Hoe Afrikaanse oligarchen hun eigen landen leegroven
De Panama Papers lieten zien dat tal van Afrikaanse politici en hun vrienden en familie offshore bankrekeningen hebben. Maar hoe krijgen ze het geld daar? Een transnationaal team van verslaggevers in verscheidene Afrikaanse landen onderzocht het geplunder door hun politieke leiders. Knack brengt u een overzicht van de resultaten.
Montepuez, Mozambique
De zandwegen in en rondom Namanhumbir, de belangrijkste plaats van de noordelijke Mozambikaanse regio Montepuez, zijn leeg. Mensen wagen zich alleen voorzichtig buiten wanneer ze niet gezien kunnen worden door de milities die de toegangswegen tot de robijnvelden (robijn is een rode edelsteen, nvdr.) bewaken.
De inwoners zijn al te vaak door speciale politie- en beveiligingseenheden geslagen, verkracht, beroofd of met geweld weggejaagd van hun huizen en grond de afgelopen vijf jaar. In 2012 ging de grootschalige mijnbouw van start in Montepuez.
Mijnbouwbedrijf MRM Gemfields – onlangs opgegaan in Pallinghurst – heeft zijn mijnbouwvergunning te danken aan generaal Raimundo Pachinuapa. Pachinuapa, een invloedrijke ‘generaal van het noorden’ en prominent lid van de regerende FRELIMO-partij bezit zelf een kwart van MRM. Hij bezit ook een kwart van twee andere ondernemingen in de regio.
In het noorden van Mozambique zijn gewelddadige aanvallen geen uitzondering. In het verleden waren de daders vaak oppositiegroepen en vandaag zou er ook geweld gepleegd worden door lokale moslimextremisten.
Een man met zoveel lokale en nationale invloed als Pachinuapa zou de mensen van het noorden kunnen beschermen, zeker samen met collega-generaals en politici als Felicio Zacarias (minister van Openbare Werken), generaal Joaquim Alberto Chipande (voormalig minister van Defensie), David Simango (burgemeester van Maputo), José Pacheco (minister van Landbouw) en generaal Lagos Lidimo (hoofd van de geheime dienst).
Maar ze bezitten allemaal mijnbouwvergunningen in het noordelijke Montepuez en dat lijkt roet in het eten te gooien.
De Mozambikaanse regering verwacht dat deze mijnbouw in Montepuez volgens districtsbeheerder Etelvina Fevereiro ‘belasting en welvaart zal brengen.’ Daarom houden Fevereiro en haar ordehandhavende collega’s strikt vast aan het beleid dat artisanale mijnwerkers uit de dorpen rondom Namanhumbir -net als illegale buitenlanders die ook op zoek zijn naar robijnen-, met harde hand van de velden weert.
Maar op de vraag wanneer de mensen, na jarenlang geweld en inkomensverlies, eindelijk belastinggeld zullen zien gebruikt worden in het straatarme gebied, zegt Fevereiro alleen dat ze bezig is met het opzetten van een commissie ‘om dat te bekijken.’ Ze weet niet waar de royalty’s zijn. ‘Dat moet je vragen aan het financiële departement van de provincie.’
De meerderheidspartner in MRM Gemfields, de internationale edelsteenreus Gemfields in Londen, zegt dat het tot op heden -naast gewone bedrijvenbelasting- 29 miljoen US-dollar aan royalty’s heeft betaald aan Mozambique. Dat is tien procent van de totale robijnenverkoop door Gemfields ter waarde van 288 miljoen US-dollar sinds 2012.
Het geld moet ergens op de afdeling Financiën zijn
Fernando Djange, provinciaal financieel directeur in Cabo Delgado
Iets meer dan een kwart hiervan, 7 miljoen US-dollar, zou door de Mozambikaanse staat direct aan de provincie Cabo Delgado, waarin Montepuez ligt, uitbetaald moeten zijn. Dat zou zo moeten volgens een regel dat de regio waar mijnbouw plaatsvindt er ook van moet profiteren.
‘Inderdaad, 2,75 procent van de totale royalty’s wordt jaarlijks aan ons betaald’, bevestigt provinciaal financieel directeur Fernando Djange wanneer we hem spreken in Pemba, de hoofdstad van Cabo Delgado. Maar in de provinciale boekhouding komen we sinds 2012 slechts één betaling door MRM Gemfields tegen, uitgevoerd in 2016: zes miljoen Mozambikaanse Meticais, het equivalent van 100 000 US-dollar.
Ondanks Djange’s bewering ‘dat het geld ergens op de afdeling financiën moet zijn’, zullen we niet te weten komen waar het dan precies is.
Net zoals we er ook niet achter komen wat er is gebeurd met de opbrengst van een pakketje robijnen uit Montepuez van in totaal meer dan zesduizend karaat (een goede robijn kan 100 000 US-dollar per karaat opbrengen, nvdr.) dat verkocht is door Mustang, een Australisch mijnbouwbedrijf waarin minister Felicio Zacarias partner is.
De export van deze robijnen was illegaal, zegt provinciaal mijnbouw-directeur Ramiro Nguiraz op diens kantoor in Pemba. ‘Ze hebben alleen een exploratievergunning. Zij mogen geen robijnen produceren, laat staan verkopen.’
Mustang directeur Christiaan Jordaan ontkent dat zijn bedrijf iets illegaals heeft gedaan. ‘Onze vergunning staat export en verkoop toe om daarmee verdere exploratie te financieren’, zegt hij. Als we hem vragen om de tekst van de vergunning reageert Jordaan niet meer.
Lomé, Togo
De fosfaten van het West-Afrikaanse Togo, een cruciale stof voor landbouw wereldwijd, zijn zo belangrijk voor het land dat de nationalisatie van de fosfaatmijnen in 1974 op de websites van de regering wordt gememoreerd als de ‘economische bevrijding’ van het Togolese volk. Maar de nationalisatie heeft weinig gedaan voor de werknemers in de fosfaatmijnen.
‘Wij verdienen 117 US-dollar per maand en krijgen geen medische zorg,’ zegt een werknemer in de Kpémé-mijn ten westen van Togo’s hoofdstad Lomé. ‘Collega’s overlijden soms al een paar uur nadat ze in het ziekenhuis zijn opgenomen. Dat zou niet gebeuren als we regelmatig check-ups hadden.’ Fosfaatmijnbouw gaat gepaard met gezondheidsrisico’s, waaronder een verhoogde kans op kanker door het inademen van sporen van zware metalen.
Togo’s fosfaten hebben wel een Indiase transporteursfamilie genaamd Gupta geholpen rijk te worden. De Gupta’s hebben een neus voor koopjes. Hun bedrijf – nu Kalyan, voorheen Getax – wordt onderzocht door de Australische Federale Politie vanwege omkoping van regeringsleiders op het eiland Nauru in 2008. In ruil voor omkoopgeld gaven, zo zeggen de aanklachten, de politici de fosfaatvoorraden van het eiland weg voor een tiende van de prijs: 43 US-dollar per ton, terwijl de marktprijs in dat jaar 400-dollar per ton bedroeg.
Collega’s overlijden soms al een paar uur nadat ze in het ziekenhuis zijn opgenomen. Dat zou niet gebeuren als we regelmatig check-ups hadden
Een werknemer in de Kpémé-mijn ten westen van Togo’s hoofdstad Lomé
Getax/Kaylan ontkent deze beschuldigingen, maar volgens verkoopdata van de Société Nouvelle des Phosphates du Togo betaalden de Gupta’s in 2015 ook in Togo onder de markt. Import- en exportstatistieken van de Verenigde Naties over datzelfde jaar laten zien dat vooral
Australische importeurs zoals Getax daarvan profiteerden: wie fosfaten uit andere landen kocht, betaalde 166 US-dollar per ton, terwijl Togolese fosfaten verworven werden voor 100 US-dollar per ton. Vrijwel alle fosfaten uit Togo worden gekocht door Getax/Kalyan.
In een commentaar liet de Australische Federale Politie weten dat het omkooponderzoek tegen Getax/Kalyan nog gaande is.
Intussen doet de Gupta-familie in Togo nog steeds goede zaken. Vorig jaar opende Kalyan een nieuw wolkenkrabberhotel in Lomé, ter waarde van 80 miljoen US-dollar. Hun eigen bijdrage daarin was 29 miljoen US-dollar; de Togolese staat en de West-Afrikaanse Ontwikkelingsbank leverden de rest. President Faure Gnassingbé’s cocktail parties vinden nu plaats in het prestigieuze ‘Hotel 2 Février’, genoemd naar de dag dat het land zijn economische bevrijding viert.
Kalyan heeft geen e-mailadres op zijn website waarop we hen kunnen contacteren; alleen een telefoonnummer van het kantoor in Dubai. De persoon die opneemt, stuurt ons van het kastje naar de muur.
Tot driemaal toe wordt ons gevraagd ‘what is this all about?‘. Ons verzoek om een e-mailadres wekt verbazing op; uiteindelijk wordt gezegd dat iemand ons zal terugbellen. Maar in de zes weken tussen het telefoontje en deze publicatie is dat niet gebeurd.
Kinshasa, DRC
De Democratische Republiek Congo heeft een officieel ‘zero tolerance‘-beleid tegen corruptie, een presidentiële anticorruptieadviseur en een Observatoire de Surveillance de la Corruption et de l’Ethique Professionnelle, (OSCEP), gefinancierd door Frankrijk en de VN, met ruime kantoren in Kinshasa.
Het blijkt echter moeilijk om daadwerkelijke corruptie te ontdekken. ‘Ik ben naar Panama geweest en heb die naam daar niet gevonden,’ zegt professor Saint Augustin Mwenda Mbali, OSCEP’s directeur-generaal, als we hem vragen naar de offshore-activiteiten van de tweelingzus van president Joseph Kabila, Jaynet. ‘We moeten oppassen met valse beschuldigingen.’
De administratie van de Congolese staat is een ondoorzichtig moeras. Politici hoeven hun bezittingen en belangen niet openbaar te maken
Madame Jaynet heeft het offshore bedrijf, Keratsu, inderdaad opgericht onder de naam van zakenpartners en niet onder haar eigen naam.
Maar misschien kunnen we dan praten over de wel heel bekende zakenpartner van de familie Kabila, Dan Gertler? Zijn mijnbouwzaken worden op dit moment onderzocht door het UK Serious Fraud Office en door de Ontario Securities Commission in Canada.
Zijn naam komt meer dan tweehonderd keer voor in de Panama Papers. Mbali knikt. ‘Zeker, dat gaat over die schepen die onze havens met tien ton mineralen verlaten, terwijl maar vier ton is opgegeven’, zegt hij. ‘Maar onderzoeken kosten tijd.’
Als we nog meer voorbeelden geven, vraagt hij of we ‘het bewijsmateriaal kunnen brengen’ en ook liefst ‘fondsen, want onderzoek is duur.’
De rijkdom die de familie Kabila en haar zakenpartners en vrienden dankzij politieke invloed hebben kunnen opbouwen, is al meerdere malen publiekelijk beschreven (lees hier en hier). Maar dat het OSCEP moeite heeft met het vinden van bewijs in het land zelf is misschien niet verwonderlijk.
De administratie van de Congolese staat is een ondoorzichtig moeras. Politici hoeven hun bezittingen en belangen niet openbaar te maken. Staatsambtenaren worden praktisch nooit afgerekend op de budgetten die ze behandelen. Exportgegevens worden bewaard in handgeschreven boeken die nooit met andere handgeschreven boeken worden vergeleken.
Politieke leiders en bureaucraten opereren in een systeem van persoonlijke gunsten die, na ontvangst, terugbetaald moeten worden.
Als gevolg hiervan verlaat -zoals verklaard door presidentieel anticorruptieadviseur Luzolo Bambi– 15 miljard dollar per jaar illegaal het land: een bedrag waarbij dictator Mobutu’s totale Zwitserse bankrekening van zeven miljard vergeleken, nog verbleekt.
Als gevolg van die illegale uitstroom is er per jaar slechts vijf of zes miljard dollar over voor de officiële staatsbegroting en daarvan blijft, na betaling van een toplaag van ambtenaren en hun kantoren, voertuigen, conferenties en zakenreizen, vrijwel niets over voor publieke dienstverlening. En dat terwijl bijna de helft van de kinderen in de DRC te mager en te klein is voor hun leeftijd.
Bujumbura, Burundi
Toen er na dertien jaar burgeroorlog in 2005 een nieuwe regering in Burundi aan de macht kwam, beloofden de nieuwe leiders goed bestuur – en het werd werkelijk geprobeerd. Een belastingdienst werd opgebouwd. Het BNP in het doodarme land nam toe. Administratieve systemen werden ontwikkeld. Maar de netwerken van diegenen – onder wie een voormalig generaal, zijn criminele vrienden en militaire volgelingen en zijn nu-eens-bondgenoot-dan-weer-rivaal president Nkurunziza – die posities en geld wilden, bleken moeilijk te verslaan.
Er zijn redenen waarom president Nkurunziza in Burundi fanatiek vasthoudt aan zijn derde termijn en geweld gebruikt tegen dissidenten
Gabriel Rufyiri, hoofd van de Observatoire de la lutte contre la corruption et les malversations économiques in Bujumbura heeft al talloze malen aan ‘Zijne Excellentie de President’ geschreven. Waarom werd in mei van dit jaar de hele dollarreserve van Burundi betaald aan ‘een’ bepaald benzinebedrijf? Waarom worden niet-favoriete zakenlieden voortdurend achtergesteld, zodat voorheen succesvolle bedrijven nu gereduceerd zijn tot tien tot dertig procent van hun capaciteit? Burundezen weten het antwoord: Nkurunziza staat niet voor niets bekend als ‘de aandeelhouder.’ Er zijn redenen waarom hij fanatiek vasthoudt aan zijn derde termijn, geweld gebruikt tegen dissidenten en nooit de brieven van Rufiyiri beantwoordt. ‘We hebben het dossier over de benzine voorgelegd aan de Openbaar Aanklager,’ verzucht Rufyiri. ‘Maar het werd ‘sans suite‘ verklaard, ‘zonder vervolg.”
Rufyiri schrijft nu aan de Oegandese president Museveni en Tanzania’s ex-president Mkapa, om hen te vragen de regionale dialoog over de derde termijn van Nkurunziza te laten herleven, ‘om de economische crisis aan te pakken die zulke zware gevolgen voor onze burgers heeft.’
Johannesburg, Zuid-Afrika
‘Het zal niet lang meer lang duren,’ zegt corruptie-onderzoeker Themba Mabuyane*. ‘Het Zupta-rijk beleeft de laatste dagen.’ Hij wijst erop dat de protestbeweging tegen President Jacob Zuma en zijn geldwegsluizende vrienden, de Indiase Gupta-familie**, met de dag groeit en dat de rechterlijke macht, de media, maatschappelijke organisaties en de privésector zij aan zij staan in de strijd om goed bestuur. Mabuyane denkt dat vooral Zuid-Afrikaanse onderzoeksjournalisten eraan bijgedragen hebben dat ook internationaal stappen zijn ondernomen tegen de ‘Gupta-maffia.’ ‘Nu heeft (nadat Zuid-Afrikaanse banken hetzelfde deden, nvdr.) ook de Indiase Bank van Baroda de Gupta-rekeningen gesloten. En zelfs hun eigen PR-bedrijf, Bell Pottinger, en hun KPMG accountants en consultants (McKinsey, nvdr.) hebben hen laten vallen.’
Dat – althans volgens Mabuyane – internationale druk zo goed kan uitwerken, opent wellicht perspectieven ook voor de andere landen in ons rapport. Zouden de acties van het UK Serious Fraud Office tegen Dan Gertler kunnen helpen het Kabila-netwerk in de DRC te ondermijnen? Zouden soortgelijke stappen tegen Togo’s Gupta’s, de robijnenpartners van de elite in Mozambique en de favoriete bedrijven van Burundi’s president nuttig kunnen zijn voor de krachten voor goed bestuur in deze landen?
Het feit dat we te midden van geldvretende projecten van de regeringspartij ook werkelijke honger in Rwanda vonden zou misschien kunnen helpen om bewonderaars en donoren van offshore rekeninghouder Paul Kagame van hun geloof in deze autocraat af te brengen. En bezoekers van Botswana’s toeristische paradijs van Botswana zouden wellicht geschokt zijn te weten dat negentig procent van de rekeningen die ze betalen buiten Botswana zelf – soms ook offshore – wordt geïnvesteerd door grote bedrijven waarin President Khama een belang heeft
Onze bevindingen staan niet op zichzelf. Andere onderzoeken – onder meer door Global Witness, Nigeria’s Premium Times en Makaangola – hebben onlangs ook aangetoond hoe elites in Afrikaanse landen tot spiegelbeelden van vroegere koloniale plunderaars zijn veranderd. Toen een van ons grote gaten in het wegdek aantrof in de rijkste wijk van Kinshasa en vroeg waarom de rijken zelfs niet om hun eigen straten leken te geven, luidde het antwoord: ‘Ze hebben deze huizen maar ze wonen hier niet. Ze wonen in Frankrijk.’
Dit artikel werd geschreven door Maxime Domegni (Togo), Francis Mbala en Eric Mwamba (Democratische Republiek Congo), Estacio Valoi (Mozambique), Lawrence Seretse (Botswana), Alois Muvunyi* (Burundi en Rwanda), en Evelyn Groenink (Zuid-Afrika en eindredactie).
* namen op verzoek veranderd
** We onderzoeken nog of de Guptas van Togo en Zuid-Afrika verwant zijn
Alle genoemde personen, bedrijven en instanties zijn benaderd voor commentaar met uitzondering van de presidenten van de Democratische Republiek Congo en Burundi, wier overheden geen contactgegevens op hun websites hebben vermeld. In het geval van Mozambique richtten wij ook verzoeken om commentaar aan de regeringspartij Frelimo en aan de betrokken ministeriële departementen. Behalve de in het rapport genoemde reacties werden er geen ontvangen.
Het interview met Mabuyane vervangt een groter hoofdstuk over Zuid-Afrika in het volledige rapport dat geschreven werd door het African Investigative Publishing Collective in samenwerking met Africa Uncensored en ZAM.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier