In memoriam Ratan Tata, de Indiase tycoon die driekwart van zijn inkomsten wegschonk
In Mumbai overleed Ratan Tata, 86. Hij stuwde het bedrijf Tata naar vestigingen in 100 landen, meer dan een miljoen werknemers en 152 miljard euro omzet. Tegelijk was hij een van de grootste filantropen ter wereld.
De man komt uit een clan – rijk geworden door opium- en katoenhandel – van zeldzame zoroastristen. Die geloven op last van de profeet Zarathoestra dat de mens door goede daden de wereld verlost van het kwade. Zijn vader is geadopteerd door de Tata’s en is manager in het familieconcern. Zijn moeder: ook van betere komaf. Op Ratans zevende scheiden ze, en de jongen belandt bij zijn grootmoeder van vaderskant.
Volgevreten
De knaap gaat met een Rolls-Royce naar school, woont in een wit paleis met 50 bedienden, speelt piano en cricket. Als tiener vliegt hij naar een highschool in New York en naar de prestigieuze Cornell University. Hij is gek van auto’s en vliegtuigen, begint aan een opleiding tot ingenieur maar switcht na twee jaar en studeert af als architect.
Even zit hij nog op Harvard, hij verkast naar Los Angeles maar gaat weer naar huis wanneer zijn grootmoeder ziek wordt. In 1962 begint hij onder aan de ladder bij Tata. De bescheiden Ratan loopt een perfect parcours, rookt niet, drinkt niet, blijft (altijd) ongetrouwd en flaneert alleen ‘s zondags over de dijk in Mumbai met een sportwagen. In 1981 zit hij hoog genoeg om het warrige, te hooi en te gras bij elkaar gesappelde Tata te rationaliseren. Denkt hij. Volgevreten managers lachen zijn plan weg.
Tien jaar later benoemt zijn oom en ceo J.R.D. Tata hem tot opvolger. De satrapen in de tent weren zich, maar de nieuwe baas voert een pensioenleeftijd in en stuurt hen naar huis. Hij predikt innovatie, verplicht elke manager aan de alles overkoepelende holding Tata Sons te rapporteren en voert een centrale boekhouding in. De 250 Tata-bedrijven herleidt hij tot 80. Ruim een derde van de banen verdwijnt. Het kabbelende conglomeraat, bijna alleen in India actief en vooral in de klassieke industrie, kan nu maximaal profiteren van de ultraliberale wind in dat land.
Geen corruptie
Daar baat Tata al snel alle Starbucksen en Zara’s uit. Ratan zet een immens IT-bedrijf op, Tata Consulting. Hij bouwt hotelketens met The Pierre in New York en het Taj Mahal Palace in Mumbai als vlaggenschepen, koopt bijna de integrale Britse staalindustrie samen met wat hoogovens in Nederland en Canada, neemt Jaguar en Land Rover over. Niet alles lukt. Zijn Nano, de goedkoopste auto ter wereld, flopt. Hoewel Tata zich glorieus herpakt in de automotive sector.
In zijn 21 jaar als ceo gaat de omzet maal 40, de winst maal 50. Dat geld belandt niet helemaal bij klassieke aandeelhouders want Tata Sons wordt voor 66 procent gecontroleerd door Tata Trusts, een… liefdadigheidsinstelling. Privé schenkt de baas driekwart van zijn inkomsten aan het goede doel. De rest stopt hij vooral in start-ups. In 2012, hij is dan 75, arriveert zijn zelfgekozen opvolger: Cyrus Mistry. Die maakt er een potje van. Wanneer hij het vroegere British Steel wil verkopen, ontstaat een ophefmakende machtsstrijd tussen beide heren. Van de verkoop komt niks, en na vier jaar moet Mistry eruit. Ratan komt als chairman emeritus weer even de honneurs waarnemen en installeert een nieuwe dauphin.
De naar Indiase normen arme rijke had zich kunnen terugtrekken in zijn bescheiden strandvilla net buiten Mumbai, vol boeken en honden (straathonden hebben zelfs een slaapplek in de lobby van het Tata-hoofdkantoor), maar dat doet hij niet. Ratan – nooit betrokken bij een corruptieschandaal, kenmerkend voor zijn land – blijft bestuurder van de meest prestigieuze banken en consultants ter wereld. Hij grossiert in onderscheidingen; lintje hier, honoris causa daar. Tot de dag van zijn overlijden zit hij Tata Trusts voor. Die vetpot met jaarlijks miljarden aan dividenden voor scholing, cultuur en gezondheid noemt hij de ziel van het hele concern.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier