Hoe soldaten uit China en India meevochten in de loopgraven bij Ieper

'Zij kijken bijzonder gaarne door de vensters van de huizen', schreef de pastoor van Dikkebus over de Indiërs. © GF
Catherine Vuylsteke
Catherine Vuylsteke Journalist, auteur, filmmaker en sinoloog

Meer dan een kwart miljoen Indiërs en Chinezen belandden tijdens de Eerste Wereldoorlog aan het westelijk front. Historicus Dominiek Dendooven onthult de verborgen geschiedenis van de ‘koelies’ uit Shandong en de ‘sepoys‘ uit Punjab, de pastoor van Dikkebus en de fotograafsdochter die moest poseren met ‘al die donkere’ types.

Het is een merkwaardige vaststelling: van alle boeken over de Eerste Wereldoorlog is het leeuwendeel een louter nationale of eurocentrische geschiedenis. ‘Het is zoals met een verrekijker’, schrijft Dominiek Dendooven: er wordt ingezoomd maar er treedt tunnelvisie op. ‘Verblind door de aandacht voor de geschiedenis van de eigen groep, ziet men niet langer analoge ontwikkelingen in de geschiedenissen van andere groepen.’

Precies daarom heeft de aan het In Flanders Fields Museum in Ieper verbonden historicus zich de voorbije vijftien jaar gebogen over Chinese dagboeken, Indiase soldatenbrieven, geluidsfragmenten uit de Duitse krijgsgevangenenkampen en bewaarde interviews met de West-Vlaamse bevolking. Van onderuit presenteert hij de ervaringen van de dorpelingen en van de honderdduizenden mannen die vanuit China en India naar het westelijk front kwamen.

India zag 138.000 man onder koloniaal vaandel naar Europa vertrekken: ongeveer 90.000 in infanterie- en cavalerie-eenheden en meer dan 48.000 arbeiders. Het grootste contingent waren de 140.000 Chinese arbeiders, van wie 96.000 in Britse dienst en 44.000 bij de Fransen – zij bleven ook het langst.

Dat India en China bereid waren om manschappen te leveren, kwam omdat een aantal politieke leiders in beide landen de oorlog zagen als een kans. India wilde intern zelfbestuur als quid pro quo voor zijn loyale steun aan het Britse Rijk. En de jonge Chinese Republiek – het keizerrijk was pas in 1912 gevallen – rekende op westerse diplomatieke hulp tegen de Japanse militaire agressie aan zijn oostkust.

In beide gevallen zou dat uitlopen op een ontgoocheling: China verliet de vredesconferentie van Parijs in 1919 met lege handen – de Britten en Fransen hadden vooraf een geheim akkoord gesloten met Tokio. En in Brits-India werd datzelfde jaar het bloedbad van Amritsar aangericht, waarbij militairen het vuur openden op ongewapende nationalistische demonstranten, waaronder vrouwen en kinderen.

Dat onrecht nekte de anti-imperiale contestatie niet, integendeel. China zag de oprichting van de 4 Mei-Beweging en de Communistische Partij, in India lanceerde Gandhi zijn geweldloze verzetsbeweging. En zoals Dominiek Dendooven nog zal aanstippen, was de ervaring van Chinezen en Indiërs in onze contreien daar niet vreemd aan.

***

Het verhaal van de Indiase koloniale troepen of sepoys begon in de haven van Marseille in het najaar van 1914. Ze trokken door Frankrijk en werden in de Westhoek ingekwartierd bij boeren die nog maar zelden buitenlanders hadden gezien. Pastoor Achiel Van Walleghem uit Dikkebus omschreef de Indiërs in zijn dagboek als ‘zwart van vel, gekleed als Engelse soldaten maar het hoofd kunstig in een doek gehuld. Zij spreken Engels en sommigen ook Frans (…) Zij zullen u van top tot teen bekijken en zij kijken bijzonder gaarne door de vensters van de huizen.’

Dominiek Dendooven

– 1971: geboren in Brugge

– Studie geschiedenis en archivistiek (VUB)

– Sinds 1998: wetenschappelijk medewerker aan In Flanders Fields in Ieper. Publiceerde tal van artikels over koloniale troepen en de heropbouw na de Eerste Wereldoorlog

– 2018: promoveerde met het proefschrift Asia in Flanders Fields aan de University of Kent en de UAntwerpen

Sommige Indiërs raakten bevriend met de plaatselijke bevolking en sprongen zelfs voor hen in de bres. Zo herinnert een cafédochter uit Le Vimeu zich het voorval met een metselaar bijgenaamd Tintin. Hij was ‘op een avond in het café nogal luid en agressief aan het praten, zoals dat gaat bij mensen die van de fles houden. Terwijl een Indiase soldaat naar mijn moeder toe ging, zei hij: ” Si Monsieur méchant, nous, couper cou, tout de suite.“‘

U schrijft dat de Britten in Europa eigenlijk geen koloniale troepen wilden inzetten.

Dominiek Dendooven: Ze haalden alleen de Indiërs hierheen als strijdende troepen, en ze deden dat louter uit noodzaak. Of zoals minister van Oorlog Lord Kitchener het eind augustus 1914 stelde: ‘We zitten erg krap en putten uit elke mogelijke bron.’ Na minder dan een jaar werden de Indiase regimenten al naar Mesopotamië overgebracht. Niet omdat ze gefaald hadden, maar om de mythe van de blanke suprematie in stand te houden. En er was ook de vrees voor ‘de passionele strijdlust die nu de harten van oorlogszuchtige rassen uit Hindoestan beroert’, zoals in een lezersbrief aan The Times stond. Met andere woorden: ‘Laten we het ondergeschikte leger niet te veel krijgservaring geven.’

Chinese arbeiders, in het ruim gestouwd. 'Ze kregen een serienummer dat hun naam verving.'
Chinese arbeiders, in het ruim gestouwd. ‘Ze kregen een serienummer dat hun naam verving.’© Uit Ellen N. La Motte: Peking Dust. New York, 1919

Wie waren die soldaten?

Dendooven: India’s lappendeken van etnische groepen, talen, culturen en religies werd grotendeels weerspiegeld in de koloniale troepenmacht. Maar door de racistische Britse theorie van de zogenoemde ‘krijgshaftige rassen’ kwam een grote meerderheid uit het noorden en noordwesten, en ook uit Nepal. Hoe dichter je bij de koelere gebieden van de Himalaya woonde, hoe groter je kans om gerekruteerd te worden. De stedelingen en de westers opgeleiden lieten ze links liggen, onder meer uit vrees voor politieke oppositie.

De sepoys stonden op de laagste trede van de militaire hiërarchie, zelfs de jongste Britse luitenant was belangrijker dan de oudste Indiase militair. Hoe reageerden zij daarop?

Dendooven: In het Britse nationalistische en imperialistische denken was de ander inferieur, primitief. De koloniale troepen werden de zondebok van Europese inefficiëntie en mislukking. Dat vonden ze erg onrechtvaardig. Zo schrijft Amar Singh, een loyale Rajput-edelman die zijn leven lang een Engelstalig dagboek bijhield, dat de Britten luid tekeergaan ‘wanneer wij ook maar een klein foutje maken. (…) Ik weet niet wat er van de Indiërs verwacht wordt. Een man kan tenslotte maar zijn leven geven en niemand kan beweren dat de Indiërs zichzelf op enige manier gespaard hebben.’

Wisten ze wat hen te wachten stond?

Dendooven: Toen ze India verlieten, hadden velen geen idee waar ze heen gingen. Ze dachten dat ze onderweg waren ‘ vilayat‘, zoals het Verenigd Koninkrijk werd genoemd. In plaats daarvan kwamen ze in Frankrijk en België terecht, waar ze in zeven haasten naar het front werden gestuurd.

Op duizenden mijlen van huis vochten ze voor een hen grotendeels onbekende zaak. Bovendien waren ze onvoorbereid op de vreselijke weersomstandigheden, van lange vriesperiodes over ellendige regenmaanden tot zomertemperaturen van meer dan 30 graden. Kijk naar de brief van Kala Khan over de winter. ‘De aarde is wit,’ schrijft de soldaat, ‘de lucht is wit, de stenen zijn wit, de modder is wit, het water is wit, je speeksel bevriest tot een stevige witte klomp, het water is zo hard als steen.’

Ze kwamen bovendien in een nieuw soort oorlog terecht.

Dendooven: De Eerste Wereldoorlog was een totale oorlog, waarin burgers voor het eerst op grote schaal een direct doelwit werden. Het was ook de eerste industriële oorlog, waarin staten het vernuft van wetenschap en technologie combineerden met de kracht van industrie en maatschappij om elkaar in een mechanisch proces te vernietigen. In de Groote Oorlog botste negentiende-eeuwse tactiek, doctrine en mentaliteit met twintigste-eeuwse techniek.

Meer dan 70 procent kwam om door artillerievuur. Doden en gedood worden was niet langer een kwestie van individuele moed, vaardigheid en behendigheid. Het was nu een gemechaniseerd, industrieel en onpersoonlijk proces waarbij in een korte tijd grote hoeveelheden slachtoffers werden gemaakt.

Hoeveel Indiërs zijn er in totaal gesneuveld?

Dendooven: Zo’n 10.000, denken we, maar we weten het niet goed omdat de aantallen in de eerste oorlogsjaren niet goed werden bijgehouden. Een voorbeeld: het 47e Sikh-regiment werd op 26 april 1915 ingezet en verloor 348 man, op een totaal van 444. Maar op de Menenpoort staan amper 15 namen vermeld.

U schrijft dat de Indiërs de Belgen en Fransen veel vriendelijker vonden dan de Britten. Vietnam en Algerije waren anders bepaald niet te spreken over hun Franse koloniale meesters.

Dendooven: Om te beginnen bestond er in de contacten van de sepoys met Belgen en Fransen geen militaire hiërarchie. Ze werden als redders onthaald door de boeren die hun onderdak moesten verlenen. Bovendien verschilde het Franse koloniale model van het Britse doordat het de illusie bestendigde dat de koloniale ingezetene op een dag gelijk zou zijn aan zijn meester. Hij werd opgevoed tot een goede Franse burger. In het Britse model ontbrak dat perspectief volledig. Het ondergeschikte, gekoloniseerde volk zou nooit evenwaardig worden.

U maakt melding van minstens één huwelijk van een Indiase cavalerist met een Frans meisje, maar niet alle liefdesgeschiedenissen eindigden eervol.

Dendooven: Onwettige kinderen zijn inherent aan elke oorlog, maar door het gigantische taboe op buitenechtelijke seks werd er lang over gezwegen. Tijdens een oorlogstentoonstelling in het Franse Valines in 2003 stelde de 72-jarige Jacquelin D. zichzelf voor als de kleinzoon van een Indiase cavalerist. Zijn moeder werd in 1916 geboren. Haar broer volgde 14 maanden later, verwekt door dezelfde Indiase officier. De man liet twee souvenirs na: een pop die hij aan zijn dochter had gegeven en een foto van zichzelf te paard. Toen de Franse echtgenoot na de demobilisatie thuiskwam, erkende hij beide kinderen.

Chinese krachten op weg naar het werk of naar het kamp, in de ruïnes van Vlamertinge.
Chinese krachten op weg naar het werk of naar het kamp, in de ruïnes van Vlamertinge.© Flanders Fields Museum, Ieper

Kleinzoon Jacquelin kreeg door zijn donkere huid problemen: op school werd hij gepest als ‘ l’Indien‘ en tijdens zijn militaire dienst in Algerije was het nog erger. Maar in 2003 zei hij trots te zijn op zijn beide grootvaders. Op de Indiër, ‘wiens bloed, moed en vredelievendheid door mijn aderen stroomt’, en op de Fransman, ‘die de in de oorlog geboren kinderen aanvaardde alsof er niets verkeerds mee was’.

Er was in Reningelst, bij Poperinge, ook een Chinees onwettig kind. Van hem werd gezegd dat hij ‘zo geel’ was omdat zijn moeder tijdens de zwangerschap geelzucht had opgelopen.

Vanwaar kwamen de Chinezen?

Dendooven: Het leek logisch dat de Britten in hun kolonie Hongkong en in Zuid-China arbeiders zouden werven. Maar verschillende Britse functionarissen wezen erop dat Noord-Chinezen geschikter waren, omdat ze beter bestand zouden zijn tegen het klimaat, meelproducten aten, meer discipline hadden en minder gevoelig waren voor malaria. Bijgevolg kwam het merendeel van de Chinese militairen uit de provincies Hebei en Shandong.

Waarom meldden ze zich voor dienst?

Dendooven: Sommigen waren werkloos, anderen werden aangetrokken door het relatief hoge loon of ontvluchtten natuurrampen en banditisme. Of ze waren gewoon nieuwsgierig en verlangden naar avontuur. Van alle rekruten werden vingerafdrukken genomen en ze kregen een armband met daarop een serienummer, dat voortaan hun naam zou vervangen.

In hun contract stond dat de Chinezen niet ingezet zouden worden bij militaire operaties, maar velen werkten vlak achter het front, waardoor er vaak doden vielen bij beschietingen. Ook de duur van het contract was vaag, wat niet zelden leidde tot stakingen en acties.

U schrijft dat ze via Canada reisden, een behoorlijke omweg.

Dendooven: Aanvankelijk kwamen ze via het Suezkanaal, maar nadat een Frans schip in februari 1917 in de Middellandse Zee was getorpedeerd, waarbij 543 Chinese arbeiders omkwamen, ging men een oostelijke route varen, via Canada.

Dat betekende eerst een zeereis, weken van quarantaine op Vancouver Island en dan per trein, 5000 kilometer over land naar de oostkust, voor de oversteek van de Atlantische Oceaan. Omdat Canada de immigratie van niet-Europeanen wilde ontmoedigen, bestond er voor Aziaten een toegangsbelasting van 500 dollar. Voor de Chinese militairen werd een uitzondering gemaakt, op voorwaarde dat ze werden getransporteerd in zwaarbewaakte wagons die gedurende de zesdaagse landreis niet werden geopend.

De Chinese arbeiders werden na aankomst niet ingekwartierd bij de lokale bevolking, maar huisden in afgesloten kampen die ze alleen met een pasje mochten verlaten. Bovendien werden ze slecht behandeld. Vanwaar dat verschil met de Indiërs?

Dendooven: De eerste lading Chinese arbeiders kwam op 20 april 1917 aan, de laatste in juli 1918. Veel later dus dan de sepoys, die alleen bij gebrek aan alternatieven bij de bevolking waren ondergebracht. Zo gauw de Britten beter georganiseerd waren, voerden ze een strikte segregatie in.

Je kunt er bovendien niet omheen dat veel Britse militairen neerkeken op de Chinezen, die ze ‘koelies’ of ‘ chinks‘ noemden. Uit het verslag van onderluitenant Daryl Klein over zijn reis van China naar Frankrijk blijkt dat de officieren prat gingen op ‘het aantal stokken dat ze kraakten op ruggen, benen en schenen, om het nog niet te hebben over de hoofden’ van de Chinese arbeiders.

Wat deden de Chinese arbeiders aan het westelijk front?

Dendooven: Naargelang hun scholingsgraad werden ze in drie groepen verdeeld, met een grote verscheidenheid aan taken: van materiaal laden en lossen over loopgraven aanleggen en wegen herstellen tot op het land werken. Na de wapenstilstand werden ze intensief ingezet bij het opruimen van de slagvelden. Ze moesten bruikbaar materiaal recupereren en munitie opruimen, waarbij veel ongevallen gebeurden. Maar de akeligste opdracht was ongetwijfeld het ontgraven en opnieuw begraven van lichamen.

De communicatie met de Chinezen verliep schijnbaar erg stroef.

Dendooven: Doordat ze in kampen zaten, hadden de Chinese arbeiders veel minder kansen om contact te leggen met de plaatselijke bevolking. Bovendien beschikten ze, in tegenstelling tot de Indiase troepen, nauwelijks over officieren die hun taal spraken. Een vaak aangehaalde anekdote is die van de Britse officier die bij het begin van de dagelijkse mars ‘ Let’s go!‘ riep, met de nadruk op ‘ go‘: dat klinkt als ‘ gou‘, het Chinese woord voor ‘hond’. De arbeiders vatten het als een belediging op en weigerden te vertrekken.

Aanvallende Sikhs in een sparrenbos ten zuidwesten van Ieper - een prent van kunstenaar Alberto Lorenzi.
Aanvallende Sikhs in een sparrenbos ten zuidwesten van Ieper – een prent van kunstenaar Alberto Lorenzi.© BDIC – Musée d’Histoire Contemporaine, Parijs

U beschrijft hoe er zowel bij de Chinezen als de Indiërs een horlogerage heerste.

Dendooven: Sommigen hadden er een aan elke pols, en er waren handelaren in Poperinge die een paar woordjes Chinees leerden om gemakkelijker zaken te doen. De Chinese arbeiders lieten zich ook graag fotograferen. Pastoor Van Walleghem schrijft dat de fotograaf van Westouter ‘uiterst veel werk krijgt door de Chinezen die zich gehele dagen willen laten portretteren. Zij vragen een schoolmeisje om naast hen te staan aan wie zij dan een ” folank” drinkgeld geven, maar zij zijn niet tevreden omdat zij er donker op staan.’

Er valt een merkwaardige evolutie op in de perceptie van de Chinezen: aanvankelijk noemde de lokale bevolking hen ‘kinderlijk’ en ‘ijverig’, maar tegen 1919 werden ze gezien als ongewenst en gevaarlijk.

Dendooven: De Westhoek tijdens WO I was een multiculturele maatschappij avant la lettre. Veel fenomenen die je toen bij autochtonen en inwijkelingen zag, zijn ook nu herkenbaar. Neem de lokale bevolking: tijdens de oorlog was ze al mild xenofoob en gaandeweg werd het erger. De burgers die in 1919 naar huis terugkeerden, waren alles kwijt en voelden zich door de overheid verlaten. Tegelijk liepen er overal Chinezen rond met een betaalde – zij het weinig aanlokkelijke – job: op hen projecteerden ze hun frustraties.

De Chinezen van hun kant waren door de wapenstilstand hun militaire inkapseling kwijt. Bovendien waren hun contracten vaag: ze moesten langer blijven dan verwacht en voelden zich vervreemd en ontevreden. Een klein aantal stelde criminele feiten en daarvoor werd dan de hele groep verantwoordelijk gehouden.

U gelooft dat de oorlog op zowel de Indiërs als de Chinezen een emancipatorisch effect had.

Dendooven: Hij heeft een belangrijke impuls gegeven aan het antikolonialisme. Door hun deelname aan WO I werden die groepen direct geconfronteerd met de sterktes en zwaktes van de westerse beschaving. Daaruit hebben ze veel geleerd, zowel over zichzelf als over de ander. Indiërs mogen zichzelf dan zien als leden van een sterk versplinterde kastenmaatschappij, hier ervaarden ze dat er hen meer verbond dan verdeelde. Ze zagen technologische innovaties maar ook witte mensen die zonder onderscheid van stand naast elkaar in de kerk zaten. En ze bewonderden de autonomie van meisjes en vrouwen, die geletterd waren en hele huishoudens bestierden. Dat werkte inspirerend. Er zijn zowel Indiërs als Chinezen die na hun terugkeer scholen hebben gesticht – ook voor meisjes -, sommigen richtten beroepsorganisaties op, sloten zich aan bij nationalistische groepen of bouwden nieuwe landbouwmachines.

En er is ook de politieke consequentie. De Vlaamse Frontbeweging schreef: ‘Hier ons bloed, wanneer ons recht?’ Dat gold voor deze mensen net zozeer: ‘Als we goed genoeg zijn om in de oorlog te sterven, waarom dan niet om volwaardige burgers te zijn, onderdanen van een soeverein land?’

Dominiek Dendooven, De vergeten soldaten van de Eerste Wereldoorlog, EPO, 317 blz., 24,90 euro.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content