Tom Hannes
‘In hun retoriek hebben militante fietsers en de N-VA veel gemeen’
Auteur en therapeut Tom Hannes over de wrokkige underdog die overal lijkt op te duiken: ‘Mijn militantenhart bloedt als ik merk hoe vaak fietserskreten lijken op tweets van N-VA-toplui.’
Mijn vrouw roept vanuit de woonkamer: ‘Pas op hoe je hierover schrijft. Je zult verkeerd begrepen worden.’ Ik mompel vanachter mijn computer: ‘Oké. Ik let op.’
In hun retoriek hebben militante fietsers en de N-VA veel gemeen.
Het gaat over fietsers. Over militanten die om ecologische en gezondheidsredenen de auto op stal laten en die boos zijn dat de overheid zo belachelijk weinig inzet op hun veiligheid. En het gaat over het wangedrag van die fietsers. Voor alle duidelijkheid: ik ben zelf een fietsmilitant. Ik voel me lastig bij elke kilometer die ik op fossiele brandstoffen afleg. Ik ben bekommerd om de moordkuilen die we ‘dode hoeken’ noemen, de gammele fietspaden, het gebrek aan fietslogica bij nieuw aangelegde kruispunten, de zoveelste fietsdode… De emancipatiestrijd van de fietser heeft overschotten van gelijk. De vraag alleen is: hoe zullen we die strijd voeren?
Want mijn militantenhart bloedt als ik merk hoe vaak fietserskreten lijken op tweets van NVA-toplui. Ik weet het, de vergelijking is gemeen. Want wat hebben die arme fietsers, die op dunne wieltjes het verkeer trotseren, te maken met de N-VA en zijn machtige leider die geen kans onbenut laat om ‘bakfietsers’ te schofferen en het liefst alle vrijheid geeft aan auto’s in zijn binnenstad?
Inhoudelijk gaat de vergelijking inderdaad niet op. De hedendaagse kloof tussen het nieuwe rechts-conservatieve bastion en de nieuwe links-progressieve basisbewegingen is één van de grote trekken van ons socio-politieke landschap. Maar in hun retoriek hebben de N-VA en de Nieuw-Assertieve Velocyclisten (N-AV) wel iets gemeen: ze druipen beide van de geest van de wrokkige underdog. Helaas stelt een ijzeren psychologische wet dat waar de underdog de boventoon voert, zelfs het nobelste ideaal de pedalen verliest.
Elke underdog heeft een machtige instantie nodig die boven hem staat en die de schuld is van alles. Voor de N-VA is dat ‘links’. Voor de N-AV is dat de autobestuurder. Voor de N-VA vernietigt ‘links’ al veel te lang het kostbare weefsel van Vlaamse gemeenschap, die van nature rechts-conservatief is. Er moet dringend drastisch ingegrepen worden. Voor de N-AV verloedert de waanzin van de almachtige auto al te lang het kostbare weefsel van onze longen en het natuurlijke evenwicht van de ecosfeer. Er moet dringend drastisch ingegrepen worden.
De N-VA zet eindelijk ‘links’ op zijn plaats. De N-AV stelt eindelijk ‘koning auto’ aan de kaak.
Underdogs hebben ook de neiging naar onderen te trappen, en wel vanuit een tweede ijzeren psychologische wet: ‘Gij zult serieus geneigd zijn anderen aan te doen wat u is aangedaan.’ Daarom geeft de N-VA-underdog zo graag de zwaksten in de maatschappij een oplawaai. Het goede Vlaamse volk wordt immers niet alleen bedreigd door de linkse elite, maar ook door de zwerm die zo lang door links gepamperd is: werklozen, zieken, migranten, armen en artiesten. Ook de N-AV-underdog heeft een nog zwakkere weggebruiker die het onderspit moet delven: de voetganger. Fulminerend tegen de gevaren van het autoverkeer en de idiote infrastructuur ziet hij zich ‘verplicht’ om op het voetpad te rijden en blind en doof te zijn voor de klacht van de voetganger die opzij mag springen. Waar anderen wangedrag zien bij de underdog, ziet de underdog zelf eindelijk het recht zegevieren. De N-VA zet eindelijk ‘links’ op zijn plaats. De N-AV stelt eindelijk ‘koning auto’ aan de kaak. Ik geef toe, de impact verschilt enorm. Maar het mechanisme is hetzelfde.
Wat beide underdogs ook delen is een geschiedenis van onrecht dat hen is aangedaan. Daarin hebben de N-VA en de N-AV een opvallend gelijkaardig verhaal. Net na de Tweede Wereldoorlog krijgt de Vlaams-nationalist onbillijk zware klappen in de repressie. In de jaren die komen wint de sociale verzorgingsstaat het van alle andere maatschappelijke modellen. Zowel het vrijemarktkapitalisme als het communisme en het conservatieve maatschappijmodel moeten de duimen leggen. Eind jaren zestig, toen langharige jeugd links sexappeal verleende, was de conservatief verworden tot een museumstuk. De term ‘conservatieve zak’ was genoeg om elke conservatief betoog weg te zetten als moreel kreupel en een obstakel voor een moderne maatschappij. Het prestigeverlies voor de rechts-conservatieve ideologische familie was gigantisch. Maar niet verpletterend. Binnenskamers en onder de radar van de mainstream media smeulde de wrok. En de hoop: ooit is het weer aan ons.
En zo geschiedde. Enkele jaren geleden ontpopte het onooglijke splinterpartijtje N-VA zich plots tot een politieke macht van formaat. De verraste Bart De Wever had eventjes nodig om zich te restylen van Calimero tot Caesar, maar toen hij het donkerrode Antwerpse stadhuis had ingenomen, sprak de wrok van zijn woorden, zijn vuist en zijn gezicht klare taal: ‘Nu is het hier weer van ons.’ De N-VA streed onder de vlag van ‘de kracht van de verandering’, maar wat we aan het werk zagen was ‘de kracht van de vernedering’. De wrok over een onheuse behandeling die na zeventig jaar sluimeren als een vulkaan openbarstte. Op afstand klonk het allemaal als een B-film: I’m your worst nightmare. An underdog with a badge. De wraak is nog alle dagen zoet. Nu is het aan ‘links’ om door het slijk gehaald te worden. Of het een duizendjarig rijk oplevert is onduidelijk, maar wie weet houdt deze vernedering het ook wel zeventig jaar vol.
Wie weet houdt deze vernedering het ook wel zeventig jaar vol.
De fiets maakte een gelijkaardige geschiedenis door. Hitler was verslagen en zijn ideeën verguisd, maar zijn autosnelwegen werden op algemene goedkeuring onthaald. Universeel autobezit werd een utopisch icoon van de heilsbelofte. Dat is nooit beter verwoord dan in de leuze ‘mijn auto, mijn vrijheid’. De fiets – door Guido Gezelle nog gehoond als een duivels snel modern ding – werd eerder een teken van een achterhaalde tijd, een voertuig voor sukkels. Fietshelden waren er alleen in de sport. In het reguliere verkeer was er na de kindertijd geen enkele prestige meer met de fiets te halen. In de jaren zeventig namen het aantal auto’s en het aantal wegen gigantisch toe. Ecologische protestbewegingen als de Groene Fietsers maakten zich onsterfelijk belachelijk bij de goegemeente met ideeën die lijnrecht ingingen tegen het vigerende idee van vooruitgang en groei. Meer dan de term ‘geitenwollensok’ was er niet nodig om hun noodkreten als gevaarlijk naïef van de hand te wijzen.
Tot de situatie onlangs kantelde. De N-AV kreeg in sneltempo een veel bredere maatschappelijke basis. Niet meetbaar zoals in wettelijk te eerbiedigen verkiezingsuitslagen, maar daarom niet minder aanwezig. Hun brul ‘nu is het aan ons’ is niet te horen in een overwinningsspeech op het Schoon Verdiep, maar klinkt wel door in het dagelijkse straatprotest: het zelfbewuste belgerinkel, de scheldpartijen op autobestuurders die de rechten van de fietser schenden… Met de nodige uitschuivers. Een opmerking over fouten die fietsers maken is al te snel een ‘heksenjacht’. Bij het weerwoord dat ook fouten van fietsers asociaal en gevaarlijk kunnen zijn, wordt automatisch teruggeschoten met een standaardreactie want ja, auto’s zijn pas écht asociaal en gevaarlijk. Op Radio 1 kon een bekende Vlaming zonder tegenspraak stellen dat een fietser die de regels volgt binnen de twee dagen dood is. Elke opmerking over fietsersgedrag kan weggehoond worden. Dit is geen maatschappelijk debat of een inspirerend protest. Dit is een stammenoorlog. De vraag is of we het zo willen spelen.
Dit is geen maatschappelijk debat of een inspirerend protest. Dit is een stammenoorlog. De vraag is of we het zo willen spelen.
Ik ben fan van een uitspraak die Martin Luther King wordt toegedicht: ‘Het leidt geen twijfel dat we radicaal zullen zijn, de vraag is alleen wat voor soort radicalen we zullen worden.’ Is het zinnig om radicaal te protesteren voor véél betere omstandigheden voor fietsers? Heel zeker. Maar laten we het dan juist spelen. Laten we ophouden te doen alsof voetgangers van een parkweg rijden, tegen de rijrichting in fietsen of tieren op een autobestuurder die ons niet zag iets met protest te maken heeft. Laten we radicaal zijn in onze hoffelijkheid als verkeersgebruikers én radicaal in ons protest als we protesteren. En laten we die twee uit elkaar houden.
Protesteren kan op allerlei manieren. Aangekondigde gezamenlijke stiptheidsacties – de verkeersregels zo nauwgezet volgen dat het lastig wordt, of manifestaties, of bevoegde overheidsinstanties belagen met honderdduizenden e-mails. Maar als we er echt van overtuigd zijn dat fietsen gezonder, ecologisch ethischer en beter is, laten we dat dan ook in ons concrete dagelijkse verkeersgedrag tonen. Door hier en nu veel betere verkeersgebruikers te zijn. We kunnen sneller dan een automobilist de hele verkeerssituatie overzien. We zijn flexibeler. We kunnen ons makkelijker bevrijden uit onze bewustzijnstunnel dan iemand die in een blikken doosje rondrijdt. Begaan we inbreuken tegen de regels? Dat kan en dat hoeft ook niet altijd zo’n ramp te zijn. Maar laten we ophouden ze te rationaliseren met argumenten die uit niet meer dan bullshit bestaan. Laten we, als we de baan op moeten, onze underdog-wrok op stal laten. Net als de auto.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier