‘Ik gruw van oorlog, maar gruw nog meer van de gedachte hem te verliezen’

‘We kunnen inzetten op geweldpreventie, maar dan nog zullen vele zaken aan onze greep ontsnappen.’ Aldus Jonathan Holslag in het kader van het Grote Defensiedebat van Knack.

Het debat over defensie is het voorbije jaar gereduceerd tot één prangende vraag: is het aangewezen om onze gevechtsvliegtuigen te vervangen? Mijn antwoord daarop is positief. Maar laat mij u geruststellen: mijn standpunt is niet ingegeven door de NAVO, het Pentagon, onze luchtmacht of de defensie-industrie.

Je bouwt geen sterke defensie rond een verzwakte samenleving.

Toegegeven, ik geef les aan NAVO-generaals. Ik heb contacten met de Amerikaanse overheid en sta dicht bij onze eigen defensie. Maar wie mijn werk een beetje kent, weet dat ik kritisch ben over de Verenigde Staten en dat ik herhaaldelijk heb gepleit voor een evenwichtige verstandhouding. Ik ben een publieke dienaar en het is onze taak om naar eer en geweten te achterhalen welke keuzes we idealiter maken in functie van het algemeen belang van onze samenleving. Laat dat melig overkomen; ik vind het een nobele en boeiende taak.

Strijder

Wat mijn standpunt in het defensiedebat bepaalt, is bezorgdheid. Mijn generatie wordt opnieuw geconfronteerd met dreigingen waarvan wij tot voor kort vermoedden dat zij nooit of te nimmer opnieuw de kop op zouden steken. De pijlers van ons goede leven staan onder druk: veiligheid, waardigheid, vrijheid, nuchterheid en medemenselijkheid.

En neen, vooralsnog worden die waarden niet bedreigd door tankkolonnes uit het Oosten, of door gewelddadige volksverhuizingen. De belangrijkste bedreiging zit thans binnenin: het is de zelfgenoegzaamheid, de hebzucht, de kortzichtigheid en de gemakzucht van onze eigen bevolking. We werken hard en we betalen onze belastingen, maar we doen dat zonder reflectie. Onze samenleving lijkt vaak op een horde door reclame voorgeprogrammeerde consumptierobots.

De waardigheid, waarvoor generaties hebben gevochten, wordt steeds meer verdrongen door een dodelijke combinatie van materialisme en individualisme. Die versplintering leidt tot een groter onveiligheidsgevoel. Mensen voelen dat er wat op til is. Maar opgezweept door een nieuwe generatie demagogen, achten wij de toenemende kwetsbaarheid van onze samenleving de verantwoordelijkheid van iedereen behalve van onszelf. We vinden dat onze samenleving bedreigd wordt door bevolkingsgroepen die elkaar op een andere manier groeten, terwijl veel mensen op straat niet eens meer begroet willen worden. We klagen over de nefaste invloed van de Europese Unie op onze economie, maar maken met ons consumptiegedrag onze eigen industrie kapot. En hoe luider het via sociale media gonst over ‘vrijheid’ hoe minder we vrijdenken.

We vinden dat onze samenleving bedreigd wordt door bevolkingsgroepen die elkaar op een andere manier groeten, terwijl veel mensen op straat niet eens meer begroet willen worden.

Vergeef me de lange aanloop, maar dit is een belangrijkste premisse: je bouwt geen sterke defensie rond een verzwakte samenleving. Muren noch tanks en vliegtuigen baten indien de samenleving van binnenuit vermolmt, indien zij de gelederen niet sluit rond een gedeelde visie voor een betere toekomst, de hard bevochten vrijheid om het leven voor jezelf en voor elkaar boeiend te maken, te streven naar schoonheid, wijsheid en fijngevoeligheid.

Pas als we ten volle beseffen wat het leven waard is, zullen we beseffen waarvoor we strijden. Pas dan zullen wij opnieuw de solidariteit vinden om onze samenleving alerter en sterker te maken. Actief burgerschap en deugd zouden de kern van elke veiligheidsstrategie moeten zijn, hetgeen inhoudt dat we inzetten op vorming en onderwijs, op gemeenschapsopbouw. Het impliceert dat wij onze machtsmiddelen, ons kapitaal, onze arbeid, onze ruimte en onze tijd aanwenden op een manier die onze samenleving trots en weerbaar maakt, in plaats van haar vrijheid en autonomie uit te verkopen. Iedere burger moet opnieuw strijder zijn, strijden voor wat wijzelf waardevol achten.

Keuzes

Ik sluit me dus aan bij die mensen die pleiten voor meer investeringen in bijvoorbeeld onderwijs. Bijna nergens in West-Europa wordt zo weinig in onderwijs geïnvesteerd als hier en in bijna geen enkel ander West-Europees land zijn zaken als burgerschap, ethiek en geschiedenis zo gemarginaliseerd als hier. We hebben de mond vol over informatieoorlogen, maar verwaarlozen het belangrijkste wapen: kennis, inzicht en emancipatie. Ik ben het ook volkomen eens met het pleidooi voor meer investeringen in infrastructuur, in betaalbare woningen en in energie, bijvoorbeeld. Ook hier kampt onze samenleving met enorme achterstanden. We hebben de mond vol van extremisme, maar dreigen financieel steeds afhankelijker te worden van landen die extremisme en autoritarisme propageren.

Defensie is geen keuze tussen kritische investeringen in pakweg onderwijs en investeringen in de krijgsmacht. Dat is een valse keuze. Dat is demagogie. Leiderschap in dat opzicht veronderstelt dat we onze burgers uitleggen dat ze op korte termijn meer zullen moeten uitgeven aan wat werkelijk belangrijk is en dat er minder ruimte is voor luxe.

Men kan op dit punt tegenwerpen dat we al veel belastingen betalen, maar dat is vooral een vestzak broekzak operatie. Het grootste deel van wat we aan de overheid afdragen komt terug als loon of pensioen en de mensen in die uitgaven aan de publieke sector of de gepensioneerden hebben op hun beurt de consumptie bij bedrijven op peil gehouden.

Wat zegt het over onze samenleving als ouders hun BMW belangrijker vinden dan de scholen en de waardigheid van hun kinderen?

Wat zegt het over onze samenleving als ouders hun BMW belangrijker vinden dan de scholen en de waardigheid van hun kinderen? Wat zegt het over onze samenleving dat wij jaarlijks zonder verpinken 7 miljard euro aan vakanties in het buitenland uitgeven, maar geen geld willen uitgeven aan goede infrastructuur thuis? Wat zegt het over een samenleving dat wij miljarden spenderen aan ingevoerde wegwerpproducten en vervolgens staan te klagen dat wij zelf in die economie meer en meer behandeld worden als wegwerpmensen? Laten we dat de mensen eens uitleggen: dat we ons geld opnieuw moeten besteden aan wat essentieel en waardevol is, in plaats van valse keuzes voor te stellen.

Ik vind het ook niet kies, in dat opzicht, dat we doen alsof de uitgaven van defensiemateriaal ondragelijk groot zijn. Het voorbije decennium gaven we jaarlijks gemiddeld nog geen 200 miljoen aan defensiemateriaal uit, oftewel 0,04 procent van het bruto binnenlands product. We besteden jaarlijks zeven keer zoveel aan gokspelletjes en gooien voor acht keer zoveel geld aan eten weg. Wat ik bijna laaghartig vond, de voorbije maanden, was hoe men uit bepaalde hoeken het beeld schiep dat een machtige militaire lobby de politiek onder druk zet. Ik vind dat getuigen van een totaal gebrek aan respect aan de mannen en vrouwen die in vaak moeilijke omstandigheden hun land proberen te dienen. De top van onze defensie heeft amper een stem in het veiligheidsdebat, zelfs niet eens in de nationale veiligheidsraad. De generaals die ik ken, zijn vaak als de dood voor de politieke wispelturigheid. Het is door de stemmingmakerij zover gekomen dat veel militairen zich schamen militair te zijn, terwijl zij net als leerkrachten, verzorgers en politiemannen hun samenleving dienen met zeer bescheiden middelen.

Gevechtsvliegtuigen

We besteden dus een erg klein deel van onze welvaart aan defensie en een nog kleiner deel aan defensiemateriaal. Dat wringt. Critici stellen vaak dat onze defensie meer moet samenwerken met andere Europese landen, maar in het geval van de marine bijvoorbeeld, zijn we soms zo afhankelijk van de Nederlanders dat zij zich soms afvragen of die samenwerking wel nog steekhoudt. Critici zeggen ook dat onze defensie meer moet doen in het kader van de Verenigde Naties (VN). Ik was laatst in Mali bij de VN-troepen en opnieuw zag ik daar dat onze militairen eigenlijk niet naar behoren kunnen werken zonder steun van andere landen. We investeren te weinig in onze defensie, te weinig in materiaal en te weinig in operaties. Ook integratie en humanitair engagement vereist dat we onze mannen en vrouwen uitrusten met het juiste materiaal.

Dat brengt ons uiteindelijk bij de gevechtsvliegtuigen. Het is een moeilijk debat. Spijtig is ook dat achtereenvolgende regeringen de hete aardappel van de vervanging voor zich uit hebben geschoven. Een aantal belangrijke vragen dringen zich op.

Kunnen wij ons nieuwe gevechtsvliegtuigen veroorloven? Ik lees en hoor in de media over de meest waanzinnige bedragen, vooral dan voor wat betreft de F-35. ‘Twee miljard meer.’ ‘Twee keer zoveel.’ De huidige F-35 is erg duur omdat de productie nog kleinschalig is en er nog volop getest wordt. De eenheidsprijs van het huidig geproduceerd lot-10 bedraagt 79,5 miljoen euro (US$ 94,6 miljoen) en men verwacht dat de eenheidsprijs van de F-35 block 4 zal dalen tot 67 miljoen in huidige euro’s. De eenheidsprijs van een Eurofighter Tyfoon bedraagt thans 76 miljoen euro. De kost per vlieguur van een F-35 zouden 10 tot 20 procent hoger liggen, rond de US$ 29,000 per vlieguur. Hoeveel zou een vloot F-35 ons per jaar kosten?

Aankoop afgeschreven over 40 jaar: 34 x 67 miljoen euro / 40 = 57 miljoen in huidige euro.

Operationele kost per jaar: 24,360 euro (US$ 29,000) x 8000 vlieguren: 195 miljoen in huidige euro.

Geschat totaal: 252 miljoen in huidige euro per jaar, oftewel 0,06 procent van het huidige bruto binnenlands product.

Ik begrijp dat het tegendeel electoraal aantrekkelijk is, maar ik vind dat het debat eerlijk gevoerd moet worden en dat we de zaken in hun juiste financiële verhoudingen moeten zien. Mits de juiste keuzes, zal de vervanging van de gevechtsvliegtuigen door onze economie gedragen kunnen worden.

Heeft het zin de levensduur van de huidige gevechtsvliegtuigen te verlengen? Neen. De verlenging brengt hoe je het ook draait of keert kosten mee. Na de verlenging staan we bovendien voor dezelfde keuze: F-35 of Eurofighter. Tegen dan zal er geen alternatief zijn, noch bemand noch onbemand. Intussen mist onze luchtmacht kostbare jaren om de interoperabiliteit met andere Europese landen te handhaven.

Persoonlijk had ik liever een Europees vliegtuig van de vijfde generatie gezien, maar we hebben die boot gemist.

Maken wij ons land zo niet meer afhankelijk van de Verenigde Staten als we de F-35 zouden kopen? Persoonlijk had ik liever een Europees vliegtuig van de vijfde generatie gezien. We hebben die boot gemist en ook reeds die van de zesde generatie. Europa betaalt een prijs voor twintig jaar aan ondermaatse investeringen in militair onderzoek en ontwikkeling We zien dat ook elders, in cyber bijvoorbeeld. De situatie is niet optimaal. Dat geef ik toe. Maar terwijl Europa afhankelijk blijft van de Verenigde Staten, zullen de Verenigde Staten ook afhankelijk zijn van Europa, gezien Europese landen wellicht ongeveer een zesde tot vijfde van de wereldwijde F-35 vloot zullen bezitten (De Verenigde Staten zullen waarschijnlijk 2,456 vliegtuigen kopen, de Europese Unie voorlopig tussen 360 en 440). Dit geeft dus een situatie van wederzijdse afhankelijkheid. Laten we vooral lessen leren en in de Europese Unie zelf meer inzetten op onderzoek en ontwikkeling in defensie.

Zijn er dan niet genoeg gevechtsvliegtuigen in Europa? Vandaag zijn er zo’n 1800 gevechtsvliegtuigen in de Europese Unie. Gezien de huidige orders zal dat aantal slinken tot zo’n 1200 stuks tegen 2027. Dat lijkt veel, maar in vergelijking met China, de VS, Rusland en de Golfstaten is dat eigenlijk weinig. Met 1200 gevechtsvliegtuigen zal Europa niet langer in staat zijn om autonoom beperkte luchtcampagnes uit te voeren. Tijdens operatie Allied Force in Kosovo, bijvoorbeeld, werden er meer dan duizend vliegtuigen ingezet en elk vliegtuig moet na een aantal maanden inzet opnieuw naar de basis voor onderhoud. Voor elk ingezet vliegtuig heb je er twee andere nodig als back-up. Er is dus geen overschot aan vliegtuigen.

Is het zinvol dat nieuwe gevechtsvliegtuigen een rol spelen in nucleaire afschrikking? De vraag stellen impliceert dat nucleaire afschrikking belangrijk blijft en dat is ook zo. De wereld maakt zich op voor een nieuwe ronde in de modernisering van nucleaire wapens, met China en Rusland op kop. De arsenalen worden kleiner, maar moderner. Ook het onderscheid tussen tactische en strategische nucleaire wapens vervaagt. Dat is een zeer zorgelijke trend, maar zij ontsnapt grotendeels aan de controle van Europese landen. Ik ben dus van mening dat als we nadenken over nucleaire ontwapening, het vooral de Russen en de Amerikanen moeten zijn die het aantal kernkoppen afbouwen, en dat het de Chinezen, de Amerikanen en de Russen zijn die beperkingen moeten overwegen inzake nieuwe technologieën die kernraketten en kernkoppen nog krachtiger maken. Intussen is het helaas noodzakelijk dat kleine Europese landen in NAVO-verband of mogelijks rond de Franse capaciteit samenwerken.

Gruwel

De discussie over de aankoop van nieuwe gevechtsvliegtuigen maakt deel uit van een discussie over de toekomst van onze defensie in bredere zin. Bepalend daarbij zijn niet de zekerheden vandaag, maar de onzekerheid ten aanzien van de toekomst. Aankopen als de gevechtsvliegtuigen gaan in principe over de wereld in 2050. Die wereld kennen we niet. Zolang er ook maar de minste onzekerheid bestaat, de minste kans dat de dreigingsomgeving rondom Europa verslechtert, zijn wij het aan onszelf en de komende generatie verplicht om te investeren in harde militaire macht.

Ik maak dat argument niet lichtzinnig. Geloof me, het lied ‘Oorlogsgeleerden’ van Roland en Wannes gonst mij meer dan regelmatig door het hoofd: ‘Ge schuilt achter muren en achter papier. Ge geeft mij een wapen maar ge mijdt mijn blik… Je speelt met mijn wereld alsof het een stuk speelgoed is.’

Ondanks de vooruitgang blijft de wereld een wildernis, een slechte droom soms waaruit je niet kan ontwaken.

Oorlog is een verschrikkelijke gesel. De vluchtelingenkampen, ik heb ze bezocht. De afgehakte ledematen, ik heb ze gezien. De getuigenissen van Hiroshima, ik heb ze gelezen. Ik gruw van oorlog. We kunnen inderdaad inzetten op geweldpreventie, maar dan nog zullen vele zaken aan onze greep ontsnappen. Een nieuwe grootmacht staat op, de bestaande grootmacht probeert zich te handhaven en kleinere mogendheden spelen daar vervolgens op in. Ondanks de vooruitgang blijft de wereld een wildernis, een slechte droom soms waaruit je niet kan ontwaken.

Ik weet niet wat ervan zal komen, maar we moeten voorbereid blijven op alles. Het wordt een evenwichtsoefening: aan de ene kant zullen we op zoek moeten naar nieuwe vormen van internationale samenwerking, een beter en duurzamer groeimodel dat de economische kansen eerlijk verdeelt. Maar aan de andere kant zullen we ook een klein stukje van onze rijkdom moeten investeren in harde militaire macht.

Ik gruw van oorlog maar ik gruw nog meer van de gedachte dat als er ooit een oorlog komt we hem zullen verliezen. Oorlog is een beangstigend beeld; gedomineerd worden is een nog beangstigender perspectief.

Partner Content