Hoe de recente Chinese geschiedenis opgeborgen werd (en blijft)
In China is recente geschiedenis meestal onvindbaar. Sus van Elzen gaat er toch naar op zoek.
Het oude Zomerpaleis, Yuanming Yuan, is in dit gele-blaren-seizoen een uitgelezen plek voor bezinning over de Chinese geheugenziekte: de meeste jonge mensen weten hier zo goed als niets van hun recente geschiedenis, zo kleurrijk als ze is met Grote-Sprongen-Voorwaarts plus hongersnoden, Culturele Revoluties en Tiananmen-‘incidenten’. Vergeten? Niets gehoord van hun ouders, hun grootmoeder? Of willen ze niets weten? Vragen zonder antwoord, waar ik al tien jaar mee rondloop.
De meeste jonge mensen weten hier zo goed als niets van hun recente geschiedenis.
Het Zomerpaleis in het noorden van Peking is eigenlijk een ruïne, ook al merk je dat niet. Gebouwd in de achttiende eeuw voor keizer Qianlong was het het prachtigste paleispark ooit. In 1860, op het einde van de tweede Opiumoorlog, werd het geplunderd, verwoest en platgebrand door Britse en Franse troepen. Een deel van de talloze buitgemaakte kunstwerken zit nu volgens UNESCO verspreid over 47 musea wereldwijd. In de nasleep van de Bokseropstand (een opstand van een Chinese nationalistische beweging, gericht tegen de invloed van de westerse imperialistische mogendheden, nvdr.) werd de verwoesting in 1900 nog eens overgedaan door soldaten van de Achtlandenalliantie die met geweld ingrepen om de anti-buitenlandse opstand te onderdrukken.
Dit zijn de Chinezen, communistisch of niet, nooit vergeten en de regering herinnert de bevolking er regelmatig aan. Het is olie op het vuur van het officiële nationalisme waarmee de leiding haar volk bij elkaar houdt. Wat later kwam, na de maoïstische machtsovername in 1949, is een andere kwestie. Dat ligt gevoeliger.
Geschiedenis
De beminnelijke professor Yin Hongbiao van de Universiteit van Peking is als historicus al vijftien jaar bezig met de ‘gevoelige’ Culturele Revolutie (een revolutionaire campagne die van 1966 tot 1976 miljoenen mensenlevens eiste, nvdr.).
‘Juist, jongeren hebben geen belangstelling voor het verleden’, zegt hij. ‘De jongeren leven in het heden, wat zij willen is een beter leven. Dat komt goed uit voor de Communistische Partij, die heeft niet graag dat mensen vragen stellen over de Culturele Revolutie. Immers, wie zou ervoor verantwoordelijk zijn? De Partij? Het hele systeem? Mao Zedong zelf?’
‘Deng Xiaoping‘, zegt hij, ‘sloot die periode af.’ Veertig jaar geleden. Meteen werd beslist dat Mao een groot leider was, die in latere jaren zware fouten had gemaakt. (Als hij geen fouten had gemaakt, waarom zou men dan hervormen?) Men verzamelde materiaal over de gebeurtenissen, maar dat bleef geheim en werd slechts met de jaren, naarmate grote kopstukken stierven, stukje bij beetje vrijgegeven. In 1988 begonnen slachtoffers naar details te vragen. Maar de Culturele Revolutie was een massabeweging, waar in principe iederéén aan moest meedoen.
‘In 1988 tot 1990 werd men dan verzocht over de Culturele Revolutie van mening te veranderen. Het laatste boek erover verscheen in 1988. Daarna werd er niet meer over gesproken. De gebeurtenis komt niet voor in de ingangsexamens voor de universiteit, op de middelbare school wordt ze niet vernoemd.’
Yin Hongbiao werkt mee aan een nieuwsbriefgenaamd ‘Remembrance’, die artikels brengt over de ‘moeilijke periodes’, bijvoorbeeld over mensen die zich verontschuldigen voor wat ze gedaan hebben in de Culturele Revolutie – daar ontstaat dan levendige discussie over. Want wie heeft uiteindelijk gelijk, wat is er echt gebeurd, en zijn die bekentenissen wel volledig en oprecht? En wie moet men veroordelen, de jongelui die in een golf van geweld het land teisterden, of de lieden die hen zo opvoedden en de wereld instuurden?
Zoals de Chinezen hier vroeger achter hun rode boekje met slogans aan liepen, zo lopen ze nu met hun kop achter de smartphone.
Wat opvalt bij het terugkomen in Peking is de snelheid en de schaal waarop de stad die je al dacht te kennen verdwijnt en plaats maakt voor een andere, nieuwere. Sinds mijn fiets gestolen is, loop ik door de stad en de veranderingen komen rechtstreeks op me af. Bedelaars zijn er nog steeds, zij het niet zoveel, maar de kleine ambachtslieden, de fietsherstellers, de schoenmakers zijn niet meer te vinden. Bars en kleine restaurants zijn spoorloos, evenals de moslim met zijn geroosterde spiesjes. ‘De baas wilde Peking netjes hebben, zoals vroeger,’ zegt een vriend, ‘en zijn mannen hebben dat voor hem geregeld. IJverig als steeds.’
Het resultaat wordt niet echt een Peking om van te houden. Maar houden van, dat is ook niet de bedoeling. De bedoeling is het bekomen van een groot en machtig Peking, een Peking met minder geheugen, maar dat nog lang zal voortbestaan. Zoals de Chinezen hier vroeger achter hun rode boekje met slogans aan liepen, zo lopen ze nu met hun kop achter de smartphone. Ze zullen van niets geweten hebben. Of juist wel?
Geen conclusies
‘Er is niet één geschiedenis. Ondervraag veertig ooggetuigen van een gebeurtenis en je komt thuis met veertig verschillende verhalen’, zegt professor Cui Yongyuan.
Cui is een bekende Chinees. Hij werd beroemd met een televisieprogramma waarin hij, in tegenstelling tot zijn collega’s, echte vragen durfde stellen en al eens kritisch was. Er werd een serie naar hem gemaakt, met de beroemde actrice Fan Bingbing als zijn partner.
Toen de schatrijke Fan Bingbing plotseling verdween, deed al gauw het gerucht de ronde dat Cui haar aangegeven had voor belastingfraude en kapitalen in het buitenland. Daarom is Cui nu een man omringd met veel lijfwachten, en veel vijanden in de filmindustrie. Heeft hij niet, met zijn klikken over Fan, de regering de aanleiding bezorgd om de taksen te verhogen? Roddels, maar de bodyguards zijn aanwezig.
Maar ook, en bovendien, heeft Cui Yongyuan zijn nek uitgestoken voor de praktijk van ‘orale geschiedenis’, een poging om de recente geschiedenis in het geheugen van de mensen te bewaren, en dit terwijl geschiedenis helemaal niet goed ligt in de ogen van het regime. Spreken over geschiedenis wordt afgeraden dezer dagen, maar Cui verzamelt het.
Hij is een filmliefhebber en merkte in 1999 in Japan ineens op, zegt hij nu, dat men daar materiaal verzamelde dat niet uitgezonden werd. In 2003 was hij erbij toen een oude filmacteur zeven uur lang gefilmd werd over de filmgeschiedenis van de jaren dertig tot nu, waar uiteindelijk tien minuten van gebruikt werd. Dat deed bij hem een lampje branden: wat met die overige zes uur en vijftig minuten die niét gebruikt werden? Die gingen in de kast en niemand zou ze ooit zien. Dàt was dus ‘orale geschiedenis’. Dat begon hij dan zelf maar te verzamelen.
Ik spreek met Cui Yongyuan na afloop van een prachtige documentairefilm (24th Street van Pan Zhiqi, over zwervende arbeiders in Hangzhou) in het kader van de ‘Vierde Chinese Internationale Week voor Orale Geschiedenis’. Want ineens blijkt er belangstelling te bestaan in China voor ‘orale geschiedenis’.
Zo stuurde professor documentairefilm Wu Wenguang zijn afstuderende studenten met een camera naar hun grootmoeder en begon hij met de resulterende tientallen uren film een archief van ‘orale geschiedenis’. Er zijn nu ook departementen aan de universiteiten van Renmin en Qinghua, en er is natuurlijk het Centrum voor Orale Geschiedenis aan de Chinese Universiteit voor Communicatie van Cui.
Intussen heeft zijn centrum al 40.000 foto’s en 5000 interviews ingeblikt, goed voor 20.000 uur film. ‘Aanvankelijk wist natuurlijk niemand hiervan, maar naarmate we bekender werden, gingen mensen ons contacteren en materiaal te bezorgen. De gemiddelde leeftijd van de mensen die we interviewen is 88 jaar.’
We hebben veel leidende figuren van de beruchte Rode Garde geïnterviewd.
Waarom hij het doet? Om research te vergemakkelijken over de eigen geschiedenis. Ook over de Culturele Revolutie, natuurlijk. ‘We hebben veel leidende figuren van de beruchte Rode Garde (de jeugd van China die de ideeën van Mao Zedong verspreidde, nvdr.) geïnterviewd. Gemakkelijk: zo gauw ze wisten dat we er één hadden, kwamen de anderen ook af. Wilden mee op de foto. (lacht) Maar we zijn daar niet zo happig op, want meestal zijn ze niet oud genoeg voor ons. We nemen systematisch de oudsten eerst. Die gaan immers eerst dood.’
Of de overheid blij is met dit soort werk? ‘Regeringen hebben graag één uitkomst aan hun geschiedenis, en slechts één. Maar wij geven geen uitkomst, wij trekken geen conclusies: we geven alleen een facet van de geschiedenis. Hoe meer mensen erover vertellen, hoe meer facetten. Bij de televisie zou dit uiteraard niet mogelijk geweest zijn.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier