Pieter Stockmans
‘Ik verkocht wapens om melk te kunnen kopen voor mijn dochtertje’
Wapenhandelaars zijn niet allemaal ‘Lords of War’, zo stelde Pieter Stockmans vast. Hij verbleef een week lang bij een Syrische wapensmokkelaar in Turkije. Dat leverde een intieme inkijk op in het leven van de kleine raderwieltjes die een oorlog doen draaien. Maar eerst nog uit Syrië weg geraken.
Journalist Pieter Stockmans trok met de Syrisch-Koerdische Belg Roni Hossein naar Syrië en Turkije. In Syrisch Koerdistan verbleven ze wekenlang bij gewone mensen, partijen en milities die een stervend land reanimeren, terwijl stukken ervan worden belegerd door IS. Ze vonden een strijd om grond én waarden. Aan de Turks-Syrische grens nemen ze u mee naar gewonde jihadisten. Aan de grenzen van Europa dompelen ze u onder in de leefwereld van een verloren generatie oorlogskinderen. Lees hier de andere afleveringen van de reportagereeks ‘Tekenles in de schaduw van IS’..
Lees hier een analyse van Pieter Stockmans over hoe de kaarten nu liggen in het grensgebied tussen Syrië en Turkije. ‘9 redenen waarom de slag om Kobani meer is dan een strijd tegen IS’
“Kameraad Hassan!” roept de soldaat verbaasd aan de controlepost. Iedereen kent Hassan, het hoofd van de geheime dienst van Afrin. Hij zal ons overdragen aan de partijmensen die ons veilig uit Syrië zullen loodsen. Na een uur rijden door eindeloze olijfboomlandschappen komen we in een partijhuis van PYD aan. Aan alle muren grote portretten van Öcalan. Vrouwen van de partij vragen telkens opnieuw of we merkten dat vrouwen actief zijn en dat zij toch heel anders zijn dan de Arabieren.
Dan gaat het door valleien naar Shengal, een grensdorpje waar we de smokkelaars ontmoeten. Een uur later bellen hun contacten aan de grens: de kust is nu veilig. In een olijfboomgaard wacht een tweede smokkelaar ons op. Hij praat via walkietalkie met andere mannen die in de bergen opgesteld staan om de posities van het Turkse leger door te geven. Het is een kat-en-muisspel tussen soldaten en de vaak meer ervaren smokkelaars.
Het wordt geen wandeling in het park. Zeker een uur lang klimmen en dalen door bossen en bergen, vasthouden aan de takken van bomen, afzien onder een verzengende hitte. De man fluistert dat we stil moeten zijn en bukt zich. Daar is de prikkeldraad, verborgen tussen het struikgewas. Nog een half uur dalen tot aan een grote weg, waar we in een auto springen en wegrijden. Onderweg zien we borden met “Gaziantep” en “Hatay“. We zijn in Turkije.
Vier uur na ons vertrek uit Afrin zitten we uitgeput maar voldaan in het huis van de smokkelaars. Na een glas thee en een douche zijn we snel weer de oude. ‘Toch niet moe?’, lacht de smokkelaar. ‘Ik doe dit elke dag met 50kg op mijn schouders.’ De man zat vier jaar in de cel in Turkije. Een vriendelijke man, gehard door het straatarme Syrische platteland. Hij smokkelt goederen, journalisten en vluchtelingen.
Overgave aan het monster
Na een busreis van Islahiye naar Gaziantep zitten we diezelfde avond oog in oog met vluchtelingen die de helse vluchtweg door de bergen als routine beschouwen. ‘Mijn vrouw moest terug naar Aleppo om ons pasgeboren dochtertje te registreren, ik moest hier blijven om te werken’, zegt Idris Omar uit Aleppo. We verblijven bij Idris en zijn vrouw Fatima (met hun kinderen Rohan en Sivan), en zijn broer Hasan en diens vrouw Ceylan. Hun verhaal leest als een microkosmos van de Syrische burgeroorlog. Het verenigt alle problemen waarvoor een conferentie over de Syrische vluchtelingensituatie in Berlijn eind vorige maand een oplossing wilde zoeken.
Idris biedt net onderdak aan drie meisjes, waarvan twee minderjarig, die werkten in het kledingbedrijf van Lokman, de man die ons vanuit België werd aangeraden als contactpersoon bij PYD. Toeval? Lokman ging net failliet en de meisjes verloren hun job. Geen inkomen, geen dak boven het hoofd. Hun inkomen van de afgelopen drie maanden zullen ze morgen weer afgeven aan smokkelaars, gewoon om bij hun ouders in Syrië te geraken. Een nachtmerrie, maar de meisjes vertonen geen enkele emotie, enkel overgave aan het labyrint dat hun leven is geworden.
Leven in Aleppo
Elke dag stonden Idris en Hasan samen in het restaurant in Aleppo. Fatima baatte een kapperszaak uit. Ceylan was nog maar net 17 en ging al vijf jaar niet meer naar school. Haar vader had haar van school gehaald, omdat hij de zin van onderwijs niet had ingezien als zelfs de beste studenten geen job vinden en de vroegste schoolverlaters het snelst geld kunnen gaan verdienen. Telkens ze Hasan op facebook ziet scrollen, is ze jaloers dat ze niet eens kan lezen.
Idris’ dochtertje Sivan (6) ging dezelfde weg op. Net toen de oorlog uitbrak zou ze voor het eerst naar school gaan, maar scholen werden gebombardeerd. Idris keek van op de heuvel toe hoe de bommen in de verte op Sheikh Massoud vielen. Ze verkochten het restaurant en gingen met hun gezin terug naar hun dorp Kurdan.
Overleven in Kurdan
In Kurdan sliepen ze in het huis van hun ouders, met 12 personen in één kamer. Er waren geen scholen. Sivan was al bijna 8 en ging nog geen dag naar school. Een heel jaar leefden ze zonder stromend water, elektriciteit of werk. Het volledige bedrag van de verkoop was snel opgebruikt. Maar dan gebeurde er iets waardoor het gebrek aan geld levensbedreigend werd: Fatima beviel van een dochtertje, Rohan.
Idris moest dringend werk vinden, want het kind had warme melk en pampers nodig. Hasan had een idee: misschien hadden mensen wapens nodig. Er was een inderdaad een grote vraag naar wapens en leveranciers. Die dag, een jaar nadat hun inkomensbron werd vernield door wapens, werden wapens hun nieuwe inkomensbron. Het vervolg vertelt Idris zelf.
Raderwieltjes van andermans oorlog
‘In het begin kochten we kogels en Kalasjnikovs van regimesoldaten en verkochten we ze door aan de rebellen, die ze vervolgens tegen het regimeleger inzetten’, zegt Idris terwijl hij groenten snijdt in zijn appartementje in Gaziantep. ‘Kalasjnikovs kosten normaal €2000, de soldaten verkochten ze aan de helft van die prijs. Zij waren zelf op zoek naar een inkomen voor hun gezin, want ze worden slecht betaald. Gaandeweg kocht ik wapens van alle milities en verkocht ik ze door aan alle milities, ook aan de nieuwe Koerdische militie YPG.’
Idris en Hasan werden raderwieltjes in de oorlogsmachine. ‘Onze baas vertelde wat we waar moesten leveren. Ik nam de bestelling op en vertrok zonder vragen te stellen, ik had gewoon het geld nodig’, zegt Idris. ‘We kregen €100 voor een levering van Afrin naar Aleppo. Ik werd daar niet rijk van, net genoeg om mijn gezin in leven te houden. De bazen verdienen honderdduizenden euro’s, wij waren slechts arbeiders.’
Gezin als menselijk schild
Hoe geraken die smokkelaars met koffers vol wapens voorbij de controleposten van honderden verschillende milities? Hasan en Idris moesten drastische maatregelen nemen, want: geen levering, geen loon. ‘Ik nam mijn vrouw en kinderen mee in de auto om als gezin te lijken’, zegt Idris. ‘Aan een controlepost riepen ze dat ons huis was gebombardeerd en dat we op de vlucht waren. De zenuwen gierden, want soldaten zouden me voor de ogen van mijn kinderen met kogels doorzeven.’
Soms ging het fout. ‘Aan een controlepost van Jabhat Al-Nusra zagen ze op mijn identiteitskaart dat ik Koerd ben, ze sloegen me urenlang.’ ‘Het was verschrikkelijk’, zegt Fatima. ‘Ik haat wapens, en Sivan zag alles, honderden Kalasjnikovs.’
Gouden zaken voor wapen- en huisvestingsmarkt
‘Iedereen begon wapens te leveren’, zegt Idris. ‘Bij één man in het noorden van Aleppo zag ik de leiders van alle grote milities. Kleine leveranciers werden weg geconcurreerd. We gingen illegaal de grens over, via de berg, op zoek naar werk.’ Oorlog genereert een vraag naar wapens voor strijders op het slagveld, en naar huizen voor vluchtelingen in de buurlanden. Idris en Hasan gingen van de aanbodzijde op de ene, naar de vraagzijde op de andere markt. Tijdens hun eerste dagen in Gaziantep sliepen ze op de grond in het restaurant waar ze aan de slag konden. Na een paar weken huurden ze elk een claustrofobisch appartementje in hetzelfde gebouw en lieten ze hun gezinnen overkomen.
Overal rondom rijzen nieuwe appartementsblokken uit de grond. Door de komst van een half miljoen Syriërs doen projectontwikkelaars gouden zaken en ze halen het onderste uit de kan: zoveel mogelijk appartementen op zo weinig mogelijk ruimte, minimaal comfort voor gezinnen, maximale winst voor ontwikkelaars.
Vrouw des huizes
Idris haalt pizza van het restaurant beneden. Er is geen plaats voor een tafel of matrassen, dus eten we op een doek op de stenen vloer. ‘In het begin hadden we niet eens zetels of bedden, vandaag slapen Rohan en Sivan op een matras’, zegt Fatima. Rohan is een uitbundig en vrolijk meisje, Sivan is eerder introvert. Ze zondert zich regelmatig af en schminkt zichzelf in de spiegel. Fatima was ooit een trotse vrouw des huizes en kwam in haar kapsalon in Aleppo elke dag onder de mensen. Hier is ze geïsoleerd en vervult ze de huishoudelijke taken met een uitgestreken gezicht. Als een machine. ‘Toen ik zwanger was, had ik het nog moeilijker’, zegt ze stil.
Zowel Fatima als Ceylan vertellen verhalen van vernedering in het staatsziekenhuis. ‘Ze deden me twee uur aan de ingang wachten’, zegt Fatima. ‘En na de echografieën kreeg ik niet eens een doek om mijn buik schoon te maken. De verpleegsters waren machines zonder gevoel. Ik stond er helemaal alleen voor, want Idris moest de hele dag werken. Zonder familie moeten bevallen, dat is zo treurig.’
Zwanger als Syrische in Turkije
Ceylan is vandaag zwanger. Ze valt regelmatig flauw. ‘Soms, als ik alleen boven zit en Hasan aan het werk is, voel ik hoofdpijn en na vijf seconden wordt alles zwart.’ Zal het complicaties veroorzaken? Ceylan tast in het duister en ondergaat het leven. ‘Gisteren ging ik naar een kinderziekenhuis, maar we mochten niet binnen. In het volgende ziekenhuis moesten we nog eens een half uur wachten en dan zei de dokter dat we op het stadhuis eerst een soort SIS-kaart voor vluchtelingen moesten halen.’
Ceylan toont ons de kaart. “Centrum voor Coördinatie van Syrische gasten, AFAD, 16 september 2013”, staat te lezen. AFAD is het Turkse noodhulpagentschap dat de opvang van Syrische vluchtelingen verzorgt. Zonder de kaart geen toegang tot staatsziekenhuizen. ‘Maar mét de kaart worden we nog altijd geweigerd’, zegt Ceylan. ‘Turkse patiënten die later binnenkomen, worden voor mij behandeld. Ik wil bevallen in een privéziekenhuis, maar dat zal ons €500 kosten.’
Batterijkippen
€500 is het maandloon van het gezin, voor Hasan’s 84-uren week. ‘Dat werk zou een Turkse arbeider dubbel zoveel opleveren’, zegt Hasan lachend als we hem na een lange werkdag op het terras van het restaurant spreken. ‘Vandaag maakte ik op één dag voor €500 aan pizza’s. Ik ben de machine, de baas rijft het geld binnen. We vroegen al eens opslag, maar dat lacht hij weg. We werken hier illegaal, zonder contract. Zeven op zeven, 12 uur per dag, geen vakantiedagen.’
De twee broers lijken wel batterijkippen, het appartement het hok waar ze slapen en eten, het restaurant de batterij die hun eieren neemt en hen uitgebuit wegwerpt. Ze worden uitgeperst zoals de sinaasappels waarvan ze in het restaurant fruitcocktails maken. ‘Familieleden van ministers in de Syrische oppositieregering komen hier elke dag eten’, zegt Hasan. ‘Zij geven de rijkdom uit die ze op corrupte wijze verwierven, dankzij de revolutie die ons in de armoede stortte, aan een restauranthouder die ervan profiteert, terwijl wij onzichtbaar aan de onderkant spartelen voor hun plezier.’
Tirade met de glimlach
Het lijkt een tirade, maar Hasan vertelt het met een brede glimlach. Zijn lach is de leugen die hij zichzelf moet vertellen om de dagen door te komen, de laatste grens tussen mens en machine. ‘Fuck de revolutie, fuck vrijheid’, zegt hij. ‘Ik haat die woorden als ze betekenen dat zij zwemmen in het geld en wij niet eens voor onze gezondheid kunnen instaan. Die woorden kostten ons ons land, onze huizen, jobs en scholen. Wij, vluchtelingen, betalen hun oorlog met onze vernielde levens.’ De cirkel is rond: gisteren leverden ze de wapens waarvoor ze vandaag zelf de prijs betalen.
De haat borrelt in Hasan. Als hij in eenzaamheid en aanvaarding de trappen van het appartement opgaat, naar zijn gezin, weet hij dat hij al dood is. Hij heeft enkel vandaag en morgen. Herinneringen aan gisteren en dromen van overmorgen bestaan niet meer. Of Hasan en Idris nu wapens of pizza’s verdelen: in beide gevallen zijn ze slaven die andermans economie doen draaien.
Onbereikbare droom
‘We gaan we naar het zwembad!’ roepen we de volgende ochtend. Rohan staat aan de deur te springen. Onderweg naar het zwembad kijkt ze met grote ogen naar de hoge gebouwen, de auto’s, de mensen, alle nieuwe dingen buiten de vier muren van het appartement. In het zwembad is ze niet te houden. ‘Ik ben heel blij vandaag’, zegt ze. Het zwembad is zo dichtbij en toch zo ver weg.
Die avond wandelen we naar het speelpark, dat als een sprookjesland aan de horizon opduikt. Rohan’s ogen gaan wijd open. Ze neemt ons op sleeptouw en klimt tot de hoogste treden van het klimkasteel. Vooral Sivan is de afgelopen stilaan weer kind geworden. Moeder Fatima is erg bezorgd om Sivan. ‘Ze is al 10 en ging nog geen dag naar school’, zegt ze. ‘We kunnen geen inschrijvingsgeld betalen. Als ze ooit nog naar school gaat, zal ze als puber tussen kleine kinderen zitten.’
Kinderen en dieren
Met kinderlijke verwondering toont Idris video’s van baby’s en dieren. Deze man, die in zijn appartement in de grootstad een eendje houdt om de band met de natuur te behouden en die met zijn kinderen speelt alsof hij één van hen is, was als wapensmokkelaar een schakel in een perverse realiteit waarin onschuld wordt vertrappeld. De opvoeding van zijn kinderen was zijn drijfveer om wapens te verdelen die de levens van andere kinderen kapot maken.
‘Het bloed van onze kinderen op de kogels is als het product dat goud zijn glans geeft: het brengt geld op’, zegt Bavê Selah, één van de bekendste Syrisch-Koerdische muzikanten. Als een magische verschijning zit hij op de zetel in Idris’ appartement. Hij reist hij door Koerdistan, op zoek naar oude teksten. ‘Al die oude liedjes gaan over het plattelandsleven, over de band tussen mens en natuur’, zegt hij, rust en gelatenheid uitstralend. ‘Dieren en kinderen staan nog dicht de ziel van de wereld die bestond voor de mensen. Op hen heeft haat nog geen impact gehad. Maar miljoenen Syrische kinderen zagen in één oogopslag meer haat dan velen in een heel leven.’
Het laatste avondmaal
Bij het laatste avondmaal durven we het aan om de vraag te stellen: is er een uitweg, een toekomst voor de kinderen? Dag en nacht breken Idris en Hasan hun hoofd over deze vraag. Het appartement, de job, het is slechts een voorlopige doortocht naar iets beters. Een doortocht die al meer dan een jaar duurt.
Fatima heeft een broer in Duitsland en een zus in Denemarken. ‘Ze vertellen ons over de scholen daar, en op Skype zag ik hoe de huizen er uitzien. Als iemand zou zeggen ‘Je kan nu vertrekken’, dan zou ik zelfs in pyjama meegaan. Misschien gaat Idris alleen naar Europa en laat hij ons via gezinshereniging overkomen, maar dan moet hij genoeg geld sparen.’ Hasan kan dan weer in Dubai aan de slag, maar dan wel zonder zijn familie. Dat is voor hem geen optie, nu Ceylan opnieuw zwanger is.
Die nacht, de laatste nacht, ligt de bouwwerf stil, slaapt het restaurant en rust het onrecht. De waarheid waait als een verfrissende wind door de sauna van de nachtelijke stad. De duisternis is een universum waarin de onzichtbaren enkel voor elkaar zichtbaar worden. Ze worden weer mensen, in plaats van machines. Maar het daglicht maakt het monster wakker dat hen telkens opnieuw in de rangen sluit.
Bekijk hier een fotoreportage over dit gezin.
Met de hulp van Roni Hossein. Deze reportage kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek. Volg Pieter Stockmans op Twitter en Facebook.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Lees hier de andere afleveringen van de reeks Tekenles in de schaduw van IS‘.
Dagboek: Tekenles in de schaduw van IS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier