Nico Pattyn

‘Het is de schuld van de socialisten’

Nico Pattyn Verbonden aan het Metis Instituut en de Gerrit Kreveld Stichting

Socialisten worden in een bepaalde hoek vaak geassocieerd met geld uitgeven en schulden maken. Nico Pattyn van de Gerrit Kreveld Stichting schetst een genuanceerder beeld.

Dit opiniestuk maakt deel uit van onze reeks ‘De Doordenkers van Knack.be’.

Europa kreunt onder een aantal problemen: een stagnerende bevolking, migratie die de tolerantie binnen de samenleving onder druk zet, een zware milieu-erfenis, lage economische groei, hoge schulden en niet in het minst een Europese Unie wiens institutionele en andere gebreken nadrukkelijk aan de oppervlakte komen. Het zijn problemen die ons in België niet onbekend klinken. Sommigen lijken de oorzaak voor deze problemen gevonden te hebben: decennia lang wanbeleid van de socialisten.

Gedeelde verantwoordelijkheid in België

In België heeft de sociaaldemocratische familie deel uitgemaakt van alle federale regeringen van 1988 tot 2014. Ze hebben onmiskenbaar gewogen op het beleid. Maar de christendemocraten maken sedert 1958, op acht jaar paars na, voortdurend deel uit van de regering, de liberale familie toch ook al sedert 1999. De N-VA zetelt sinds 2004, op de periode 2007-2009 na, in de Vlaamse regering, waar ook de VU daarvoor regelmatig deel van uitmaakte. Politieke maagden zijn schaars in ons land.

Het mag dan sommigen goed uitkomen het beeld te schetsen dat in 2014 een grote regimewissel plaats vond, maar de feiten zijn wat ze zijn: er is een regering gevormd zonder socialisten, zoals in 1999 een regering zonder christendemocraten gevormd werd, en dit door partijen die weinig (N-VA), veel (liberalen) tot zeer veel (CD&V) bestuursjaren en dus verantwoordelijkheid voor het huidige bestel hebben. Dat zorgt ongetwijfeld voor duidelijke accentverschuivingen. Niets minder, maar ook niets meer.

Het is de schuld van de socialisten

Socialisten worden in een bepaalde hoek vaak geassocieerd met geld uitgeven en schulden maken. Dat in België de zware besparingen van het Globaal Plan met een rooms-rode coalitie onder Jean-Luc Dehaene zijn gebeurd wordt dan gemakshalve vergeten. Maar ook als we over de grens kijken blijkt het beeld genuanceerd.

De sterke economieën van het noorden

In Duitsland kwam in 1998 een rood-groene coalitie onder Gerhard Schröder aan de macht. Sedertdien heeft de SPD aan alle regeringen deelgenomen, op Merkel II na van 2009 tot 2013. Het zijn de door de SPD doorgevoerde Hartz-hervormingen die bepalend zijn geweest voor het huidige Duitse model. Nooit heeft de socialistische familie in België zijn stempel kunnen zetten zoals de SPD in Duitsland. Wie het huidige België als een socialistische creatie ziet, moet dat a fortiori voor Duitsland doen.

In Nederland is de PvdA sedert 1988, behalve tijdens Balkenende I-III en Rutte I, mee aan de macht, en dus 21 van de laatste 27 jaar. Socialisten regeren in Zweden, en deden dat tot zeer recent in Denemarken, Finland en Noorwegen. In Oostenrijk zijn alle kanseliers sedert 1970, op Wolfgang Schüssel van 2000 tot 2007 na, socialist. In al deze landen zijn socialisten even veel of meer verantwoordelijk voor het gevoerde beleid dan in ons land. Het zijn ook economisch de best presterende landen.

De zwakke broertjes in het zuiden

Als socialisten mee de pluimen op hun hoed kunnen steken voor de best presterende economieën, hoe zit het dan met de zorgenkindjes van Europa? Frankrijk heeft betere economische cijfers dan men soms laat uitschijnen, maar in de ogen van de adepten van het neoliberale denken is het niet bepaald een modelland. François Hollande is pas de tweede socialistische president sedert 1958, toen de Vijfde Republiek werd ingesteld. François Mitterrand was wel veertien jaar aan de macht, maar daarna volgden zeventien jaar centrumrechtse presidenten. In Italië waren de christendemocraten decennialang de bepalende politieke macht, met een grote communistische partij in de oppositie. De socialistische familie leverde maar vier jaar de premier, met Bettino Craxi. Maar het oude regime stortte ineen onder de corruptieschandalen. Nadien kregen we afwisselend de partij van Berlusconi en een centrumlinkse alliantie.

Spanje heeft de lange socialistische periode (14 jaar) onder Felipe González gekend, en daarna nog, van 2004 tot 2011, zijn partijgenoot José Luis Zapatero. Maar er waren ook de acht jaar van José María Aznar, en ondertussen regeert Mariano Rajoy ook al vier jaar. In Portugal zien we een verdeling van 13 jaar centrumlinks en 17 jaar centrumrechts in de afgelopen 30 jaar. Griekenland kende tussen 1981 en 2005 een uitgesproken dominantie van de socialistische Pasok, maar de jaren net voor het uitbreken van de schuldencrisis regeerde de centrumrechtse Karamanlis.

Dezelfde politieke families kunnen in het ene land een heel ander rapport voorleggen als in het andere.

De regeringsverantwoordelijkheid van de socialisten in de Zuid-Europese landen is globaal vergelijkbaar met die in de noordelijke Europese landen. En ook de christendemocratische familie was en is er sterk vertegenwoordigd. Dezelfde politieke families kunnen dus in het ene land een heel ander rapport voorleggen als in het andere. En overal moeten ze deze rapporten delen: geen enkel Europees land is decennialang onafgebroken door dezelfde partij geregeerd.

Protestantisme en katholicisme

De verschillen tussen de zuidelijke en noordelijke landen worden soms door andere oorzaken verklaard. Reeds sedert Max Weber is het verschil tussen protestantisme en katholicisme daarbij populair. Katholieken zouden gemakkelijker met schuld in morele, en ook in geldelijke zin omgaan – vergeving is altijd mogelijk. Dat Griekenland traditioneel een orthodox land is valt dan buiten deze verklaring. Landen met een katholieke traditie zoals Oostenrijk sluiten economisch eerder aan bij de noordelijke landen, de economische evolutie van Polen past ook niet in het plaatje, het katholieke Ierland wordt als modelleerling opgevoerd hoe met uit de hand lopende schulden om te gaan. En dan zijn er nog de grote verschillen binnen landen met katholieke traditie zoals Italië en België. Om nog maar te zwijgen van het katholieke zuiden van Duitsland, het meest welvarende deel van het land. Dat zijn wat veel uitzonderingen om aan deze verklaring vast te houden.

In landen met systemen van cliëntelisme en corruptie is er over het algemeen weinig gemeenschapszin op het niveau van de staat. Verkeersregels worden gemakkelijk met de voeten getreden, zwerfvuil belandt vlugger op straat, belastingen worden node betaald. Solidariteit situeert zich meer op het niveau van de familie, van de eigen netwerken. Op dat niveau ervaart men ook solidariteit, de overheid schiet hier tekort. Die landen kunnen best sterke gevoelens hebben van nationale trots, maar de overheid als emanatie van de gemeenschap aan burgers die in ruil voor rechtvaardig verkregen middelen diensten op een efficiënte manier aan die burgers presenteert, die is veel zwakker.

Corruptie

Zoals we in Griekenland merken blijkt het een moeilijk te doorbreken spiraal. Want wanneer je weet (of meent te weten) dat je rijke buur amper belastingen betaalt, maar toch meer gedaan krijgt van de overheid wegens een dikkere portefeuille, dan is wantrouwen tegenover de overheid de normaalste zaak van de wereld. En wordt het moeilijk een draagvlak te vinden om de broodnodige overheidsinkomsten te genereren om een goed betaalde, niet corrupte ambtenarij te hebben die een goede service levert, en zo die gemeenschapszin helpt opbouwen. Een sterk, betrouwbaar en geloofwaardig staatsapparaat zal in Griekenland op termijn meer renderen dan het beknibbelen op de pensioenen.

Cliëntelisme creëert cliëntelistische partijen.

Het zijn ook de problemen waar een land als Bulgarije mee worstelt. En die, gezien de corruptieschandalen, zwarte economieën en belastingfraude, nergens helemaal ontbreken. De politieke systemen worden mee bepaald door de manier waarop de burgers tegen de overheid aankijken. Partijen die lang aan de macht zijn staan uiteraard niet buiten de samenleving, maar zijn er een soort weerspiegeling van. Cliëntelisme creëert cliëntelistische partijen. De PSOE of de Partido Popular in Spanje, Pasok of Nea Dimokratia in Griekenland, maar ook SPD of CDU in Duitsland: ze zijn minstens even bepaald door de lokale context als door hun ideologie. Het recente schouwspel rond de onderhandelingen met Alexis Tsipras heeft dat nog eens aangetoond, met nogal wat sociaal-democraten in het kamp der hardliners.

Verantwoordelijk voor eigen crisis

Dus ja, sociaal-democraten zijn verantwoordelijk voor de maatschappij zoals we die nu kennen, samen met andere politieke families en in de mate dat lokale politici die maatschappij vorm geven. Een maatschappij waarop we in interantionale context nog steeds trots mogen op zijn. Als de sociaal-democratische politieke familie een crisis beleefd, zijn ze wel voor een stuk mee verantwoordelijk voor de maatschappelijke factoren die het moeilijk maken die crisis te overwinnen, zoals het overwicht van de logica van de markt en de euro boven het mandaat dat op nationaal vlak door de kiezer verleend wordt. Er blijft nood aan politici die dit in vraag durven stellen en alternatieven voorstellen.

Partner Content