Damon Golriz
Ingrijpen in Syrië, maar wel met de juiste argumenten
Als het militair straffen van het Assad-regime zelfs maar één burgerleven zal beschermen moet dat, hoe cynisch ook, een kans krijgen. We moeten de motieven alleen niet mooier willen maken dan ze zijn, schrijft publicist en politiek commentator Damon Golriz.
Syrië baart niet alleen zorgen vanwege het hoge aantal slachtoffers en de vraag of er chemische wapens werden ingezet tegen burgers. Het land is inmiddels de frontlinie voor een proxy-oorlog van grootmachten. Bevinden we ons aan het begin van een nieuw tijdperk van nieuwe regionale hegemonie?
Het – nu nog – machtigste land van de wereld voelt zich gesteund. Aan Barack Obama’s ene kant staan de belangrijkste Europese landen (het Britse parlement besliste om die kant te verlaten) en aan de andere kant staat de incoherente coalitie van Israël, Saudi-Arabië en Turkije.
Tegenover Amerika en haar bondgenoten staan Rusland, China en Iran. Zij willen het status quo in Syrië bewaren en zien kansen hun eigen invloed te vergroten. Te midden van deze confrontatie treden de Iraanse ayatollahs op als mentor voor Bashar Al-Assad en tegelijk een intermediair tussen China en Rusland. De Libanese krant A-Nahar berichtte dat Assad voor advies naar Teheran vloog. Snel daarna belde de Russische president Vladimir Poetin met zijn Iraanse ambtgenoot Hassan Rohani om te benadrukken dat zij in Syrië dezelfde belangen hebben en overtuigd zijn van ‘de onschuld’ van Assad. Beiden beschuldigen Amerika omdat het een aanval aankondigt zonder VN-mandaat.
Bewijs dat het Syrische regime chemische wapens heeft ingezet, leverde voorlopig alleen Israël. Waar Iran en Rusland echter op inspelen is afwezigheid van hard bewijs – door VN-wapeninspecteurs geleverd – dat het Syrische regime direct kan beschuldigen. Zelfs het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken geeft toe dat zij niet weten wie binnen het Syrische regime de opdracht heeft gegeven. Toch stellen ze Assad verantwoordelijk. De reactie van het Witte Huis op de wens om de resultaten van meer inspectie af te wachten, is dat meer VN-wapeninspecties in Syrië ‘overbodig’ zijn nu dat chemische wapens op ‘significante schaal’ zijn gebruikt. Van hard bewijs over daders en motieven is vooralsnog geen sprake.
Als er een aanval tegen Syrië komt, dan zal de zwakke legitimatie ervan de argumenten van de tegenstanders van oorlog juist versterken.
Iran en Syrië hebben in 2006 een verdedigingsverdrag gesloten waardoor ze elkaars militaire bondgenoten zijn. Iran zal de wapens, raketten en de regeringsambtenaren van Syrië moeten helpen beschermen. Daarnaast wordt Syrië als de frontlinie tegen Israël beschouwd en als doorvoerluik van wapens aan Hezbollah in Zuid-Libanon.
Maar anders dan verwacht zijn alle uitingen door regeringsleiders uit Teheran doordacht en opvallend zeer gematigd van toon. Zowel de opperste leider Khamenei als president Rohani en ook parlementsvoorzitter Larijani veroordelen het gebruik van chemische wapens maar waarschuwen voor escalaties en ‘onduidelijke toekomst’. Georkestreerd vermijden zij ieder woord dat ook maar de indruk kan wekken van assertiviteit. De ultraconservatieve krant Kayhan houdt het bij pragmatische analyses en adviseert in verschillende stukken waarom een aanval grote nadelen voor Israël en Amerika zal hebben. Het laat echter na de jihad te promoten. Het vrijdagsgebed, als belangrijkste politieke-religieuze spreekbuis, zal door Sediqqi worden gehouden, een geestelijke zonder veel invloed. Niet alleen de hoogste commandant van de Revolutionaire Garde maar zelfs de bevelhebber van de basij-militie, die uit 50.000 vrijwillige jihadisten bestaat, houdt het hoofd koel.
Tehran lijkt Tel-Aviv geen smoes te willen geven om, nu de grootmachten gemotiveerd en bewapend in de regio zijn, na Syrië ook Iran aan te vallen. Ondertussen geniet Iran van de prijstoename met ruim 15 dollar per olievat en maakt het al plannen om het machtsvacuüm dat na de cosmetische aanval op Syrië ontstaat op te vullen. Iran rekent erop dat de VS dezelfde fouten zal begaan als het in Irak en Afghanistan deed.
In deze oorlog draait het niet om de bescherming van burgers maar om het redden van prestige. Obama weet dat zijn reputatie als president van het machtigste land ter wereld op het spel staat. Tragisch is dat niet 99 procent van de ruim 100.000 burgerdoden, maar juist 1 procent van hen die door chemische wapens is vermoord doorslaggevend zal zijn voor deze oorlog.
Dat in besluitvorming over oorlog en vrede de bescherming van burgers niet vaak beslissend is, bewijst de recent gepubliceerde CIA-documenten waaruit blijkt dat Saddam Hoessein eind jaren ’80 met Amerikaanse toestemming 5.000 Koerden met een gifgasaanval vermoordde. Was dat moreel wel verantwoord? Nee, maar vanuit machtspolitiek oogpunt gezien wellicht een te verklaren keuze. Waren de genocides in Darfur (2003) en in Rwanda (1994) met respectievelijk met drie miljoen doden en 1 miljoen burgerslachtoffers niet overtuigend genoeg om Amerikanen en hun bondgenoten te mobiliseren? Nee, omdat daarmee de belangen van VS en zijn bondgenoten kennelijk niet behartigd werden.
Dat is realpolitik, en die is uiteraard niet voorbehouden voor de VS alleen. Zowel het communistische regime van China als het postcommunistische regime van Rusland en de islamitische theocratie van ayatollahs in Iran handelen uit ogenschijnlijk tegenstrijdig machtsbelang. Zo hielpen de ayatollahs hun ‘Grote Satan’ Amerika tijdens de oorlog met Afghanistan en Irak. En om dezelfde reden verkocht Israël in de jaren ’80 wapens aan de Iraniërs om tegen Saddam te vechten. Dezelfde Amerikaanse wapens die nog door het leger van Bashar al-Assad zijn ingezet tegen de burgers en misschien ook nog zullen ingezet worden tegen de Amerikaanse soldaten als zij Damascus binnenvallen.
Damon Golriz is publicist en politiek commentator.
Syrië
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier