Jan Deschoolmeester

‘Hoe een mondiale koolstofprijs kan helpen om de klimaatcrisis te bedwingen’

Jan Deschoolmeester Auteur van "De wereld red je niet met minder, minder, minder", bestuurslid bij milieuvereniging WePlanet Belgium en kernlid Liberales

‘In plaats van zich met geslepen messen tegenover elkaar te zetten, zouden de deelnemende landen van de klimaattop zich kunnen verenigen om een wereld te creëren waarin economische groei niet wordt afgestraft, maar waarin die groei niet noodzakelijk leidt tot een hogere CO2-uitstoot’, schrijft Jan Deschoolmeester naar aanleiding van de VN-klimaatconferentie in Bakoe.

In Bakoe ging deze week de jaarlijkse klimaattop van start. Rijke en arme landen lijken opnieuw lijnrecht tegenover elkaar te staan over de vraag wie wat moet betalen om de klimaatcrisis te bedwingen. Welvarende landen hebben door de eeuwen heen een historische koolstofschuld opgebouwd door veel CO2 uit te stoten. Lage- en middeninkomenslanden vinden daarom dat juist deze geïndustrialiseerde landen méér zouden moeten bijdragen aan de vermindering van CO2-uitstoot en aan de bescherming van ontwikkelingslanden tegen de gevolgen van de klimaatopwarming.

Maar rijke landen zijn niet happig om dieper in de buidel te tasten en wijzen naar opkomende economieën zoals China en India om ook een bijdrage te leveren. Ondertussen willen deze snelgroeiende economieën hun groeiambities realiseren, wat gepaard gaat met een hogere CO2-uitstoot. Zo raken de landen gevangen in een catch-22 en levert elke klimaattop met veel moeite een mager akkoord op.

In plaats van zich met geslepen messen tegenover elkaar te zetten, zouden de deelnemende landen van de klimaattop zich kunnen verenigen om een wereld te creëren waarin economische groei niet wordt afgestraft, maar waarin die groei niet noodzakelijk leidt tot een hogere CO2-uitstoot. Dat kan door een wereldwijde koolstofprijs af te spreken, die een prijs plakt op een ton uitgestoten CO2. Op die manier wordt het gebruik van fossiele brandstoffen kunstmatig duurder voor de gehele wereld, waardoor we er minder van gebruiken en dus minder CO2 uitstoten. Dit is niet alleen maar theorie op papier, maar werkt ook in de echte wereld: toen de energiecrisis ons in 2022 trof, werd gas een pak duurder, met als gevolg dat er maandelijks wel 14 procent minder aardgas verbruikt werd. In 2022 verdubbelde het aantal geïnstalleerde warmtepompen eveneens tegenover het jaar ervoor.

Om te erkennen dat opkomende economieën nog steeds meer CO2 mogen uitstoten dan welvarende landen die al veel CO2 hebben uitgestoten, kan de internationale koolstofprijs werken via een getrapt systeem. Dit betekent dat lage-inkomenslanden het minste betalen per ton CO2, rijke landen het meeste betalen, en middeninkomenslanden een prijs tussen deze twee betalen. Hoe rijker een land wordt, hoe meer het geprikkeld zal worden om te kiezen voor koolstofarme technologie. Naarmate China zich dus ontwikkelt tot een welvarendere economie, zal het ook meer betalen voor zijn CO2-uitstoot.

Vandaag al wordt op 26 procent van alle CO2-uitstoot een koolstofprijs geplakt, maar dat volstaat niet. In sommige landen zijn de koolstofprijzen nog steeds te laag om een betekenisvol effect te hebben op de CO2-uitstoot. Een wereldwijde koolstofprijs zou zorgen voor een prijsvloer in de bestaande koolstofmarkten, waarbij de koolstofprijs niet onder deze drempel kan dalen. Op die manier verkeren bedrijven niet langer in onzekerheid over schommelingen in de koolstofprijs en weten bedrijven precies welke investeringen in CO2-reductie economisch haalbaar zijn. In de EU was de koolstofprijs lange tijd te laag en vatbaar voor fluctuaties, maar nu is deze opgelopen naar 65 euro per ton CO2. Een internationale koolstofprijs zou voorkomen dat de prijs weer daalt tot een niveau dat onvoldoende prikkels biedt voor bedrijven om te vergroenen.

Daarnaast zou een globale koolstofprijs een gelijker speelveld kunnen creëren tussen landen. Zo zette het Europese continent volop in op de vergroening van zijn industrie, maar worstelt het om concurrerend te blijven in een wereld die nog steeds kampt met een te hoge CO2-uitstoot. De Europese staalindustrie behoort bijvoorbeeld tot de wereldtop wat betreft duurzaam staal, maar de Europese markt wordt overspoeld met koolstofintensief staal aan dumpingprijzen uit China, waar de Chinese overheid staalbedrijven volop subsidieert. Daarom toverde de EU het Carbon Border Adjustment Mechanism, ofwel kortweg CBAM, uit haar hoed. Via deze weg heft de EU een koolstofbelasting op alles wat het naar Europa importeert, in de hoop een verduurzaming van de vervuilende industrie buiten Europa te stimuleren. 

Ondanks de goede bedoelingen, moeten we erover waken dat CBAM niet averechts werkt. Door barrières op te werpen voor opkomende economieën, kan het de groei van ontwikkelingslanden belemmeren en leiden tot handelsoorlogen. Protectionisme is nooit een goede maatregel geweest en zal dat ook nooit zijn, zelfs niet in naam van het klimaat.

Als alternatief voor CBAM, stelt de liberale denker Johan Norberg in zijn boek The Capitalist Manifesto voor dat landen die een koolstoftaks invoeren beloond zouden kunnen worden door handelsbarrières af te schaffen. Voor Europa, dat sinds de oorlog in Oekraïne kampt met uitdagingen in de grondstoffenvoorziening, zou een open handelspolitiek cruciaal zijn. In plaats van zich af te schermen, zou Europa juist moeten inzetten op vrijhandel —een soort “globalisering onder vrienden”— en als grootste voorvechter van een internationale koolstofprijs moeten optreden.

Als er op de klimaattop in Bakoe geen akkoord over een wereldwijde koolstofprijs gesloten kan worden, dan zou het tenminste een enorme stap vooruit zijn als China, de VS, India en de EU een onderlinge koolstofprijs zouden afspreken. Daarmee zou 60 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot onder een koolstofprijs vallen.

Niet alleen moeten fossiele brandstoffen duurder worden door een wereldwijde koolstofprijs, maar koolstofarme technologieën moeten ook betaalbaarder worden dankzij voortdurende innovatie. Deze tandem maakt een klimaattransitie haalbaar en betaalbaar voor iedereen.

Gelukkig zijn veel koolstofarme technologieën nu al betaalbaar en worden ze steeds goedkoper, waardoor de keuze ervoor bijna vanzelfsprekend wordt. Zonnepanelen bedekken daken, windparken verrijzen wereldwijd, en in 2023 was al 18 procent van alle wereldwijd verkochte auto’s elektrisch. Dit is een trend die zich alleen maar zal versnellen. Het grote voordeel is dat eenmaal verworven innovaties moeilijk terug te draaien zijn, zelfs als het politieke klimaat verandert. Nu Trump weer plaatsneemt in het Witte Huis en waarschijnlijk opnieuw uit het klimaatakkoord van Parijs stapt, zal dat weliswaar een stap terug zijn, maar het is geen terugkeer naar vroeger.

De hernieuwbare revolutie is ingezet en laat zich niet meer tegenhouden. Dankzij de betaalbaarheid van koolstofarme technologie komen we al dichter bij een duurzame wereld. Een mondiale koolstofprijs zou dat pad definitief verankeren voor iedereen.

Jan Deschoolmeester is auteur van “De wereld red je niet met minder, minder, minder”, bestuurslid bij milieuvereniging WePlanet Belgium en kernlid Liberales.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content