Hoe de Duitsers zich in 1917 terugtrokken om nog harder toe te slaan
In maart 1917 verrassen de Duitsers vriend en vijand door een stuk bezet gebied in Frankrijk op te geven en zich 25 kilometer terug te plooien op hun nagelnieuwe Siegfriedstellung. Deze operatie is het gevolg van een grondige herziening van het Duitse defensieve systeem, van evenwijdige loopgravenlinies naar een elastische verdediging in de diepte.
Tijdens de eerste oorlogsjaren bekommert geen enkele grootmacht zich om defensieve operaties. Duitse en Franse generaals kennen slechts één strategie: aanvallen, aanvallen en nog eens aanvallen. Hun voorbeeld is de oorlog van 1870 waarin de Duitse troepen de Fransen overbluften met hun snelle en offensieve bewegingen. Groot en brutaal is de schok in augustus 1914 wanneer Franse en Duitse troepen in volle snelheid en in grote aantallen op elkaar botsen tijdens de Slag aan de Grenzen. Ondanks tal van bijzonder bloedige gevechten zonder veel terreinwinst zullen beide partijen lange tijd onvoorwaardelijk blijven geloven in de superieure morele kracht van de aanval.
Met Napoleon voor ogen
Fransen en Duitsers koppelen hun geloof in het offensief aan weinig ontwikkelde tactische manoeuvres. Zowel de aanval als de verdediging blijven eenvoudige operaties die uitgevoerd worden volgens eeuwenoude recepten die niet ver staan van de manier waarop Napoleon een eeuw daarvoor over oorlogvoering dacht. Zo stormt bij een aanval iedereen vooruit op het fluitsignaal van de leidinggevende officier. In 1815 gebeurde dit in Waterloo nog door formaties van rijen soldaten die schouder-aan-schouder naar de vijand stapten. In 1914 zijn de eenheden in de aanval nog steeds compacte massa’s, hoewel de tussenafstanden iets groter zijn en de aanvalsformaties iets minder rigide gelijnd.
Bij defensieve operaties gebeurt hetzelfde: net zoals de geallieerde soldaten van Wellington in Waterloo ligt elke soldaat vlak naast een wapenbroeder op een zo recht mogelijk lijn. In 1815 stond iedereen recht om te vuren, maar in 1914 schieten de meeste soldaten liggend, terwijl de onderofficieren en officieren niet zelden achter de soldaten staan alsof kogels hen niet kunnen raken. Zoals in de voorgaande eeuw wordt er gewacht tot de vijand dicht genoeg genaderd is en pas dan openen alle infanteristen samen het vuur.
Wie welk doel onder vuur neemt, is niet duidelijk afgesproken. In napoleontische tijd was dat nog omdat vuurwapens zo onprecies vuurden, maar in 1914 kan een geoefend schutter in principe zijn doelwit uitkiezen. Helaas zijn er in 1914 weinig goed getrainde schutters. Iedereen vuurt dus maar naar eigen goeddunken. In theorie is het devies simpel: standhouden of sterven. Terugtochtwegen zijn dan zelden verkend. In de praktijk kan geen enkele officier vermijden dat zijn peloton, compagnie, bataljon, regiment of zelfs brigade het op een lopen zet wanneer de soldaten de indruk hebben dat de vijand door hun linies dreigt te breken. Ook officieren blijken hier trouwens niet immuun voor.
Hevige concurrentie
Tijdens de Eerste Wereldoorlog gaan deze verouderde tactische methodes allemaal op de schop. De hele oorlog zijn aanval en verdediging in een bitse strijd verwikkeld waarbij de ene zich voortdurend aanpast aan de andere en omgekeerd. Omdat aanval en verdediging elkaar in evenwicht houden, ontstaat een patstelling aan de fronten zoals blijkt uit de mislukte grote offensieven bij Ieper, Artesië, Champagne, Somme en Verdun.
De beroepsofficieren slagen er niet in hun troepen door de vijandelijke linies te laten breken. Nochtans neemt het aantal artilleriestukken jaar na jaar toe en groeit de beschikbare hoeveelheid artilleriegranaten exponentieel. Bovendien worden telkens nieuwe methodes gebruikt, technische of tactische vernieuwingen die het jaar daarvoor op kleine schaal hun effectiviteit hebben bewezen. Toch lukt het niet om een beslissende doorbraak te forceren, terwijl de verlieslijsten ellenlang zijn. Waarom? Het antwoord hierop ligt voor de hand: niet alleen de aanval wordt beter, ook de verdediging.
Lineaire verdediging
De eerste vernieuwing aan het verdedigingssysteem gebeurt in 1915. De bewegingsoorlog is achter de rug en iedereen zit vast in de eigen stellingen. Om een doorbraak van de linie te kunnen opvangen, begint men met het ontdubbelen van de eerste linie en met de bouw van een derde linie. Op verschillende plaatsen zijn de linies met elkaar verbonden via verbindingsloopgraven die zigzag naar het front lopen. In 1916 volstaat dit niet meer en nemen alle partijen hun toevlucht tot steeds diepere loopgraafsystemen. Intussen zijn in de loopgraven schuilplaatsen voorbereid met beton (in zandzakjes of met prefab-betonnen balken), worden er steunpunten gebouwd (die een soort forten vormen in de loopgraven), en komen er overal depots voor granaten en allerhande soorten munitie.
De verdedigende opstelling is tegen eind 1916 verschillende kilometers diep. Dat is ook nodig, want ondanks de schijnbare stilstand worden de aanvalstactieken steeds beter. Aan de Somme beuken de Fransen en vooral de Britten maandenlang op het Duitse loopgravencomplex. Bij de start van de aanval bestond het complex uit drie loopgravenlinies. Wanneer de Britten in september 1916 eindelijk door de derde linie breken, blijken de Duitsers alweer een hele nieuwe stelling te hebben voorbereid en moet het sloopwerk terug van vooraf aan beginnen.
Een tweede belangrijke stap richting een nieuwe defensieve doctrine is het rechttrekken van de frontlinie. De loopgraven liggen meestal waar het front in 1914 tot stilstand is gekomen, dus op de plaatsen waar de soldaten op een te sterke vijandelijke weerstand zijn gebotst en zich daarom hebben ingegraven.
Vanuit militair oogpunt is dat zeker niet ideaal. Militaire plannenmakers tekenen hun defensieve stellingen liever uit op stafkaarten om ze dan in het terrein te realiseren. In 1914 is het omgekeerde gebeurd: stafofficieren moesten loopgraafkaarten maken van de bestaande toestand. De loopgraven houden met andere woorden geen rekening met terreinhoogtes, waterlopen, dorpen en steden…
Militaire plannenmakers tekenen hun defensieve stellingen liever uit op stafkaarten om ze dan in het terrein te realiseren. De loopgraven houden met andere woorden geen rekening met terreinhoogtes, waterlopen, dorpen en steden…
Bovendien meandert deze contactzone op onregelmatige wijze door het landschap waardoor er veel kwetsbare uitstulpingen zijn die vanuit twee of zelfs drie verschillende richtingen kunnen worden beschoten. Daarom worden op verschillende plaatsen kleinere offensieven ingezet om de vijand te verdrijven naar stellingen die minder kwetsbaar zijn voor de eigen troepen.
Dergelijke aanpassingen van de frontlinie gaan niet zonder slag of stoot. Officieren aan beide kanten van het niemandsland houden immers halsstarrig vast aan de gedachte dat geen enkele morzel grond verloren mag gaan. De morele druk om elke verloren positie te heroveren is in alle legers even groot.
Tot 1916 ligt de nadruk bij de verdediging op de eerste en tweede linie. Daar wordt de hoofdmacht verzameld die de vijandelijke aanval snel moet stoppen. Maar deze linies zijn het best in kaart gebracht en worden dan ook het zwaarst beschoten, met als gevolg enorme verliezen. Daarop komt reactie: de troepen worden meer verspreid over alle linies en posities. Niettemin blijft de tendens toch heel sterk om de troepen meer vooraan te positioneren en niet te ver naar achteren.
(Tekst gaat verder onder de afbeelding)
Elastische verdediging in diepte
De eerste initiatieven om minder manschappen in de eerste en tweede linie te plaatsen of om meer in te zetten op ronde steunpunten in plaats van rechte en ononderbroken loopgravenlinies stoten op grote mentale weerstand. Jarenlang hebben de officieren te horen gekregen dat de eerste linie koste wat kost uit handen van de vijand moet blijven.
Het zijn uiteindelijk de Duitsers die in 1916-1917 een nieuw defensief systeem zullen bedenken en toepassen. Ten eerste trekken zij lessen uit de honderdduizenden verliezen bij het geallieerde offensief tegen de Duitse linies aan de Somme. Ten tweede beslist Duitsland om zijn offensieve ambities op het westelijk front op te bergen. Het land hoopt de beslissing te kunnen afdwingen aan het oostfront, waar de Russische beer wankelt sinds de Februari-revolutie van 1917.
Het nieuwe opperbevel met Paul von Hindenburg en Erich Ludendorff verandert het geweer van schouder en geeft een belangrijke impuls aan de vernieuwing van het Duitse verdedigingssysteem. In feite bewandelen zij de weg die hun voorganger, generaal von Falkenhayn, al was ingeslagen.
De eerste initiatieven om meer in te zetten op ronde steunpunten in plaats van rechte en ononderbroken loopgravenlinies stoten op grote mentale weerstand.
De eerste instructies over het nieuwe verdedigingssysteem zijn zelfs al gepubliceerd wanneer het duo de leiding overneemt in augustus 1916. Aan andere richtlijnen wordt naarstig voortgewerkt. Bovendien schrijven niet Hindenburg of Ludendorff de teksten, maar wel stafofficieren als kapitein Hermann Geyer of majoor Max Bauer. De grootste verdienste van de tandem Hindenburg-Ludendorff is dat zij deze hervormingen hebben doorgezet en niet teruggeschroefd. Ze slagen erin de meeste Duitse generaals te overtuigen dat het nieuwe concept werkt.
Het nieuwe Duitse verdedigingssysteem biedt in 1917 een gepast antwoord op de Frans-Britse offensieven bij Chemin des Dames en Ieper. Alleen bij Vimy gaat het op 9 april 1917 verkeerd, maar dat blijkt achteraf niet zozeer te wijten aan het defensieve concept dan wel aan communicatieproblemen. Het mag een klein wonder heten dat Ludendorff en Hindenburg erin geslaagd zijn een echte verdediging in de diepte op te leggen aan de fronteenheden. Hiervoor zijn tal van heilige huisjes gesneuveld.
Ten eerste is de defensieve hoofdkrachtinspanning – de plaats waar een vijandelijke aanval tot elke prijs moet worden gestopt – niet langer de eerste positie, maar de tweede positie op drie kilometer van de voorposten. De eerste kilometers van het eigen loopgravencomplex worden voortaan beschouwd als een soort bufferzone die toelaat een aanvaller te verzwakken en hem mee te lokken tot buiten het bereik van zijn eigen artillerie. Dit is een totale breuk met het verleden.
Minstens even revolutionair is de theoretische beslissing om af te stappen van loopgraven. Nadat er jaren is gewerkt aan de uitbouw van aangesloten loopgravenlinies moeten de posities nu helemaal opnieuw opgebouwd worden.
Voortaan worden er geen lijnen meer getrokken op de stafkaarten (loopgraven), maar wel cirkeltjes (‘eilandjes’ of steunpunten). De troepen die deze versterkte posities bemannen, moeten de strijd volledig zelfstandig kunnen voeren en doorzetten, ook al worden ze omsingeld. Door de eilandjes in een damboordpatroon in het terrein in te planten wordt het veel moeilijker voor de vijandelijke artillerie om alle weerstand te breken voor de start van een offensief. Bovendien is het de bedoeling dat een oprukkende vijand tussen de zwaar versterkte eilandjes trekt, waarna ze in de flank en in de rug worden beschoten vanuit deze voorbijgestoken posities. De garnizoenen van deze steunpunten mogen daarom onder geen enkel beding de strijd staken.
Door dit nieuwe systeem kan een aanvaller relatief makkelijk enkele kilometers oprukken, maar dit zijn uitputtende kilometers die hem zodanig verzwakken dat zijn aanval uiteindelijk zal stilvallen. Dat is voor de Duitsers het sein om met alle beschikbare eenheden in de tegenaanval te gaan.
Het einddoel van het defensieve gevecht is niet gewijzigd: het verloren grondgebied recupereren. Het nieuwe systeem leidt niet langer tot een lineair gevecht vanuit evenwijdige loopgraven, maar wel tot een flexibele strijd vanuit een elastische zoneverdediging. Hiermee zullen de Duitsers de Franse en Britse offensieven van 1917 een halt toeroepen. Het systeem overtuigt zelfs de Fransen en Britten, die het in de winter van 1917 op 1918 kopiëren. Ook de Belgen maken een doorslagje van de Franse versie van deze Duitse verdediging in de diepte.
Richard Wagner
De Duitsers verbazen vriend en vijand met wat ze in maart 1917 uitrichten in de ruime omgeving van de Franse stad Noyon. In dit gebied maakt hun frontlinie twee oncomfortabele en gevaarlijke uitstulpingen in de geallieerde linies. Op drie weken tijd evacueren ze een gebied ter grootte van meer dan duizend vierkante kilometer. De terugtrekking van de eenheden in contact met de vijand gebeurt op drie dagen. Op sommige plaatsen gaan ze tot 25 kilometer of meer achteruit. Dat het daarenboven nog eens om terrein gaat waarop de Slag aan de Somme in 1916 werd betwist en waarvoor honderdduizenden Duitsers gewond, vermist of gedood zijn geraakt, maakt de hele onderneming nog verrassender. Het is zelfs de grootste Duitse operatie op het westelijk front in 1917.
De operatie is genoemd naar de dwerg Alberich uit een oud verhaal dat Richard Wagner inspireerde tot zijn meesterwerk, Der Ring des Nibelungen. De keuze voor de naam van deze bijzonder kwaadaardige dwerg als codenaam voor deze geheime operaties, blijkt geen toeval…
De voordelen van een terugtocht op de Hindenburglinie wegen vanuit Duits standpunt zwaarder dan de nadelen. Ten eerste wordt de Duitse frontlinie rechtgetrokken, waardoor ze maar liefst zeventig kilometer korter wordt. Dat betekent meteen ook een besparing van acht infanteriedivisies en enkele honderden stukken geschut. Ten tweede bestaat de mogelijkheid dat hierdoor het geplande luik van het Franse offensief in deze streek in het water valt. De Franse generaal Nivelle zal echter onverstoord verder gaat met de uitwerking van zijn aanvalsplannen.
Siegfried of Hindenburg?
De Duitse terugtocht gaat uiteraard niet over één nacht ijs. In een eerste fase moet een gloednieuwe stelling gebouwd worden die na de terugtocht de nieuwe frontlinie zal vormen. Sinds september 1916 werken de Duitsers aan de aanleg van deze solide verdedigingslinie die zij de Siegfriedstellung noemen, maar die van de geallieerden de naam Hindenburglinie meekrijgt.
In andere sectoren van het westelijk front blijven de Duitsers wel op hun posities en wordt de Hindenburglinie in zekere zin een back-upplan voor een geallieerde doorbraak.
De nieuwe stellingen liggen verschillende kilometers achter de contactlinie waardoor ze in alle rust uitgetekend kunnen worden op kaart en verkend in het terrein. Ook de bouw, die start in oktober, verloopt veel veiliger. Het beton moet niet haastig gemaakt worden, er is tijd en ruimte voor bekistingen. Er zal zo’n 100.000 ton cement worden gebruikt.
De prikkeldraadversperringen hoeven niet ’s nachts te worden uitgerold onder dreiging van vijandelijke represaillevuren, want de Franse en Britse artillerie reikt niet ver genoeg en de geallieerden zijn onvoldoende op de hoogte van de Duitse werkzaamheden. Het is gekkenwerk, maar op vier maanden tijd is de Siegfriedstellung zo goed als voltooid
Het resultaat is een bijzonder stevige stelling waarvan de Duitsers geloven dat ze zal volstaan om het jaar 1917 heelhuids door te komen op het westelijk front. Tussen 25 februari en 18 maart plooien de Duitsers zich in de Noyon Salient terug op deze Hindenburglinie. In andere sectoren van het westelijk front blijven de Duitsers trouwens wel op hun posities en wordt de Hindenburglinie in zekere zin een back-upplan voor een geallieerde doorbraak. Dat is bijvoorbeeld het geval tegenover het Belgische leger aan de IJzer.
Geen cadeau
Naast de bouw van een nieuwe stelling stoppen de Duitsers ook bijzonder veel energie in het nauwgezet voorbereiden van de terugtocht zelf. Zo’n onderneming is immers gevaarlijk: wat als de Fransen of Britten hen tijdens de terugtocht zouden aanvallen? Daarom aarzelen de Duitsers niet om draconische maatregelen te nemen zoals de verplichte verhuizing van de volledige bevolking. Ongeveer 140.000 burgers worden met treinen of te voet afgevoerd naar bezet België of Noord-Frankrijk. Een kleinere groep van 15.000 ouderen en zieken wordt in iets betere omstandigheden weggebracht, maar ook hier laten de Duitsers zich niet van hun fraaiste kant zien. Het menselijk leed dat operatie Alberich teweegbrengt, is groot.
De materiële schade is minstens even omvangrijk. De Duitsers zijn namelijk niet van plan om het gebied in geschenkverpakking aan de geallieerden te geven. Integendeel, zorgvuldig en grondig passen ze de tactiek van de verschroeide aarde toe: zo’n 200 dorpen en steden als Bapaume worden met de grond gelijkgemaakt. Ook bruggen en wegen moeten eraan geloven. Elektriciteitsleidingen, telefoonkabels, waterputten… worden onbruikbaar gemaakt. Alles wat verplaatsbaar en in meer of mindere mate bruikbaar is, wordt op voertuigen geladen en weggevoerd. De Duitsers plunderen het gebied leeg en laten het landschap kaal achter.
Maanden zijn de geallieerden in de weer om het gebied min of meer op te lappen en nieuwe stellingen tegenover de Hindenburgstelling te graven. De artillerie moet naar voren verplaatst worden. Even noodzakelijk is de wederopbouw van munitiedepots, kantonnementen, telefoonkabels, schuilplaatsen, terwijl ook de aanvoerlijnen naar de nieuwe frontlinie verzekerd moeten worden. Daarvoor wordt trouwens ook een Belgisch spoorwegbataljon ingezet. Het spreekt voor zich dat de Duitsers ook alle spoorlijnen onklaar hebben gemaakt.
Volgens het draaiboek…
De Alberich-terugtocht is een militair succes. De uitvoering verloopt perfect volgens het draaiboek dat de Duitse staf heeft uitgewerkt. De geallieerden zijn te verrast om te reageren en achtervolgen de Duitsers niet. Maar de drieste aanpak doet de al ernstig beschadigde Duitse reputatie geen deugd: na de gruweldaden tegenover de burgerbevolking in 1914 en het gebruik van dodelijk chloorgas in 1915, is de wereld opnieuw geschokt door het grove geweld waarmee zij de hele streek vernietigen en de bevolking deporteren.
Zelfs na de oorlog zindert de hele zaak nog na. Bij de onderhandelingen ter voorbereiding van het verdrag van Versailles wordt de Alberich-terugtocht een argument om harde strafmaatregelen te eisen. De Duitsers krijgen op die manier letterlijk en figuurlijk de rekening gepresenteerd voor de vernietigingen die ze in februari en maart 1917 hebben aangericht.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier