Hoe journalisten de strijd tegen alternatieve feiten aan het verliezen zijn
Niet eens zo lang geleden, op 22 januari 2017, introduceerde Trump-adviseur Kellyanne Conway ‘alternative facts’. Het begrip werd terstond hedendaagse geschiedenis, ook al omdat, zoals wel vaker, Trump en zijn ploeg een zere plek troffen.
Twee dagen eerder, op vrijdag 20 januari, had de baas van Kellyanne Conway de eed afgelegd. De opkomst leek in niets op de ‘recordmenigte’ die de president-elect in het vooruitzicht had gesteld. Dat kon nog een tijdje gemaskeerd worden, en gerelativeerd, maar vrij snel begonnen foto’s de ronde te doen die niets aan de verbeelding overlieten. Donald Trump had bij verre niet de menigte op de been had gebracht die 8 jaar eerder voor Barack Obama was samengestroomd. De opkomst voor Obama werd geschat op 1,8 tot 1,9 miljoen. Voor Trump is er nooit een enigszins officiële schatting gekomen, maar het metrosysteem van Washington vervoerde op 20 januari niet veel meer dan een derde van het aantal passagiers dat voor Obama was opgedaagd. Men begon te speculeren over hoe weinig volk er wel was geweest, onverlaten hadden het over ‘slechts enkele honderdduizenden’, wat ook weer in tegenspraak was met de metrocijfers.
Dat alles leek geen halszaak tot de volgende dag, 21 januari, over het land verspreid miljoenen vrouwen (en mannen) betoogden tegen de nieuwe president. Het was niet nipt. Zelfs in hoofdstad Washington vulden de manifesterende vrouwen meer ruimte dan de Trumpaanhang had gedaan. Opnieuw waren er geen officiële schattingen en bleef onzekerheid heersen, maar opnieuw spraken de beelden voor zich.
Trump schoot tijdens die zaterdag vol van betogende vrouwen volgens eensluidende lekken in een niet onkarakteristieke colère en gaf zijn kersverse woordvoerder, Sean Spicer, de opdracht eens en voor altijd duidelijk te maken dat er wel degelijk heel veel volk op de been was gekomen voor zijn eedaflegging. Spicer had volgens Amerikaanse verslagen niet eens de tijd gehad om zijn kleren uit de koffers te halen, en in een slecht zittend pak riep hij die zaterdagavond de pers samen voor een bijeenkomst die slechts één onderwerp had. Het was een onderwerp dat nooit eerder tot hoofdthema van een presidentiële persbriefing was gepromoveerd.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Spicer stelde dat de beelden gemanipuleerd waren, dat de metrocijfers juist in het voordeel van Trump speelden, althans in vergelijking met de eedaflegging van Obama voor diens tweede ambtstermijn in 2013, dat de witte grondbedekking, die voor het eerst was aangebracht, een indruk van leegte gaf, dat ‘honderdduizenden’ toeschouwers door strengere veiligheidsmaatregelen aan de hekken waren opgehouden. Slotsom van de woordvoerder na een mededeling van een minuut of zes: er was wel een immense massa bereikt. Het ging, zei hij, ‘om het grootste publiek dat ooit een eedaflegging heeft gadegeslagen, punt aan de lijn, zowel persoonlijk als over de wereld’.
Het leek alsof Spicer het zonlicht ontkende.
Het was een verbijsterende prestatie, die hem bovendien, bleek weer uit eensluidende lekken, bakkenvol kritiek van de president opleverde – vooral omwille van dat afschuwelijke grijze pak.
Later zou Spicer zijn eigen uitspraken relativeren. Hij moest terugkrabbelen wat zijn metrogegevens betrof. Hij had voor Trump de reizigersaantallen voor de hele dag genomen en voor Obama 2013 het aantal reizigers tot 11 uur in de ochtend. Zelfs tegenover Obama 2013 bleef Trump achter. Wellicht nemen Trumpaanhangers minder gauw de metro, opperde hij ook. Bij zijn ‘recordopkomst’ rekende hij onder meer mensen die in het buitenland onlinebeelden hadden gevolgd, en waarover al helemaal geen betrouwbare of vergelijkbare gegevens beschikbaar waren. Hij riep de voorspelde regen in om aan te duiden waarom aanhangers waren weggebleven.
‘Wees niet zo overdreven dramatisch, Chuck’
De ochtend na Spicers persconferentie, op 22 januari, werd Kellyanne Conway uitgestuurd naar het legendarische tv-programma Meet the Press om de schade te beperken en het huisbrandje te blussen. Conway stond op het toppunt van haar populariteit en roem. Als campagnemanager had ze niet weinig verdienste aan de kiesoverwinning van Trump. Ze was nooit te beroerd om het onmogelijke te verdedigen: overspel, misogynie, versprekingen, omarmen van nazi-tweets, omkeringen van standpunten. Van alle Trumpmedewerkers was zij zeker op tv de dapperste.
Nu werd ze geacht om de bizarre persconferentie van Spicer te vergoelijken.
‘Wacht even – alternatieve feiten? Kijk: alternatieve feiten zijn geen feiten. Dat zijn onwaarheden.’
‘Waarom’, wilde Meet the Press-anchor Chuck Todd weten, ‘vraagt de president aan zijn woordvoerder om voor het eerst de pers te woord te staan en meteen een onwaarheid uit te spreken’.
Conway, die de gevleugelde uitspraak bedacht dat ze geen maîtresse heeft en geen golf speelt, en dus over veel vrije tijd beschikt, had ook nu een weerwoord klaar.
‘Wees niet zo overdreven dramatisch, Chuck. Wat jij een onwaarheid noemt… Sean Spicer, onze woordvoerder, gaf alternatieve feiten…’
Todd krabde zich het hoofd: ‘Wacht even – alternatieve feiten? Vier van de vijf beweringen die hij deed waren gewoon niet waar. Kijk: alternatieve feiten zijn geen feiten. Dat zijn onwaarheden’.
‘Je stuurde de woordvoerder uit om een onwaarheid te uiten over het kleinste, pietluttigste ding (de opkomst bij de eedaflegging, red.), en ik begrijp niet waarom je dat deed’.
Conway: ‘Ik denk niet dat je die getallen (van aanwezigheid, red.) op de een of andere manier kunt bewijzen. Er is geen sluitende manier om menigtes te tellen. Dat weten we allemaal. Je kunt met me lachen zoveel je wilt, maar…’.
Todd ontkende dat hij haar uitlachte.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Hij lachte niet zozeer. ‘Ik ben gewoon befuddled‘. ‘Befuddled’ betekent ‘in de war’, of ook wel ‘dronken’, ‘beneveld’.
Conway, die haar uitweg gevonden had, ging op het pad van de lach verder: ‘Ik vind dat symbolisch voor de manier waarop we door de pers behandeld worden. Ik zal dat gewoon negeren. Ik sta daarboven. Maar ik ben echt blij dat NBC News en Chuck Todd ineens zo gretig over de omvang van menigtes berichten, want wij werden op dagelijkse basis bespot omdat we de omvang van onze historische verkiezingsmeetings ter sprake brachten’.
Of Conway haar ‘alternative facts’ ter plekke uitvond of al eerder in gedachten had, is nog niet duidelijk geworden.
In een later interview met New York Magazine legde ze het concept nader uit: ‘Twee plus twee is vier. Drie plus één is vier. Gedeeltelijk bewolkt, gedeeltelijk zonnig. Glas halfvol, glas halfleeg. Dat zijn alternatieve feiten’. Alternatieve feiten, ging ze verder, nog altijd niet veel ophelderend, bieden ‘bijkomende feiten en alternatieve informatie’. Gedeeltelijk bewolkt is een alternatieve versie voor gedeeltelijk zonnig, zoals één plus drie een alternatief biedt voor twee plus twee. Van een halfvol glas drink je niet meer dan van een halfleeg, maar het klinkt wel heel anders.
Daar zat natuurlijk niet de essentie. Conway suggereerde dat de pers, de mainstream media (te vertalen als de klassieke media, de grootste tv-zenders, kranten en magazines, waarbij het Trumpkamp af en toe een uitzondering aanduidt), de feiten zodanig framen dat ze hun gelijk bewijzen, en daarbij Trump en diens aanhang kleineren, ‘uitlachen’. Trump en zijn ploeg zouden tijdens de legislatuur hameren op ‘alternatieve feiten’ en zo de media onderuit halen en een eigen realiteit poneren, creëren of ten minste verdedigen.
De algemene reactie in de media was die van Chuck Todd: het zijn geen alternatieve feiten, het zijn onwaarheden. De foto’s liegen niet, er kwam inderdaad relatief weinig volk op de been voor de eedaflegging, en meer volk om tegen de nieuwe president te protesteren.
Daarom was de weerklank van de ‘alternative facts’ onmiddellijk zo groot: er waren er geen. Eén plus drie sympathisanten zijn er even weinig als twee plus twee.
En al was en is dat zonneklaar, toch kun je, bijna vier maanden na de feiten, niet zeggen dat de media deze slag gewonnen hebben. En wellicht integendeel.
‘Slecht voor de VS, goed voor CBS’
De verhouding tussen Trump en de media is altijd complex geweest. Trump leefde als zakenman bij gratie van de publiciteit die hij wist aan te stoken.
‘Niemand kent het systeem beter dan ik’, verklaarde hij bij herhaling.
Van het begin van zijn campagne schaarde hij de pers bij de machtscentra die hem tegenwerkten, naast onder meer de bankiers van Wall Street en de partijbonzen. Hij speelde verdeel en heers, gaf CNN schouderklopjes terwijl hij het conservatieve Fox News verguisde. Later deed hij het tegenovergestelde en noemde hij CNN ‘fake news’. Hij gaf de media en journalisten publiekelijk etiketten mee als ‘oneerlijk’, hij wees in het algemeen op hun ‘verdraaiing’ van de feiten. Hij kreeg ondertussen volgens één berekening voor 5,8 miljard dollar aan gratis zendtijd, het dubbele van Hillary Clinton. Die zendtijd was geen gevolg van sympathie bij de media. Trump deed de kassa rinkelen. Hij dreef kijk-, luister of verkoopcijfers de hoogte in. En dus lieten zenders hun eigen regels vallen. Trump kon zelf opbellen, wanneer hij het maar wilde, en kwam ongefilterd in de uitzending. Weinig media draaiden het spotlicht weg van goudklomp Trump.
Les Moonves, de baas van tv-zender CBS, reageerde zo op kritiek over de alomtegenwoordigheid van Trump: ‘Het is misschien niet goed voor de VS, maar het is verdomd goed voor CBS’.
Van CNN wordt gezegd dat Trumps kandidatuur en presidentschap de zender van de ondergang hebben gered. Een slabakkende zender kon ineens weer gaan aanwerven. De huidige baas van CNN, Jeff Zucker, lanceerde in zijn vorige baan, als topman bij NBC, de uitzending The Apprentice, waarin Trump als alwetend zakenman leerling-zakenlui kansen gaf of resoluut afdankte. Voor The Apprentice was Trump, in de woorden van The New York Times, niet veel meer dan een ‘vastgoedmagnaat met te veel schulden en met een verlieslatend casino-imperium’.
The Apprentice framede Trump als de daadkracht zelve, de man die binnen de minuut een oplossing wist te verzinnen voor elk probleem dat hem gesteld werd. Tien jaar lang bereikte hij via de realityshow een miljoenenpubliek. In deze rol evolueerde hij van ‘vastgoedmagnaat met te veel schulden’ naar de evidente presidentskandidaat.
De klassieke media leken te willen bewijzen wat Trump beweerde: dat ze oneerlijk waren, of ten minste hypocriet en los in de principes.
De persoonlijke relaties die hij als zakenman had gesmeed, hielpen The Donald evenzeer. Hij noemde Zucker bij het begin van de kiescampagne ‘degene die mijn boekingen bij CNN regelt’. Hij was en is ook persoonlijk bevriend met de gewezen topman van Fox News, Roger Ailes, die bemiddelde toen Trump een frontale aanval inzette op toenmalige Fox-ster Megyn Kelly.
Omdat hij zo gegeerd was, kon Trump zichzelf als troef gebruiken, zijn interviews het ene moment voor Fox reserveren, en daarmee druk uitoefenen op CNN, dat prompt een batterij pro-Trump commentatoren in dienst nam.
De pers, de klassieke pers, verdiende geld aan hem en voerde hem uitentreuren op, terwijl ze hem tegelijk bij overdonderende meerderheid in editorialen afwees als een clown of als een gevaar voor de natie. Ze leek te willen bewijzen wat Trump beweerde: dat ze oneerlijk was, of ten minste hypocriet en los in de principes.
Hoewel Trump de confrontatie met de media zocht, combineerde hij die met grote beschikbaarheid. Hij bleef en blijft interviews geven aan journalisten die hij verguist en als tegenstanders beschouwt. Hij blijft zijn telefoon opnemen en vragen beantwoorden van de schrijvende pers. Dat is redelijk uniek: de haat-liefde is wederzijds. Wat de president wil is meer publiciteit en minder kritiek, een slaafse pers, of een pers die hij voor zijn aanhang kan afschilderen als ‘in oppositie’ met hem, obstructionistisch.
Trump en zijn fictieve verdiepingen
Trump heeft een probleem met de feiten. Hij lanceert aantijgingen die op niets berusten: dat de vader van Ted Cruz betrokken was bij de moord op president Kennedy, of dat Obama hem liet afluisteren. Hij omarmt samenzweringstheorieën. Hij ontkent evidenties. Hij spreekt zichzelf tegen. Hij is een levenswerk voor factcheckers. Vroeger, in zijn bestseller The Art of The Deal, zong hij de lof van ‘waarheidsgetrouwe overdrijving’, ’truthful hyperbole’: ‘Dat is een onschuldige vorm van overdrijving’, preciseerde hij, ‘en een heel efficiënte vorm van promotie’. Gebouwen van Trump hebben altijd fictieve verdiepingen. Trump Tower telt feitelijk 58 verdiepingen, maar de lift zet bewoners desgewenst af bij een 68ste verdieping. Michael Jackson huurde een appartement op de 63ste verdieping. Dat was een echt appartement op een fictieve verdieping. Trump lekte zelf dat prins Charles en Lady Di overwogen om één van zijn appartementen te kopen (fictie), waarna de prijs van de andere appartementen in het gebouw (reëel) de hoogte inging.
Trump gebruikt naar goeddunken fictie. Hij heeft daarbij technieken ontwikkeld om factcheckers en de media bij hun controlewerk te hinderen.
Als je maar voldoende dubieuze uitspraken doet, en herhaalt, lopen de media altijd achter
De eerste techniek bestaat erin de ongerijmdheden te omarmen. Hij noemde zichzelf een disrupter, een verstoorder, een ontregelaar, en wie verstoort, kan niet altijd volgens dezelfde criteria beoordeeld worden. Je kunt maar echt verrassend zijn als je uit de evidente logica stapt, het ene zegt en het andere doet.
Hij gebruikt ook een techniek, zoals Jelani Cobb in The New Yorker aangaf, die in de jaren 50 door communistenjager Joseph McCarthy werd ontwikkeld. Als je maar genoeg mensen (onterecht) beschuldigt, bedacht McCarthy, lopen de factcheckers altijd achterop. McCarthy liet zijn beschuldigingen exponentieel toenemen, en de pers wist niet waar te beginnen. Dat hield hij enkele jaren vol. Bij Trump wordt dat: als je maar voldoende dubieuze uitspraken doet, en herhaalt, lopen de media altijd achter. Niet alleen kunnen de media niet even snel rechtzetten, ze kunnen bij herhaling van onwaarheden evenmin elke keer rechtzetten zonder dat het zeurderig overkomt.
Medestander en topadvocaat voor McCarthy was Roy Cohn, de latere mentor van Donald Trump. Van Cohn leerde Trump onder meer dat je je nooit mag verontschuldigen, nooit je ongelijk mag toegeven, want dat is zwakte. Trump wil sterkte uitstralen. Hij hanteert een machtslogica. (vandaar dat de opkomst bij de eedaflegging zo pijnlijk was, ze straalde geen macht uit, of toch minder macht dan die van Obama, vandaar dat hij maar blijft herhalen dat hij overtuigend de verkiezingen heeft gewonnen, ook al was het nipt). Hij roept voor zijn betwistbare uitspraken machtsargumenten in: ‘vele mensen geven me op dat punt gelijk’. Alsof met velen ongelijk hebben de dingen minder onjuist maakt.
‘Als een politicus in onze richting evolueert, noemen we dat groei. Als hij weg van ons evolueert, noemen we het verraad’
Trump hanteert een derde techniek, waarbij hij vermijdt zijn ongelijk te bekennen. Hij amendeert zijn eerdere uitspraak. Nadat door alle inlichtingendiensten was tegengesproken dat Obama hem had laten afluisteren, zei Trump dat ‘afluisteren’ breed bedoeld was, dat het ging over inlichtingen die over zijn campagne werden ingewonnen, niet over hem specifiek, en dat ‘afluisteren’ een korter woord was voor inlichtingen inwinnen. Zijn woordvoerder Spicer zei vervolgens dat je in een tweet geen nuance kan verwachten.
Vier: hij gebruikt argumenten van zijn tegenstanders, zodat hij misschien wel ongelijk heeft, maar de anderen in hun kritiek ook niet heel geloofwaardig overkomen (cf het ontslaan van FBI-directeur James Comey, nadat die eerst vooral door Democraten was bekritiseerd. De Democraten begonnen hem na zijn ontslag prompt te verdedigen).
Vijf: het Witte Huis van Trump lekt als een vergiet. Men lekt en ontkent tegelijk de informatie die men lekt, en legt de schuld naderhand bij de media die zich op anonieme bronnen baseren. Ook dat verzwakt de positie van de pers, want als ze zelf geruchten voor waar verspreidt, hoe kan ze dan van Trump feiten eisen?
Trump, dat leerde hij misschien bij The Apprentice, weet als geen een van onderwerp te veranderen, en zijn standpunten in een verhaallijn te verpakken. Zo veranderde hij enkele weken geleden ineens op vijf punten tegelijk van standpunt. Een dag eerder had zijn ploeg Assad nog als een potentiële gesprekspartner beschouwd, maar de volgende dag had Trump de foto’s over het bombardement met chemische wapens bekeken en dat had ‘een grote impact op me – grote impact. Mijn houding tegenover Syrië en Assad is erg veranderd… Dit zit op een heel ander niveau‘.
Voilà, de koers was (even) gewijzigd, twee jaar aan beloftes van geen militaire avonturen gingen de deur uit. Het onderzoek naar te nauwe banden met Rusland werd gecounterd met een bombardement dat de Russen niet zinde. Hij deed iets wat eerder populair was bij de Democraten dan bij de Republikeinen. En de kritische Amerikaanse media juichten het in meerderheid toe.
Mark Shields, journalist en veteraan onder de commentatoren, zei hierover op PBS: ‘Als een politicus in onze richting evolueert, noemen we dat groei. Als hij weg van ons evolueert, noemen we het verraad’.
‘I love the poorly educated’
Trump is geen ideoloog. Hij heeft een menu-programma. Tijdens zijn campagne en in het Witte Huis hanteert hij machtscentra, die met elkaar in oppositie zijn en robbertjes uitvechten voor de gunst van het opperhoofd. Hij heeft tot en met een Democratische pool in zijn ploeg, met schoonzoon Jared Kushner en dochter Ivanka, naast een alt-right-pool en een partijgetrouwe pool.
Elkeen kan iets in het menu van Trump vinden, iedereen kan in blijde verwachting leven, of in grote vrees. In de mate dat hij alles over alles heeft gezegd, of toch veel over veel, en al die polen af en toe gelijk geeft, kan men hem makkelijk vangen op tegenstrijdigheden. Maar dat is volgens zijn strikte aanhang naast de kwestie. Die aanhang, is vaak gezegd, neemt hem serieus maar niet letterlijk, terwijl de pers en de tegenstand hem letterlijk neemt maar niet serieus.
Trump is tijdens de campagne uitgelachen met de uitspraak ‘I love the poorly educated’, ‘ik houd van de laaggeschoolden’. Tijdens zijn allereerste toespraak als kandidaat liet hij tussen neus en lip het briljante zinnetje verglijden: ‘Wanneer heb je voor het laatst een Chevrolet in Tokio gezien?’ Factcheckers vinkten de uitspraak aan als dubieus, want Chevrolets zijn in Japan niet helemaal afwezig. Maar ze misten, zoals wel vaker bij factchecks, het bredere punt. Niet alleen maakte Trump duidelijk dat er iets mis was met de Amerikaanse export, hij liet tegelijk ook verstaan dat hij de poorly educated, degenen die wellicht nooit hun land zullen verlaten, voor vol aannam, en beschouwde als volwaardige gesprekspartners. Dat hij niet vanuit zijn ivoren toren met hen sprak. Hij maakte iedereen wetend, ook de onwetenden.
Dat was de essentie van zijn ’tegenframing’.
Stel daartegenover de laatdunkende commentaren over Trumps publiek in kranten die vaak racistische en seksistische, soms gewelddadige elementen benadrukten. Veel later duidde Hillary Clinton de helft van Trumps aanhang aan als ‘a basket of deplorables’, ‘een mand vol betreurenswaardigen’. Ze maakte zich ook sterk dat ze als president vele mijnwerkersbanen zou doen verdwijnen.
In enkele tweets omschreef Trump de pers, of juister, ‘fake news’, waarbij hij media als CNN, The New York Times, NBC ‘en vele andere’ vernoemde, als niet zozeer de vijand van de president maar ‘de vijand van het Amerikaanse volk’.
The FAKE NEWS media (failing @nytimes, @NBCNews, @ABC, @CBS, @CNN) is not my enemy, it is the enemy of the American People!
— Donald J. Trump (@realDonaldTrump) February 17, 2017
Door hun factchecks maken ze niet zozeer de president dom maar het volk. De ‘alternatieve feiten’ dienen in die zin om het volk tegen de pers te beschermen, de ‘zwijgende meerderheid’ waarover zijn illustere voorganger Richard Nixon het had.
De uitdrukking ‘vijand van het volk’ werd eerder door Robespierre en Lenin gehanteerd, ze koppelden er allebei de doodstraf aan.
Slaan waar het pijn doet
Soms lijkt Trumps kritiek op de media kleinzerigheid te zijn van een president die echt vindt dat de media ondankbaar zijn, en de goudklompen die hij aandraagt niet appreciëren.
Maar de meer structurele verklaring is: de media zijn, zoals vele instellingen, kwetsbaar. Ze verliezen zienderogen aan geloofwaardigheid. Hoewel hijzelf ook niet bijzonder populair en zeker niet geloofwaardig is, wordt Trump volgens opinieonderzoek nog altijd als meer geloofwaardig beschouwd dan de media.
Kort na Watergate, toen de pers een president op de knieën had gekregen, had 72 procent van de Amerikanen vertrouwen in de media. Dat was een opflakkering na jaren van kritiek door Nixon en de zijnen.
Toen kon je vaak founding father Thomas Jefferson horen citeren: ‘Als ik de keuze krijg tussen een regering zonder kranten of kranten zonder regering, zou ik geen moment aarzelen en voor dat laatste opteren’.
Sindsdien, dat wil zeggen sinds Watergate, is het vertrouwen in de pers weggeëbd. Vorig jaar was het gedaald tot ongeveer 30 procent, en zelfs maar 14 procent voor Republikeinen. Bij de Democraten lag het vertrouwen nog op ruim 50 procent.
Het partij-onderscheid is aangestookt door anaflatende mediakritiek van de Republikeinen (niet alleen van Trump). Het onderscheid is echter los daarvan niet onbegrijpelijk. De media vertolken eerder een standpunt dat door Democraten gedeeld kan worden. Slechts iets meer dan 7 procent van de Amerikaanse journalisten beschouwt zichzelf als Republikein, tegen 28 procent Democraat en 50 procent onafhankelijk.
Journalisten zijn wereldwijd linkser dan de gemiddelde bevolking, zoals advocaten en economen gemiddeld rechtser zijn. Daar is op zich niets mis mee, als het eigen standpunt en het eigen wereldbeeld afdoende in vraag gesteld wordt. Maar daar loopt het af en toe behoorlijk fout.
Hoe kwam de eerbiedwaardige New York Times ertoe in de dagen voor de verkiezingen de kans dat Hillary verkozen zou worden op 92 procent te ramen?
Of neem de vluchtelingencrisis. De Amerikaanse pers, of dan toch de grote zenders (met uitzondering van Fox News) en de meeste grotere kranten, stonden op de lijn van Angela Merkel en haar ‘Wir schaffen das‘.
Zoals bekend bestond de stroom vluchtelingen in meerderheid uit jonge alleenstaande mannen (de schattingen lopen uiteen, de VN deelde de 800.000 vluchtelingen richting Europa uit 2015 op in 62 procent mannen, 22 procent kinderen en 16 procent vrouwen).
Als je de artikels op de site van The New York Times over de vluchtelingenproblematiek in de maand voor en de maand na de uitspraak van Merkel erop natelt, en dat zijn er 172, zijn ze in grote meerderheid geïllustreerd met foto’s die vrouwen en kinderen benadrukken. Het aantal beelden van mannen alleen bedraagt een derde van het aantal foto’s van vrouwen en/of kinderen. Als je alleen de wandelende vluchtelingen meerekent (en dus de mannelijke en vrouwelijke drenkelingen van het totaal aftrekt), kom je aan een verhouding van 1 op 6, mannen tegen vrouwen en kinderen.
Daar zijn een serie verklaringen voor gegeven. De persagentschappen sturen vaker foto’s van families door, of een artikel over vluchtelingen wordt vaker gelezen als er een foto van een familie bijstaat. Maar dit was geen onderwerp waarop The New York Times, althans in beeld, zo dicht mogelijk de werkelijkheid benaderde. Het zou een onderzoekje waard zijn om uit te maken of dat bij andere media anders was.
Nog een voorbeeld: in 2016 werd bekend dat voor het eerst in een ontwikkeld land de sterfte in de VS in bepaalde groepen fors is beginnen te stijgen. Met name in de groep laagopgeleide witten, tussen 45 en 55 jaar, bleek uit onderzoek, neemt de sterfte sinds het jaar 2000 toe. Recenter is ook de sterfte bij zwarten met vergelijkbare leeftijd en opleiding beginnen te stijgen. Latino’s ontsnappen vooralsnog aan de trend.
Je kon de cijfers interpreteren als sterfte van de wanhoop, sterfte na banenverlies, na drugsgebruik, na zelfmoord. Het thema kwam ter sprake in de pers, maar werd niet uitputtend gebracht, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het politiegeweld tegen ongewapende zwarte jongeren, dat overigens zeker die aandacht verdiende.
De pers framet de werkelijkheid soms niet veel minder dan Trump, en Trumps kiezers herkennen zich niet in de framing die de media aanbieden. Ze vinden zich wel terug in Trumps claim dat de media het establishment vertegenwoordigen, pro internationalisme zijn, pro buitenlandse interventie, pro migratie, pro vrijhandel en al te politiek correct. Ze beamen volmondig dat die media zich niet veel gelegen laten aan naar Mexico of China verdwijnende arbeidersbanen.
Dat is de logica van de ‘alternative facts’: door de feiten aan te vechten en te doen alsof hij over alternatieve feiten beschikt, verdedigt Trump zijn machtspositie, verdedigt hij het onverdedigbare, maar vecht hij tegelijk de framing van de pers aan. Hij breidt het door hem verguisde relativisme van links uit tot de feitelijkheid. Zijn aanhang is het volmondig met hem eens.
Steve Bannon, ideoloog van Trump, zei kort na de eedaflegging: ‘Journalisten zijn de oppositiepartij. De media zouden in verlegenheid moeten zijn en vernederd en hun mond moeten houden en gewoon een tijdje luisteren. Ze begrijpen dit land niet. Ze begrijpen nog altijd niet waarom Donald Trump president van de VS is’.
Sommige media tonen inderdaad inkeer.
The New York Times besliste na de verkiezing van Trump om een meer diverse groep aan journalisten aan te werven, waarbij diversiteit niet alleen etnisch zou zijn, maar tegelijk ook geografisch en qua politieke achtergrond. Men zocht naar een systeem om meer gevoelig te zijn voor wat er leeft bij groepen die men tot dusver uit het oog had verloren, zoals witte arbeiders buiten de metropolen, kiezers bij uitstek van Trump, en om meer kritisch te zijn voor de eigen uitgangspunten.
Iedereen verzuipt
Het is niet makkelijk journalist te zijn in 2017.
Allerlei basisprincipes staan onder druk. Ooit bracht je nieuws nadat je drie onafhankelijke bronnen had gevonden. Tegenwoordig hoor je op CNN berichten op basis van twee bronnen, of zelfs op basis van ‘één goede bron’. Je krijgt geruchten op sociale media, die zoveel aandacht krijgen, dat zelfs gereputeerde media erover berichten, ook al hebben ze geen enkele bevestiging van het gerucht.
Journalisten tonen hun eigen vooringenomenheid door te twitteren dat het een lust is.
De sociale media hebben de rol van poortwachter van de media onmogelijk gemaakt.
Er is gigantisch veel informatie beschikbaar, en iedereen verzuipt.
Voor een stuk is de geloofwaardigheid van de journalistiek gedaald omdat we te veel schandalen hebben aangekaart. Honderden ‘gates’ volgden na Watergate, die zowel qua journalistiek niveau als qua doelwit en zeker qua resultaat niet konden tippen aan het origineel.
Journalisten winden zich erover op dat Trump eerst Obama bekijfde omdat hij ‘meer golfde dan een professioneel golfer’, en nu zelf beduidend meer golft dan Obama. Maar de aanhang van Trump, die nochtans applaudisseerde toen Trump Obama bekritiseerde, kan het ogenschijnlijk geen zier schelen dat Trump nu elk weekend op de golfbaan staat. Je kunt daar 1.000 keer feitelijk correcte informatie over geven: het doet er niet toe. Het doet niemand van mening veranderen. Feiten hebben vaak een beperkte slagkracht.
De pers is te vaak de hond die achter alle konijnen tegelijk aangaat. We moeten onderwerpen kiezen en ons vastbijten.
‘Want wie beseft niet hoe gemakkelijk wij onder opinie de zonde kunnen verstaan?’ (Spinoza)
Mensen lopen over van de feiten (al dan niet alternatief), en weten niet wat ze ervan vinden. Ze hebben behoefte aan context. Ze zoeken naar een eigen mening, of ze zoeken bevestiging van hun aannames. Ze willen opinies, geen feiten, of analyses, wat opinies zijn die met wat meer feiten zijn onderbouwd.
CNN vervangt in navolging van Fox News berichtgeving steeds vaker door discussies tussen commentatoren. Dat is niet alleen goedkoper, het levert meer kijkers op (zoals te voorspellen viel op basis van marktonderzoek). En dat is op vele plaatsen de trend: opinies vervangen feiten.
Worden we van al die opinies en analyses zoveel wijzer?
Het 17de eeuwse woord voor opinie was ‘waan’.
Spinoza, filosoof van de radicale verlichting, stelde in een voetnoot in zijn Korte Verhandeling een fascinerende vraag. ‘Want wie en ziet niet, hoe gevoeglÿk wÿ, onder de waan de zonde … konnen verstaan?’ In hertaling klinkt dat als volgt: ‘Want wie beseft niet hoe gemakkelijk wij onder opinie de zonde kunnen verstaan?’
Want opinie, argumenteert hij, is nooit de ware kennis.
Waarom geven we dan zoveel tijd en plaats aan opinies, en steeds meer? Hebben journalisten zelf hun vertrouwen in feiten verloren?
Sinds de eedaflegging van Trump heeft The New York Times een nieuwe slogan voor zichzelf gelanceerd: ‘Waarheid, geworteld in de feiten’. Waarheid is natuurlijk een dubieus gegeven, hoogstens benaderbaar, maar als je het al wilt benaderen zal dat eerder via feiten kunnen dan via opinies.
Woorden doen er niet zoveel toe
Journalistiek is in de VS steeds vaker gericht op woorden, uitspraken, die botsen met andere uitspraken. Woorden zijn ook feiten, en woorden zijn makkelijk te checken feiten. Maar woorden doen er niet zoveel toe. Trump zegt uitzinnige dingen, en anderen raken verontwaardigd. Met woorden en wederwoorden kunnen ze hun eigen achterban paaien, kunnen ze op eenvoudige wijze in de belangstelling blijven. Door zijn woorden verzekert Trump zich van permanente aandacht. Woorden geven politici (en media) het excuus om het niet over het beleid te hebben.
Enkele weken geleden gaven Bob Woodward en Carl Bernstein, de inmiddels niet meer zo jonge journalisten die in de jaren 70 het Watergateschandaal blootlegden, tijdens een gezamenlijk optreden hun visie op de perskritiek van Trump.
Zei Woodward: ‘Zoals politici en presidenten, en misschien al te vaak, begaan we vergissingen en gaan we te ver. Als dat gebeurt moeten we dat toegeven. Maar de poging om de best verkrijgbare versie van de waarheid te krijgen wordt grotendeels te goeder trouw gemaakt. Meneer de president, de media zijn geen “fake news”.’
Bernstein: ‘Als leugens gecombineerd worden met geheimhouding, hebben we doorgaans een goed stappenplan voor ons. Ja, volg het geld, maar volg ook de leugens’.
In hun optiek doen feiten er wel degelijk nog toe. Maar dan feiten die het verschil maken, echt relevante feiten over belastingen, geldstromen, voordelen, corruptie, machtsmisbruik, beleidsbeslissingen… Feiten over zaken die mensen, die machthebbers, soms echt voor de buitenwereld verborgen willen houden en die hun aanhang wél kwalijk vindt.
De vraag is of de media, de vierde macht, nog wel de luis in de pels willen en kunnen zijn, dan wel, zoals Trump vermoedt, een commerciële onderneming, een geldmachine die zich licht laat manipuleren.
Deze tekst is de neerslag van een lezing door Rudi Rotthier binnen de VUB-cursus Taal en Maatschappij van professor Sonja Lavaert.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier