met inbegrip van wegen en spoorwegen, maar ook internationale vervoersdiensten.’ Met name de haveninfrastructuur moet dringend aangepakt worden, stellen de auteurs van dat rapport. Momenteel gebruikt India zijn 7500 km lange kustlijn en zijn positie aan de Indische Oceaan onvoldoende als meerwaarde voor zijn eigen economische groei.
Echte meerwaarde
Raghuram Rajan, de voormalige centrale bankier van India, heeft diepe twijfels bij de hele strategie om de economische groei te bouwen op basis van assemblage en eenvoudige maakindustrie. In de jaren 1980 werkte die aanpak voor China, omdat het de concurrentie kon aangaan met de Verenigde Staten, stellen Rajan en medeauteur Rohit Lamba in het recente boek Breaking the Mould. Reimagining India’s Economic Future. China had veertig jaar geleden een enorme arbeidsreserve die relatief goed opgeleid was en het kon lonen laag en arbeidsomstandigheden minimaal houden door het onderdrukken van vrije vakbonden. Als India in de jaren 2020 dezelfde strategie nastreeft, concurreert het echter niet langer met goedbetaalde en beschermde Amerikaanse of Europese arbeiders, maar met Chinese collega’s. En met Chinees bestuur, Chinese infrastructuur en Chinese onderwijsstandaarden. En dat voor het aandeel in de productie dat de minste meerwaarde oplevert.
Zelfs het Foxconn-voorbeeld toont aan dat India de verkeerde prioriteit kiest, vindt Rajan. Ter illustratie vergelijkt hij de waarde van Foxconn (50 miljard dollar) met die van opdrachtgever Apple (3 biljoen dollar, of zestigmaal Foxconn). Hij verwijst naar de Smile-grafiek: echte meerwaarde in de huidige economie zit in de ontwerpfase en in de marketing en verkoop. Hij pleit er daarom voor meteen in te zetten op die hoge meerwaarden en gelooft dat dat mogelijk is omdat er sinds de covidcrisis sowieso veel meer aan videowerken en -vergaderen gedaan wordt. Vandaag functioneren er al veel mondiale kenniscentra vanuit India, zegt Rajan, met zeker 280.000 goedbetaalde banen als gevolg. ‘India moet de concurrentie aangaan voor de toekomst, niet voor het verleden’, voegt hij nog toe.
In 2018 voerde India voor 1,2 miljard dollar smartphones uit, in 2023 voor 11,8 miljard dollar.
Maar om dat waar te maken, moet er veel meer geïnvesteerd worden in goed onderwijs. ‘Want’, zegt Rajan nog in een interview met Karan Thapar, ‘vandaag geldt zelfs de helft van de afgestudeerden als niet-tewerkstelbaar vanwege de ondermaatse kwaliteit van hun opleiding.’ Dat kan India zich niet permitteren als het van de volgende decennia echt een gouden tijdperk van groei en internationale erkenning wil maken. Het is daarnaast zeer de vraag of het groeipad dat Rajan en Lamba uittekenen het volgende decennium kan zorgen voor de zeven miljoen banen per jaar, die Rajan zelf vooropstelde om de redelijk geschoolde jongeren aan het werk te krijgen. Boven aan de meerwaardegrafiek is geen massawerkgelegenheid te vinden. En digitalisering creëert zeker nieuwe economische mogelijkheden, maar lost de onderliggende sociaal-economische problemen niet op.
Digitale belofte
Begin 2016 bracht ik enkele weken door in de binnenlanden van Tamil Nadu en Karnataka, de deelstaat die beschouwd wordt als het centrum van de Indiase ict. De kloof tussen het technologische imago van Bengaluru, de hoofdstad van Karnataka, en de realiteit van de miljoenen mensen in landelijk India was echter zo groot, dat ik me vaak afvroeg of de profeten van de digitale revolutie wel ooit buiten hun steden en hotels komen.
‘Het succes van de Indiase ict-sector is reëel, maar blijft inderdaad beperkt tot een stedelijk en hoogopgeleid publiek’, antwoordde Wereldbank-econoom Deepak Mishra, hoofdauteur van Digital Dividends, het World Development Report 2016, toen ik het hem voorlegde. ‘De belofte dat de digitale revolutie alles zou democratiseren en dat ze armen en boeren meer zou helpen dan rijken, wordt niet waargemaakt. Onderzoek toont aan dat de digitale revolutie op bepaalde momenten de reeds bestaande ongelijkheid nog verergert. De technologie schept echt wel kansen, maar wat zijn mensen met internet als ze niet kunnen lezen en schrijven? Wat kunnen ze met de kansen die door connectiviteit gecreëerd worden als de werkelijke omgeving het onmogelijk maakt om een nieuwe zaak op te starten? Wat levert internet op voor mensen die onder een dictatoriaal regime leven en hun stem niet mogen verheffen, zelfs niet online?’
‘In Delhi mag je rekenen op gemiddeld 2,8 internetaansluitingen per persoon’, zegt Apar Gupta, initiatiefnemer van Internet Freedom Foundation, tijdens een recent gesprek in Delhi. ‘Maar elk gemiddelde is een rookgordijn waarachter diepe verschillen schuilgaan. In ruraal India is het gemiddelde slechts 0,3 connecties per persoon en ook in de stad zijn er best nog gezinnen die het moeten stellen met één oud telefoontoestel en hebben veel vrouwen geen eigen toegang tot internet, terwijl anderen tien verschillende aansluitingen of abonnementen hebben.’
In heel India hadden 750 miljoen mensen in 2022 geen toegang tot internet. Dat levert heel vaak problemen op voor het verwerven van rechten of voor toegang tot welzijnsprogramma’s. Apar Gupta verwijst bijvoorbeeld naar het programma dat recht op werk en dus een basisinkomen verzekert voor honderd miljoen arme gezinnen op het platteland. ‘De overheid heeft zowel de aanwezigheidstoetsing als de betalingen van dat programma gedigitaliseerd. Maar op het platteland is er vaak slechte verbinding, waardoor de gegevens soms niet doorgestuurd raken. Daar komt bij dat de overheid soms het internet in een regio uitschakelt als er ongeregeldheden plaatsvinden.’
Gupta citeert een 35-jarige dalitvrouw uit Rajasthan: ‘Ik heb nu twee jaar onder het tewerkstellingsprogramma gewerkt. Maar als het internet uitvalt, heb ik geen werk, word ik niet betaald, kan ik zelfs geen geld halen en werken mijn voedselbonnen niet.’ India sluit vaker het internet af dan welk ander land ook. In 2022 gebeurde dat in totaal 85 keer, in verschillende regio’s van het land, maar vooral in Jammu en Kasjmir waar de slagboom over de virtuele snelweg 49 keer dichtging. Access Now, de organisatie die het recht op toegang tot internet internationaal in de gaten houdt, zette India tussen 2018 en 2022 elk jaar boven aan haar lijst ‘afsluiters’.
En dan hebben we het nog niet over de toenemende overheidscontrole op digitale inhoud en meningen. ‘Policing in India, een recent onderzoek naar de houding van Indiase burgers tegenover ordehandhaving, toonde aan dat twee derde van de Indiërs bang is om online zijn of haar politieke mening te geven’, zegt Apar Gupta. Die vrees is niet onterecht. Er worden steeds vaker aanklachten ingediend naar aanleiding van een socialemediapost die de radicale hindoenationalisten niet zint. En de politie treedt dan ook gretig op.
Grenzen van de groei
Over de economische perspectieven en digitale dromen van India sprak ik ook met Carl en Els Dujardin. Samen zijn ze al 27 jaar actief in het Indiase bedrijfsleven, meer bepaald met het software- en appsbedrijf Xsysys. We ontmoeten elkaar in een drukke eettent, hartje Bengaluru. De Dujardins zijn West-Vlaamse ondernemers, die geen moment spijt hebben van hun verhuizing naar Zuid-India. Ze hebben niet de ambitie om Reliance van de troon te stoten – met een onderneming die slechts enkele tientallen mensen in dienst heeft, moet je niet willen opboksen tegen een sectorreus met 262.000 medewerkers. De Dujardins houden het ook liever klein en herkenbaar. Dat ze alle medewerkers kennen, dat ze zich betrokken voelen bij hun leven buiten het bedrijf, dat willen ze niet kwijtraken. Maar willen ze dan niet meesurfen op de hoge golven van de Indiase economie?
‘De groei in India is duidelijk over zijn hoogtepunt heen’, zegt Carl Dujardin langs zijn neus weg. ‘De generatie van millennials heeft er heel erg in geloofd en er veel in geïnvesteerd, maar de echte doorbraak is er niet gekomen. En nu voel je in toenemende mate dat mensen de droom opgeven. Ze werken nog door, maar ze beseffen dat de grenzen van de groei veel tastbaarder zijn dan ze geloofden. The sky is the limit? Niet echt.’
De grote jeugdwerkloosheid drukt op de samenleving, vinden de Dujardins. Mensen worden gebombardeerd met consumptiedromen, maar kunnen in geen jaren verdienen wat nodig is om die waar te maken. Dat resulteert steeds vaker in een opeenstapeling van schulden, vertelt Els Dujardin: mensen gaan online microleningen aan en moeten daarna elders lenen omdat ze die niet kunnen terugbetalen. Niet zelden leidt dat tot tientallen, snel oplopende schulden, die vaak met online druk – en soms zelfs door chantage – afgedwongen worden.
Intussen blijft Bengaluru wel een fascinerende omgeving, vinden ze. Vol innovatie, knappe koppen en gedreven mensen. Ze zijn er ook heel trots op dat ze met het kleine Xsysys bedrijven zoals Shell en TeleIndia helpen om arbeidsongevallen beter te monitoren en dus te voorkomen. De hemel is misschien onbereikbaar hoog voor India, maar de toekomst blijft vol belofte.
India. De onzichtbare gigant, Gie Goris, Lannoo, 336 blz., 29,99 euro.
Dit boek kwam tot stand met de steun van MO* en het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistieke Projecten.