Heksenjacht op holebi’s in Oeganda: ‘Homo’s zijn bliksemafleiders voor de echte problemen’
In Oeganda gaat de heksenjacht tegen holebi’s onverminderd voort. Maar voor de ngo’s die met Belgische financiële steun in het Afrikaanse land werken, zijn holebirechten geen thema. ‘We willen geen problemen krijgen met de overheid.’
Zoals elke eerste zondagavond van de maand blazen homo’s, lesbiennes, biseksuelen en transgenders verzamelen in Ram Bar, hartje Kampala. Netkousen, blote buiken, pluimen, flodderige repen leer: op het enige holebifeest in Oeganda laten de outfits weinig aan de verbeelding over. De sfeer is uitgesproken seksueel. Mannen met de handen op de grond en de kont in de lucht. Geile blikken. Feestgangers troepen samen rond een jonge vrouw met opgeschoren slapen en een microfoon in de hand. ‘Ik ben trots op wie ik ben!’ rapt ze luidkeels. Een oerkreet in de micro, een mic drop, haar publiek gaat door het dak.
‘Dit is meer dan een feest. Dit is de enige plek waar we onszelf kunnen zijn. Waar we mensen zoals wij ontmoeten’, zegt Bernard (niet zijn echte naam). Glitterschoenen matchen zijn strak, openhangend jasje. ‘Op straat loop ik niet zo gekleed. Als ik naar de markt ga, probeer ik me zo mannelijk mogelijk te gedragen. Maar dan nog word ik beledigd en gooien ze tomaten naar mijn hoofd.’ Zijn vriend Didier bevestigt. ‘Enkele maanden geleden werd ik in elkaar geslagen door een groep mannen, die ondertussen “gay gay gay” bleven roepen.’
Love weet dat de sfeer snel kan omslaan. Mob justice, gelyncht worden door een woedende menigte, is zijn grootste vrees
In Ram Bar is dat soort verhalen niemand vreemd. Toch zijn velen het beu om zich te verstoppen. Iemand die zich voorstelt als Henri Love spijkert een vlag van zijn Children of the Sun Foundation aan de muur. ‘Straks haal ik ze weer weg, want morgen houdt een overheidsdepartement hier een feest.’ Hij moet lachen om zoveel durf. Binnen de veilige muren van Ram Bar is Henri Love een man met branie, een flirter die opschept met zijn vele veroveringen. Buiten, in de echte wereld, is hij een familieman met vrouw en kinderen. Zijn stichting vangt verstoten holebi’s op, maar zelf is hij nooit uit de kast durven te komen. ‘Ik zou alles en iedereen verliezen.’
Amerikaanse predikers
Homofobie is in Oeganda geen nieuw fenomeen. Wel kreeg het de afgelopen jaren een uitgesproken dreigend karakter. ‘Gelukkig heb ik mezelf twintig jaar geleden al geout. In het huidige klimaat zou dat heel moeilijk zijn’, zegt Frank Mugisha, een van Oeganda’s weinige activisten voor de rechten van lhbt’ers: lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders. Hij zag een kentering rond 2007, toen extremistische predikers uit de VS kwamen om op Afrikaanse bodem de strijd tegen holebi’s aan te binden. De Amerikaanse christenfundamentalist Scott Lively wist Oegandese politici en kerkleiders ervan te overtuigen dat homoseksuelen actief nieuwe leden ronselden en eropuit waren om het traditionele Afrikaanse gezin te vernietigen.
Toen kwam die bewuste dag in oktober 2010, waarop Mugisha zijn foto in de tabloid Rolling Stone vond, naast die van 99 andere veronderstelde homoseksuelen. Vergezeld door de oproep om hen op te hangen. Mugisha richtte daarop samen met David Kato, die op de voorpagina prijkte, de beweging Sexual Minorities Uganda (SMUG) op. Voorzitter Kato daagde de krant voor het gerecht. Drie maanden later werd hij vermoord.
Mugisha nam het roer over, in zwaar weer. Sinds 2009 lag onder druk van Lively in het Oegandese parlement een wetsvoorstel klaar dat de doodstraf eiste voor homoseksuelen. Ook wie weet had van homoseksualiteit in zijn omgeving en dat niet binnen de 24 uur rapporteerde aan de autoriteiten, zou naar de gevangenis gaan. Eind 2013 werd de wet door het parlement goedgekeurd, maar een half jaar later voerde het Grondwettelijk Hof hem alweer af. Wel bleef een oude antihomoseksualiteitswet van de vroegere Britse kolonisator van kracht, met celstraffen tot veertien jaar. Ook buiten de politiek ging de heksenjacht door. Predikanten die in de wildgroei aan christelijke en protestantse kerken meer schapen naar hun kudde willen leiden, verketteren holebi’s als des duivels. Sommigen roepen op om hen op te hangen.
‘Het zijn religieuze leiders die het geweld tegen ons zuurstof geven. Ik ben christelijk, maar ik vind de opruiende taal van pastoors te vernederend om nog langer naar de kerk te gaan’, zegt Love, daags na het holebifeest. Hij heeft ons uitgenodigd in zijn opvangcentrum: het laatste krot in een doodlopend steegje in een van Kampala’s vele sloppenwijken, verscholen achter een golfplaat en een open riool. Ze wonen er momenteel met twaalf jongens in een ruimte van minder dan twintig vierkante meter.
‘Ze zijn allemaal verstoten. Hier vormen we een nieuwe familie’, zegt Love. ‘We betalen samen de huur en het schoolgeld van de jongste.’ Ze hebben een bedrijfje opgericht waarmee ze T-shirts en feestdecoratie verkopen. Maar zonder sekswerk redden ze het niet. ‘Soms zie ik een klant op tv verschijnen, blijkt het een hoge pief te zijn’, grinnikt een van de jongens. Niet dat het veel opbrengt. Het is laat in de namiddag, maar geen van hen heeft vandaag al gegeten. ‘We leven van de liefde’, lacht Love en hij wijst naar de vier megapakken ‘Hot Pink Smooth Condoms’ in de hoek. Elk 144 stuks. ‘Allemaal voor eigen gebruik.’ Grootspraak is het schild waarachter Love’s zorgen schuilen. Momenteel heeft hij geen problemen met de buren, Congolese vluchtelingen. Maar Love weet dat de sfeer snel kan omslaan. Mob justice, gelyncht worden door een woedende menigte, is zijn grootste vrees.
Erger dan verkrachters
Enkele dagen later kijken twee homoseksuele mannen in Kasese, een stadje aan de grens met Congo, zo’n mensenmassa in de ogen. Ze worden omsingeld op straat. De politie komt tussenbeide en kan een lynchpartij voorkomen, maar stuurt de scheldende menigte niet met lege handen naar huis. De agenten binden de twee jongens vast en scheren publiekelijk hun lange dreadlocks af.
‘Mensen mogen het recht niet in eigen handen nemen, maar zoiets kan gebeuren wanneer ze onwettelijk gedrag vaststellen’, zegt Simon Lokodo, Oeganda’s minister voor Ethiek en Integriteit. ‘Loop er niet mee te koop. Want voor de politie ter plaatse komt, hebben ze je misschien al gelyncht.’
Lokodo, een voormalige pastoor, heeft van de strijd tegen holebi’s zijn levenswerk gemaakt. ‘Hij bleef eisen dat ik zou toegeven geen mens te zijn’, herinnert Mugisha zich zijn ontmoeting met de minister. Toen de Britse tv-maker Stephen Fry, zelf homoseksueel, Lokodo in 2014 interviewde voor een BBC-documentaire over homofobie, deprimeerde de ontmoeting hem zo sterk dat hij diezelfde avond een zelfmoordpoging ondernam.
In de loop van ons interview zal Lokodo homoseksuelen erger dan moordenaars en verkrachters noemen – ‘beiden zijn criminelen, maar een man die een vrouw verkracht, dat is tenminste natuurlijk’ – en homoseksualiteit een plaag die net zoals polio uitgeroeid moet worden. Holebirechtenactivisten ziet hij als terroristen. ‘Ze moorden, ze vernietigen, ze zijn onmenselijk.’ Hij doet dat rustig, alsof het geen beledigingen, maar vaststellingen zijn.
Volgens Lokodo is homoseksualiteit on-Afrikaans en willen westerlingen haar opdringen. Hij vaart uit tegen ngo’s die computers naar scholen brachten, enkel opdat kinderen ermee naar homopornografische beelden zouden kunnen kijken. ‘Ik heb daarvoor scholen moeten sluiten. In sommige scholen is nu al 60 procent van de kinderen LGBT-georiënteerd.’
De minister zegt daarvoor bewijzen te kunnen voorleggen, maar laat na om dat te doen, hoezeer we ook aandringen. Ook weigert hij namen van ngo’s te geven. Wel wil hij kwijt welke landen in LGBT-rechten volharden: ‘Ik heb bewijzen tegen de VS, Zweden, Duitsland en Nederland.’ Lokodo voelt zich door die landen gechanteerd. ‘Ze beloven fondsen, maar op voorwaarde dat homoseksuelen hun eigen organisaties mogen oprichten. Dan zeg ik: hou je geld. We sterven liever arm dan onze waardigheid te verliezen.’
Wij zijn niet rechtstreeks met holebirechten bezig, maar in de domeinen waarin wij werken, willen we zeker zijn dat er geen discriminatie mogelijk is
Minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo
Reputatieschade
Volgens Lokodo heeft een parlementslid ondertussen een nieuw wetsvoorstel klaar, gebaseerd op de wet uit 2013, maar strenger. Oegandezen zouden voortaan slechts twaalf uur de tijd hebben om iemand aan te geven als ze die van homoseksualiteit verdenken.
Toch lijkt de kans klein dat de wet spoedig weer ter stemming zal voorliggen. Daarvoor was de reputatieschade na 2013 te groot. Onder internationaal spervuur speelde Oeganda buitenlandse fondsen en investeringen kwijt. De economie bloedde. President Museveni zou, vlak voor hij naar de VS reisde, achter de schermen zelf op een snelle annulering van de wet hebben aangedrongen.
Volgens Belgisch ambassadeur Hugo Verbist zit Oeganda niet te wachten op een nieuwe clash met het Westen. ‘De economie zit wat in het slop. De president wil meer handel drijven, ook met Europa. Ik geloof niet dat hij dat voor holebi-rechten opnieuw op het spel zal zetten.’
Volgens Verbist zijn binnenskamers de violen fijner gestemd dan de externe communicatie laat vermoeden. ‘De premier, die bekendstaat als redelijk progressief, heeft de EU-ambassadeurs bescherming beloofd aan alle burgers, onafhankelijk van hun seksuele voorkeur.’
‘Europa moet zich hoeden voor voorbarige conclusies’, reageert Adrian Jjuuko, directeur van het Human Rights Awareness and Promotion Forum (HRAPF), het enige advocatenkantoor in Oeganda dat holebirechten verdedigt. ‘De premier speelt zijn rol, Lokodo een andere, maar uiteindelijk spreekt de hele regering met één stem.’ Het was Jjuuko die de antihomowet met succes aanvocht voor het Grondwettelijk Hof, maar hij ziet de strijd als lang niet gestreden. ‘Politici zullen de wet op tafel blijven leggen omdat ze verkiezingen willen winnen. Het is hen niet om homovervolging te doen. Ze gebruiken de bestaande koloniale wet niet eens. Het gaat hen enkel om de heksenjacht.’
‘Holebi’s zijn bliksemafleiders voor de echte problemen’, zegt ook Ward Tanghe, in Oeganda actief voor de ngo Caritas International. ‘LGBT is hét thema waarmee je de hele bevolking meekrijgt, want niemand kan zich met die groep identificeren. Er is niets waar de regering meer op teert dan homohaat.’
Zogenaamde bondgenoten
Ook de stemming van de antihomowet in 2013 kwam voort uit politieke profileringsdrang. Parlementsvoorzitter Rebecca Kadaga, die de ambitie had om Museveni uit te dagen bij de komende presidentsverkiezingen, drukte de wet door tegen de wil van de president in. Op alle banken klonk applaus. Museveni kon weinig anders dan de wet ondertekenen en meegaan in het antiwesterse discours.
Westerse regeringen waren op hun beurt een furieuze reactie aan de kiezers verschuldigd. Strategisch belangrijk Oeganda mocht al decennialang op miljarden euro’s ontwikkelingshulp rekenen, maar nu dreigden verschillende Europese landen die in te trekken. Zo ook België. Toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders was zeer bezorgd, premier Di Rupo geschokt. Maar het was vicepremier Alexander De Croo, toen als minister van Pensioenen nog niet bevoegd voor buitenlandse materies, die de hoogste viool speelde en zei dat België in internationaal verband het voortouw moest nemen tegen de wet. ‘België kan ook zijn ontwikkelingshulp aan Oeganda opschorten en heroriënteren. Deze wet beschadigt onmiskenbaar het draagvlak binnen onze samenleving voor ontwikkelingshulp in het algemeen’, dixit De Croo in 2014. België schortte uiteindelijk geen hulp op. Gevraagd naar de reden voor die omslag zegt De Croo per telefoon dat de regering stappen in de goede richting zag, zoals de annulering van de wet.
Mugisha noemt dat soort verklaringen bijzonder problematisch. ‘We weten niet of landen hun hulp echt opschorten of niet, maar ondertussen wendt de regering zulke uitspraken aan om homofobie te stimuleren. Dan heet het dat er door de schuld van de homo’s geen medicijnen meer in de ziekenhuizen zijn. Sommige buitenlandse politici hebben goede bedoelingen, maar velen onder hen leggen dat soort verklaringen enkel af om te scoren bij hun eigen achterban.’
Ook Jjuuko ziet weinig rechtlijnigheid bij de meeste Europese landen. ‘Onze zogenaamde bondgenoten spreken enkel wanneer het in hun kraam past. We hebben hun stem nodig, maar het is een gevaarlijk spel dat ook tegen ons kan werken. Daarom vragen we duidelijkheid. Ofwel geef je financiële of politieke steun en reik je visa uit aan LGBT-vluchtelingen. Ofwel blijf je de Oegandese regering steunen, maar dan had je ook je mond niet moeten opendoen.’
LGBT-rechtenactivisten zijn lovend over Nederland, Denemarken en Noorwegen, landen die in 2013 wel de daad bij het woord voegden en een deel van hun hulp aan de overheid opschortten. ‘Er zijn in Oeganda veel Nederlandse ngo’s, waardoor er in het parlement veel aandacht was voor de antihomoseksualiteitswet. Het viel niet uit te leggen dat Nederlands ontwikkelingsgeld gebruikt zou worden om organisaties te steunen die de wet zouden moeten uitvoeren’, zegt Hans Peter van der Woude, hoofd Ontwikkelingssamenwerking en Economische Zaken op de Nederlandse Ambassade in Kampala. ‘We hebben acht miljoen euro ingetrokken en een deel daarvan geïnjecteerd in LGBT- en mensenrechtenorganisaties.’
Dat geld kwam deels bij SMUG terecht. Niet rechtstreeks, maar via een gemeenschappelijke pot voor mensenrechtenorganisaties. ‘Dat is belangrijk, want zo kunnen we partnerschappen creëren. Dat we op gezamenlijke meetings de harten van andere mensenrechtengroepen kunnen winnen, heeft onze zaak enorm vooruitgeholpen’, zegt Mugisha.
Mensen mogen het recht niet in eigen handen nemen, maar lynchpartijen gebeuren wanneer mensen onwettelijk gedrag vaststellen
Simon Lokodo, Oeganda’s minister voor Ethiek en Integriteit
Belgische onzichtbaarheid
Bij lhbt-organisaties komen steeds dezelfde landen naar voren als financiële of politieke ruggensteun: de VS, Groot-Brittannië, de Scandinavische landen, Nederland, Duitsland en Oostenrijk.
‘De VS luisteren naar middenveldorganisaties, hun deur staat altijd open’, zegt Jjuuko. ‘In Europa ligt het moeilijker. Sommige landen durven hun nek uit te steken, andere niet.’ Buiten de genoemde landen blijft het volgens de advocaat vaak bij lippendienst. Van België heeft hij de afgelopen jaren bijzonder weinig gehoord. ‘Ik word uitgenodigd op de receptie voor hun nationale feestdag. Dan schud je aan de ingang de hand van de ambassadeur, maar de volgende dag kent hij je naam niet meer. Ik heb goede banden met heel wat diplomaten, maar ken na al die jaren geen enkele Belgische ambtenaar.’
Mugisha roemt de betrokkenheid van onder andere de Universiteit Gent, die hem een eredoctoraat uitreikte, maar ook hij voelt van de Belgische overheid veel minder engagement dan van andere landen. ‘Ze geven geen geld en gaan ons niet zo snel ontmoeten of uitnodigen op hun evenementen.’
Dat is opmerkelijk. Oeganda is een belangrijk partnerland van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Kort nadat Alexander De Croo had gezegd dat België het voortouw moest nemen, werd hij minister van Ontwikkelingssamenwerking. Volgens zijn beleidsnota is mensenrechten naast economische ontwikkeling een van de twee centrale assen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, met specifieke vermelding van holebirechten. Toch zien Oeganda’s belangrijkste activisten geen Belgische inspanning ter zake, politiek noch financieel.
Minister De Croo schrijft de Belgische onzichtbaarheid rond holebirechten toe aan een internationale taakverdeling. België zet in op onderwijs en gezondheidszorg, sectoren waarin het een reputatie heeft opgebouwd en impact kan hebben. De Croo: ‘Wij zijn niet rechtstreeks met holebirechten bezig, maar wel onrechtstreeks. In de domeinen waarin wij werken, willen we zeker zijn dat er geen discriminatie mogelijk is.’
Desondanks getuigen vele Oegandese holebi’s over discriminatie in ziekenhuizen. Ze worden beschimpt en in sommige gevallen de toegang tot medische diensten ontzegd. ‘In onze instellingen is er een nultolerantie voor discriminatie’, zegt Nebeyu Shone, hoofd van het Belgisch ontwikkelingsagentschap BTC in Oeganda. Maar de ambitie zou groter kunnen zijn. BTC financiert en ondersteunt het Health Tutors’ College Mulago, waar lectoren gevormd worden die op hun beurt medisch personeel zullen opleiden. In het curriculum komen seksuele minderheden niet aan bod. In een sterk door hiv-besmettingen geaffecteerd land wordt bij de door België gefinancierde training van medisch personeel zo aan een van de belangrijkste risicogroepen voorbijgegaan.
Onze zogenaamde Europese bondgenoten spreken enkel wanneer het in hun kraam past
Adrian Jjuuko, directeur van het Human Rights Awareness and Promotion Forum (HRAPF)
‘We mogen de Oegandese overheid niet bruuskeren’, zegt Erwin De Wandel, hoofd ontwikkelingssamenwerking op de Belgische ambassade. ‘Dit is een heel conservatieve en katholieke maatschappij. Het land heeft veel behoefte aan buitenlandse middelen, waardoor de regering wel degelijk naar ons luistert. Maar enkel als we hen als gelijke partner respecteren, niet wanneer je in de pers straffe standpunten over holebirechten lanceert.’
Weinig appetijt
Net vanwege de Oegandese allergie voor westerse bemoeizucht lijken Europese landen te verkiezen holebi-organisaties in de luwte bij te staan. België doet óók dát niet. Ambassadeur Verbist is vragende partij om zelf lokale ngo’s te kunnen ondersteunen, al laat hij in het midden of dat dan holebi-organisaties zouden zijn, maar De Croo noemt geld geven aan buitenlandse ngo’s te complex. De Croo: ‘Wij hebben wel Belgische ngo’s in Oeganda gepolst om rond holebirechten te werken, maar we zagen daartoe weinig appetijt. Ze vonden het niet productief omdat er bij de Oegandese bevolking geen steun voor holebirechten is.’
Veertien in Oeganda actieve ngo’s krijgen financiële steun van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Geen enkele daarvan heeft een holebipijler. ‘Het is voor ons geen thema’, zegt Januario Ntungwa, Oegandees landendirecteur van het Belgische Trias. De ngo werkt rond microkredieten in de landbouw. Hoewel er een component ‘gemarginaliseerde groepen’ ingebouwd zit in het programma, maken holebi’s daar niet expliciet deel van uit. ‘Het raakt niet aan onze focus’, klinkt het ook bij Caritas International. Bij Rode Kruis Vlaanderen, Broederlijk Delen en Vredeseilanden, eenzelfde geluid. De in Brussel gevestigde ngo Advocaten Zonder Grenzen (ASF) kreeg van België 315.000 euro voor het verdedigen van de rechten van sociale minderheden in Oeganda, maar werkt evenmin rond holebirechten. ‘We vermijden die focus om geen problemen te krijgen met de overheid. Anders zouden we niet in Oeganda kunnen blijven werken’, zegt directrice Francesca Boniotti.
Volgens Jjuuko is dat onzin. ‘Dat bedoel ik met lippendienst. Hebben ze het al geprobeerd? Holebirechten is zeventig procent van ons werk en dat brengt de andere dertig procent niet in gevaar. Bovendien praten wij nog steeds met de overheid.’
De strenge veiligheidsmaatregelen in de kantoren van HRAPF verraden echter dat de organisatie niet in comfortabele omstandigheden werkt. In mei 2016 werd er ingebroken. De nachtwaker werd vermoord. De inbrekers gingen drie uur lang door gerechtelijke dossiers en namen belangrijke documenten mee. Er kwam geen onderzoek.
Jjuuko erkent dat er een constante dreiging is. Hij is de vijand, de man die volgens zijn tegenstanders homoseksualiteit promoot. Toch denkt hij niet aan opgeven. ‘Wie gaat holebi’s verdedigen als niemand zijn nek uitsteekt? Sinds de antihomowet van tafel is, is ook de internationale interesse opgedroogd. Nochtans lijdt de holebigemeenschap even hard als voordien. We registreren nog steeds veel aanvallen op holebi’s, maar ze zijn niet nieuwswaardig meer.’
Deze reportage kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek. Info: www.fondspascaldecroos.org
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier