1 jaar na 7 oktober: hoe Hamas zich verkeek op de machtsbalans in het Midden-Oosten
Een oorlog die bedoeld was om de bondgenoten van de militante groep aan te trekken, heeft hen in plaats daarvan gehavend achtergelaten.
Mogelijk in zijn laatste dagen dacht hij na over de ironie. Hassan Nasrallah stond vorig jaar niet te trappelen om een oorlog met Israël te beginnen. De leider van Hezbollah voelde zich erin meegesleurd door Yahya Sinwar, het hoofd van Hamas in Gaza, die het had vertikt om zijn bondgenoten te raadplegen voordat zijn mannen Israël aanvielen op 7 oktober. Maar Nasrallah deed toch mee aan de oorlog: zijn eigen retoriek liet hem weinig keus. Bijna een jaar later zou die beslissing hem het leven kosten.
Zijn moord op 27 september was misschien wel de meest gedenkwaardige gebeurtenis in een gedenkwaardig jaar. Het ergste bloedbad in de geschiedenis van Israël leidde tot de dodelijkste oorlog in de geschiedenis van Palestina, de eerste directe aanvallen van Iran op Israël en zelfs de eerste keer in een oorlog dat raketten in de ruimte werden onderschept. Dit alles zou niet gebeurd zijn zonder de noodlottige beslissing van Sinwar in oktober vorig jaar.
Niet dat er anders vrede in de regio zou zijn geweest, maar deze opeenvolging van gebeurtenissen was ondenkbaar geweest als Hamas niet 1200 Israëli’s had afgeslacht. Sinwar wilde een catastrofale oorlog die het Midden-Oosten een nieuwe vorm zou geven, en die heeft hij gekregen.
Kan Israël Hezbollah volledig vernietigen?
Ring van vuur
Maar in veel opzichten is het niet volgens plan verlopen. Gaza ligt in puin. Hamas is gehavend. Hezbollah heeft zijn leider, zijn militaire leiding en zijn reputatie van competentie verloren, terwijl Iran zich kwetsbaar voelt. Er is bijna geen aanhoudend en spontaan protest geweest in de Arabische wereld. Geen enkel regime viel, wankelde of verbrak de banden met Israël. Zelfs de economische gevolgen zijn beperkt gebleven. De prijs van ruwe Brentolie ligt 10 dollar lager dan de dag voordat Hamas Israël aanviel, regionale oorlog of niet.
Sinwar trok ten strijde met twee veronderstellingen: dat hij de steun zou genieten van een sterke en verenigde ‘as van verzet’ – een constellatie van pro-Iraanse milities – en dat het gedrag van Israël de regio zou doen ontvlammen en mobiliseren. Veel Arabische, Israëlische en westerse functionarissen deelden die overtuigingen.
De Hamasleider had goede redenen om hulp van Iran en zijn bondgenoten te verwachten. Nasrallah propageerde al jaren wat hij de ‘eenwording van de arena’s’ noemde, het idee dat door Iran gesteunde milities een hecht bondgenootschap hadden gesmeed en zouden coördineren om samen tegen Israël en Amerika te vechten. Hezbollah, gehard door jarenlange gevechten in Syrië, zou de primus inter pares zijn. Israëlische strategen geloofden zulke praatjes. Ze waarschuwden dat een ‘ring van vuur’ hun land omsingelde.
Voormalig Israëlisch veiligheidsadviseur: ‘Israël moet opnieuw preventieve oorlogen voeren’
Houthi’s
Maar toen het tijd werd om dat idee te testen, aarzelde Nasrallah. Een overweldigende meerderheid van de Libanezen, waaronder ongeveer de helft van zijn sjiitische kiezers, was tegen een oorlog om Gaza te steunen. Ook zijn Iraanse beschermheren waren niet enthousiast. Het arsenaal van Hezbollah moest intact blijven als schild tegen een mogelijke Israëlische aanval. Ze wilden dat niet in gevaar brengen om Hamas te beschermen.
Nasrallah nam genoegen met een halve maatregel, een campagne van korteafstandsraketten die het noorden van Israël ontvolkte maar er niet in slaagde de oorlog van Israël in Gaza te stoppen of zelfs maar af te remmen. Het was nauwelijks de volle steun die Sinwar verwachtte. Toen Hamas-functionarissen in de weken na 7 oktober hun Iraanse sponsors ontmoetten, klaagden ze over het gebrek aan hulp.
De Houthi’s in Jemen waren meer bereid om mee te vechten, maar ze hadden hun eigen beperking: afstand. Hezbollah kon de Israëlische luchtverdediging in de problemen brengen met korteafstandsraketten en zijn elitesoldaten de grens over sturen. De Houthi’s konden Israël alleen rechtstreeks raken met een kleine voorraad raketten en traag bewegende drones met een bereik van 2000 kilometer. Die kunnen nog steeds dodelijk zijn, zoals de drone die in juli een flatgebouw in Tel Aviv raakte, waarbij één persoon om het leven kwam en acht anderen gewond raakten. Maar ze zijn nauwelijks genoeg om de loop van een oorlog te beïnvloeden.
Dicht bij het kookpunt
Iran en zijn proxy’s waren het slachtoffer van hun eigen hype. Ondanks al hun gepraat over eenheid is de ‘as van verzet’ een netwerk van ongelijke milities die opereren vanuit mislukte of falende staten. Het afgelopen jaar is gebleken dat ze niet dezelfde belangen delen en dat velen slechts een beperkt vermogen hebben om een oorlog op lange afstand te voeren.
Er heerst een diep gevoel van fatalisme. De mensen zijn te uitgeput en te gelaten om nog ergens voor te protesteren.
Dat plaatst Iran in een ongemakkelijke positie. De milities waren bedoeld om namens Iran te vechten, zodat Iran een direct conflict met Israël kon vermijden. Maar nu voelt de Islamitische Republiek zich gedwongen om ballistische raketten op Israël af te vuren om aanvallen op die milities te wreken, een stap die zeker Israëlische vergelding zal uitlokken. Zijn schild is een blok aan het been geworden.
Hoewel Hezbollah een onmiddellijke teleurstelling was, leek het er in de eerste dagen van de oorlog nog steeds op dat een van de voorspellingen van Sinwar zou uitkomen. Op 17 oktober zeiden dokters in Gaza dat een Israëlische luchtaanval bijna 500 mensen in een ziekenhuis had gedood. Binnen enkele uren werd duidelijk dat die beweringen onjuist waren: de ontploffing was waarschijnlijk veroorzaakt door een verdwaalde raket afgevuurd door een Palestijnse militie, en het dodental lag lager.
Maar het nieuws had dan al geleid tot grote protesten in Jordanië, Libanon, Tunesië en de bezette Westelijke Jordaanoever. Zelfs de Verenigde Arabische Emiraten (VAE), Israëls naaste bondgenoot in de regio, voelde zich genoodzaakt om een scherpe reprimande te geven. Het voelde alsof het Midden-Oosten op het punt stond over te koken. Arabische en westerse diplomaten brachten de nacht door met piekeren over de regionale stabiliteit en vroegen zich af of ze moesten proberen om Israël in bedwang te houden.
Diep gevoel van fatalisme
Toch bleef het de volgende ochtend rustig in de straten, en dat zou zo blijven. In de maanden die volgden zouden er opvallend weinig protesten zijn in de Arabische wereld. Voordat de Ramadan in maart begon, zeiden Hamas-leden dat Sinwar rekende op een golf van religieus geïnspireerde rellen om Israël onder druk te zetten. Hij werd teleurgesteld: de heilige maand verliep zonder problemen.
Dat wil niet zeggen dat Arabieren hun interesse in de Palestijnse zaak hebben verloren: het gedrag van Israël in Gaza is nog steeds een bron van woede. Maar het heeft niet geleid tot de onrust van de afgelopen jaren. Arabische staten zijn meedogenlozer geworden in het onderdrukken van afwijkende meningen en zien pro-Palestina protesten niet langer als een nuttige veiligheidsklep voor de publieke woede. Berichten op sociale media verdringen het activisme op straat.
‘Het kan de rest van het Midden-Oosten geen barst schelen wat er in Gaza gebeurt’
Bovendien verafschuwen sommige mensen de acties van Israël, maar vinden ze het onmogelijk om Hamas te steunen, een islamitische groep die door Iran wordt gesteund. Maar bovenal is er een diep gevoel van fatalisme. Na het traumatische decennium dat begon met de Arabische lente in 2011, zijn de mensen te uitgeput en te gelaten om nog ergens voor te protesteren.
Dit alles heeft tot een vreemde paradox geleid: Arabische staten zijn omstanders geweest van een Arabisch-Israëlische oorlog. Ze keurden de oorlog van Israël in Gaza af, maar verbraken de banden met de Joodse staat niet en probeerden ook geen serieuze diplomatieke of economische druk uit te oefenen op de westerse geldschieters.
Tegelijkertijd waren ze wanhopig om een confrontatie met Iran te vermijden, zelfs toen de proxy’s van Iran hen echt schade berokkenden. Tot nu toe heeft Egypte dit jaar ongeveer 6 miljard dollar aan inkomsten uit het Suezkanaal verloren, meer dan de helft van wat het verwachtte te verdienen, als gevolg van Houthi-aanvallen op de commerciële scheepvaart in de Rode Zee. Egypte heeft de schouders opgehaald. Jordanië verontschuldigde zich bijna toen het in april Iraanse drones neerschoot die zijn luchtruim schonden, opdat niemand zou denken dat het de kant van Israël koos.
Religieus fundamentalisme
Saoedi-Arabië en de VAE, de meest invloedrijke Arabische landen, worstelen met tegenstrijdige gevoelens. Ze maken zich zorgen dat de acties van Israël in Gaza het religieus fundamentalisme in de regio zullen aanwakkeren, maar ze zien Hamas ook als een fundamentalistische groep die moet worden uitgeroeid. Ze zijn blij dat Iran en zijn handlangers ten val worden gebracht, maar ze zijn bang dat een zich uitbreidend conflict hun kusten zal bereiken. In het openbaar roepen ze op tot een staakt-het-vuren; privé maken ze zich zorgen over een deal die hun vijanden sterker zou maken.
Bijna een jaar lang zorgden deze krachten samen voor een soort stagnatie. De oorlog bleef grotendeels beperkt tot Gaza en een smalle strook land langs de grens tussen Libanon en Israël. Het leven was ondraaglijk voor 2 miljoen hongerige, ontheemde Gazanen en ellendig voor honderdduizenden ontheemde Israëli’s en Libanezen.
De rest van de regio kon bedrieglijk normaal lijken. Tot augustus was het mogelijk om aan het strand in Libanon te zitten en te doen alsof Israël en Hezbollah elkaar niet een paar kilometer verderop bombardeerden (wat duizenden teruggekeerde Libanese expats dan ook deden). Een oorlog die het Midden-Oosten een nieuwe vorm had moeten geven, verzandde in plaats daarvan in een plaatselijke patstelling en het was mogelijk om je voor te stellen dat de oorlog zou eindigen met een terugkeer naar de status quo.
De rest van de regio kon bedrieglijk normaal lijken. Afgelopen zomer kon je op het strand in Libanon liggen en doen alsof Israël en Hezbollah elkaar niet een paar kilometer verderop bombardeerden.
De gebeurtenissen van de afgelopen maand lijken die patstelling te doorbreken. In Libanon biedt de onthoofding van Hezbollah, een militie annex politieke partij, een kans om haar greep op de politiek te versoepelen. Een goed begin zou zijn als het parlement een president zou kiezen voor een post die al twee jaar vacant is omdat Hezbollah en zijn bondgenoten per se een handlanger wilden kiezen. Deze vacature heeft het Libanon onmogelijk gemaakt om een nieuwe regering te benoemen of belangrijke veiligheidsposten te bezetten.
Een president kon alleen worden gekozen met de hulp van Nabih Berri, de oude voorzitter van het parlement. Berri is zowel een bondgenoot als een rivaal van Hezbollah – ze strijden om steun onder dezelfde sjiitische achterban – en houdt vol dat hij de wetgevers pas voor een stemming bijeen zal roepen als de oorlog voorbij is. Misschien is dit omdat zelfs een verzwakte Hezbollah nog steeds te sterk kan zijn voor andere Libanese facties om uit te dagen, vooral als de Hezbollah weer enige steun van de bevolking krijgt voor de strijd tegen een Israëlische grondinvasie.
Assad speelt partijen uit elkaar
In buurland Syrië ziet Bashar al-Assad een kans. Hoewel hij zijn voortbestaan te danken heeft aan Hezbollah, die in 2012 strijders stuurde om zijn met bloed doordrenkte regime overeind te houden, hield hij vorige maand zijn mond toen Israël de groep onder vuur nam. Het duurde twee dagen na de moord op Nasrallah voordat hij een lauwe condoleance uitsprak. In plaats daarvan reikt hij de Golfstaten de hand en laat hij doorschemeren dat hij misschien afstand zal nemen van Iran. Scepsis is gerechtvaardigd: Assad is er net als zijn vader bedreven in om alle partijen tegen elkaar uit te spelen. Maar hij hoopt dat alleen al de belofte om afstand te nemen van een verzwakt Iran zijn wereldwijde isolement zal verlichten.
Een decennium geleden stonden de Golfstaten misschien te popelen om te proberen de Levant in een nieuwe richting te sturen. Maar de monarchen van nu zijn minder geïnteresseerd om mee te spelen in de politiek van deze regio, vooral als ze daarvoor miljarden dollars aan hulp moeten sturen. De Saoedi’s hebben Saad Hariri, een voormalige premier en ooit hun belangrijkste klant in Libanon, grotendeels afgeschreven als een verloren zaak, omdat ze hem te zwak en impopulair vinden om het land te leiden.
Ze zullen nog terughoudender zijn om betrokken te raken bij gevechten, of dat nu is als onderdeel van een vredesmacht in Libanon – een idee dat sommige westerse diplomaten hebben geopperd – of als onderdeel van een coalitie tegen Iran. Sommige media die banden hebben met de Iraanse Islamitische Revolutionaire Garde hebben al gesuggereerd dat het regime Golfstaten zou kunnen aanvallen als vergelding voor mogelijke Israëlische of Amerikaanse aanvallen op Irans olie-infrastructuur. Dat kan een loos dreigement zijn, omdat het vrijwel zeker zou uitnodigen tot felle vergeldingsacties onder Amerikaanse leiding. Toch zouden de Saoedi’s en de Emiraten aarzelen om Iran te overbluffen.
Beleidsmakers in Amerika en Israël kraaien al over de kans om een nieuw Midden-Oosten te creëren. De regio is echter moeilijk te veranderen en verandert zelden ten goede. De Golfstaten vrezen dat ze uiteindelijk zachte doelwitten zullen worden voor een Iran dat in het nauw gedreven wordt. En ze zien weinig voordelen in het nemen van dergelijke risico’s. De vastgeroeste sektarische politiek van Libanon kan moeilijk te hervormen blijken; de cynische dictator van Syrië vertoont geen tekenen van verandering. Ondertussen zijn andere landen in de regio, zoals Egypte en Jordanië, te zwak om veel invloed uit te oefenen. Zelfs op zo’n dramatisch moment kunnen de Arabische staten louter toeschouwers van de geschiedenis blijven.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier