Grensgeschil Suriname en Frans-Guyana laait weer op: ‘We weten niet meer in welk land we wonen’

Thomas Dikan. © Zoë Deceuninck
Zoë Deceuninck
Zoë Deceuninck Freelancejournalist

Op de grens tussen Frans-Guiana en Suriname wordt al decennialang aan illegale goudwinning gedaan. Recent militair ingrijpen van de Fransen zet kwaad bloed bij de Surinaamse gelukzoekers.

Wat vroeger een traditioneel Surinaams dorp was, is door de komst van Brazilianen veranderd in een recreatieoord voor goudzoekers. Overdag werken ze in de mijnen, in de avonduren wagen ze zich op Kapasi Tabiki aan een gokje in de gameroom, vergezeld van opzwepend Braziliaanse muziek, flikkerende neonlichten en buitenlandse prostituees. Zij brengen de dag door in hangmatten, in het kapsalon of voor de televisie in één van de verschillende eettentjes die het eiland rijk is.

Wat lijkt op een achterbuurt van een vermaarde wereldstad, is in werkelijkheid een klein eilandje in het noorden van de Zuid-Amerikaanse jungle. Kapasi Tabiki, vernoemd naar de vele gordeldieren die hier vroeger leefden, ligt in de Marowijnerivier. Deze rivier vormt – een deel van – de grens tussen Suriname en Frans-Guiana en is al decennialang de woonplaats van zo’n honderdtal Surinaamse en Franse gezinnen.

Bovenaanzicht van de Marowijnerivier.
Bovenaanzicht van de Marowijnerivier.© Zoë Deceuninck

De illegale goudindustrie houdt de sociale orde in de dorpen in stand. Hier geldt maar één wet, en dat is die van het goud. Getipt over de goudrijke omgeving die de Marowijnerivier is, komen ook steeds meer Braziliaanse goudzoekers hier hun geluk beproeven. Niet teleurgesteld over het resultaat, vormen zij – met toestemming van de lokale gemeenschap – hun eigen nederzetting. Kapasi Tabiki is er eentje van.

De Franse gendarmerie

Een uitzondering op de Braziliaanse vertegenwoordiging is Thomas Dikan. De 53-jarige Surinamer is de populairste kok op Kapasi Tabiki. Zijn eenvoudig ingerichte restaurant heeft een hoog terras dat uitkijkt op de bergen van Frans-Guiana.

Van zonsopkomst tot ver na zonsondergang voorziet hij in verse maaltijden. Zijn restaurant is daarmee een geliefde tussenstop voor het reizend verkeer op de Marowijnerivier. Boven een portie rijst met bruine bonen en met een joint marihuana in de hand worden hier de laatste roddels uitgewisseld.

Terwijl de waan van de dag zich rond ons afspeelt, boten af- en aanmeren, zijn vrouw de keuken draaiende houdt en met goud beladen jongens de tent levendig houden, vertelt Dikan over de onderliggende onrust die het eiland in zijn greep houdt.

‘Je weet nooit wanneer de Fransen komen. Het is slechts een kwestie van tijd voordat onze jongens niet meer accepteren dat ze spullen komen vernietigen. Ik ben bang dat de situatie uitmondt in gevechten’, zegt Dikan.

Eind vorig jaar werden de goudzoekers van Kapasi Tabiki en het verderop gelegen eiland Singa Tété geconfronteerd met rigoreus optreden van de Franse gendarmerie, die gezamenlijk zo’n zeventig olievaten en een drietal skalians (drijvende goudpontons, nvdr.) in brand hebben gestoken. Begin dit jaar werden opnieuw bezittingen van gouddelvers door Franse troepen vernietigd, ditmaal op het eiland Akoti Kampou.

In alle drie de gevallen beweert Frans-Guiana dat de operaties op Frans grondgebied plaatsvonden. Suriname denkt daar anders over.

Calamiteiten

De Marowijnerivier is zo’n 600 kilometer lang. Langs beide kanten van de rivier bestaat het land uit kilometers ongerepte wildernis, op enkele inheemse dorpen na volledig onbewoond. Van de honderden (bewoonde) eilandjes op de rivier is niet duidelijk of haar inwoners zich op Frans dan wel op Surinaams grondgebied begeven.

Een skalian op de Marowijnerivier.
Een skalian op de Marowijnerivier.© Zoë Deceuninck

Een verdrag uit 1915 stelt dat de grens tussen het Franse eiland Portal in het noorden en het Surinaamse Stoelmanseiland in het zuiden van de Marowijnerivier ‘bij normale waterstand in het midden van de rivier ligt’. Het midden lijkt vandaag voor iedereen ergens anders te liggen.

‘Als de Fransen komen lijkt het wel oorlog’, zegt Gowen Daparu (43) onomwonden met een joint tussen de lippen. Hoewel dat zeer extreem klinkt, wordt al snel duidelijk dat de situatie veel ernstiger is dan aanvankelijk gedacht. Onder de vreedzame façade van Surinaamse gezelligheid schuilen grote spanningen.

‘We weten niet meer in welk land we wonen, ik kan zelfs nu niet zeggen op welk grondgebied we staan’, vervolgt Daparu. Van een duidelijke, fysieke grens is nooit sprake geweest, maar volgens Dikan en Daparu werden de eilanden in de Marowijnerivier altijd al als Surinaams grondgebied beschouwd, ook door de Fransen.

‘We zagen ze wel voorbijvaren op de rivier, maar de Fransen lieten ons altijd met rust’, zegt Dikan. Tot zo’n drie jaar geleden, toen ‘uit het niets’ een skalian van een Surinamer door de Franse gendarmerie in beslag werd genomen. Het was het startsein van een reeks calamiteiten, waarvan het einde nog lang niet in zicht is.

In een poging de illegale praktijken aan banden te leggen patrouilleren de Franse rijkspolitie en de nationale gendarmerie sinds drie jaar samen met de Surinaamse politie en hun leger op de rivier. Elk land maakt hierbij gebruik van hun eigen boten, maar de patrouilles varen wel samen.

‘De Surinaamse boten zijn ondergeschikt. Vergeleken met die van de Fransen hebben wij een babyboot. De Franse militairen zijn beter uitgerust op vlak van kostuums, materiaal, wapens en discipline’, zegt Dikan. Een Surinaamse militair uit de omgeving bevestigt dit. ‘We zijn niet opgewassen tegen het machtsvertoon van de Fransen, maar we hebben ook al veel acties kunnen voorkomen’, zegt de militair, die anoniem wenst te blijven.

In het verleden heeft hij samen met de Fransen gepatrouilleerd, maar ook tussen de twee patrouilleboten heerst onenigheid over de grens. ‘De GPS van de Fransen duidt een andere lijn aan dan die van ons’, zegt hij.

Illegale goudindustrie

Dosu Witi is geboren en getogen op Kapasi Tabiki. Met het Surinaamse vasteland op de achtergrond spreken we hem en zijn broer op een bankje achterop het eiland, waar het traditionele Surinaamse dorp begint en de bedrijvigheid aan de oever vergeten lijkt.

Het restaurant van Dikan, op vraag van Thomas Dikan is een foto genomen toen het rustig was.
Het restaurant van Dikan, op vraag van Thomas Dikan is een foto genomen toen het rustig was.© Zoë Deceuninck

‘Mijn voorouders waren de eerste inwoners van dit eiland’, vertelt Witi. Sinds zijn geboorte is zijn leven onlosmakelijk verbonden met de goudwinning. ‘Vroeger lag goud hier voor het oprapen. Je kon gewoon de rivier induiken en het van de bodem grissen’, vertelt hij. Op de toppen van zijn duimen en wijsvingers zijn de vingerafdrukken verdwenen. ‘Uitgeveegd, van een leven lang werken in de goudmijnen. We kennen niet anders’, zegt Witi.

Zover hij zich kan herinneren, zijn er skalians aanwezig op de Marowijnerivier. Het werd en wordt oogluikend toegestaan door de Surinaamse overheid. De goudindustrie ligt immers aan de basis van alle arbeid, en dus ook groei, welvaart en ontwikkeling van het gebied.

Als antwoord op het Franse optreden riep de Surinaamse minister van Buitenlandse Zaken, Yldiz Pollack-Beighle, de goudzoekers eind vorig jaar op om met hun werkzaamheden zo ver mogelijk weg te blijven van het Franse territoir.

‘Ook in twijfelgevallen is het aangeraden het zekere voor het onzekere te nemen en zich westwaarts te begeven, totdat er duidelijkheid is over de grens’, luidde de boodschap van de minister. Over de illegaliteit van de werkzaamheden werden geen uitspraken gedaan, en zonder natuurwet staat het natuurbehoud niet hoog op de agenda van Surinaamse politici.

De zichtbare schade die de goudmijnen met zich meebrengen vertellen nog maar de helft van het verhaal. Bij goudwinning wordt onder meer met kwik gewerkt, een vloeibare metaal dat wordt gebruikt om goud van erts te scheiden. Nadat kwik haar nut heeft bewezen, belanden de resten hiervan in de rivier.

‘Kwik bindt zich aan kleine plantjes onder water, die worden gegeten door kleine visjes, die op hun beurt voer zijn voor grotere vissen. In het binnenland wordt veel vis uit de rivier gegeten, waardoor kwik ook in het menselijk lichaam terechtkomt’, zegt Gwendolyn Landburg, milieudeskundige aan de KU Leuven. Hetzelfde water dat door de Surinaamse goudzoekers wordt vervuild, vergiftigt aan de overkant van de rivier ook de Franse inwoners.

Geen alternatief

‘Als Suriname niets doet, doen we het zelf wel’, moeten de Fransen gedacht hebben. In een poging om de illegale goudwinning en bijhorende vervuiling een halt toe te roepen, ging de Franse gendarmerie eind vorig jaar over tot actie. Hoewel zij tot op vandaag beweert haar operaties enkel op Frans grondgebied te hebben uitgevoerd, wordt dit ernstig in twijfel getrokken door de Surinaamse overheid. In een officiële verklaring aan Frans-Guiana beschreef de Surinaamse overheid de acties als ‘vijandig’.

Het strand van Kapasi Tabiki, met op de achtergrond de bergen van Frans-Guyana.
Het strand van Kapasi Tabiki, met op de achtergrond de bergen van Frans-Guyana.© Zoë Deceuninck

Dat hun werkzaamheden illegaal zijn, weten de goudzoekers ook. Maar de gemeenschap in Kapasi Tabiki en bij uitbreiding het hele zuidoosten van Suriname is ingericht op de goudindustrie, en niet andersom. Alternatieve arbeid is voor de inwoners zo goed als ondenkbaar.

‘Wanneer de Fransen onze skalians in brand steken, beroven ze ons van onze inkomsten en toekomst’, zegt Witi, die bang is dat er doden zullen vallen in het conflict met de Fransen. ‘De jongens zullen niet stoppen met goud zoeken, want er is geen alternatief’, zegt Witi.

De Franse ambassadeur in Suriname, Antoine Joly, liet al meerdere malen door de Surinaamse pers optekenen dat de Fransen ‘niet zullen ophouden met het vernietigen van bezittingen van personen die aan illegale goudwinning doen op Frans grondgebied’.

‘Als natuurbeschermer ben je altijd blij als er middelen worden ingezet om natuurvervuiling tegen te gaan’, zegt John Goedschalk, directeur van natuurbeschermingsorganisatie Conservation International Suriname. ‘Maar het geweld van de Fransen kan ook averechts werken. We praten over illegale goudwinning alsof de mensen in het bos op een dag wakker werden en besloten goud te gaan zoeken.

‘De illegale industrie is een gevolg van decennia verwaarlozing vanuit de overheid. Goudzoekers vernietigen inderdaad de natuur, maar we moeten ook erkennen dat iedereen recht heeft op een inkomen’, zegt Goedschalk vanuit Paramaribo, de hoofdstad van Suriname.

Hoewel hij niet gedetailleerd op de hoogte is van de situatie in het zuidoosten van het land, is hij ervan overtuigd dat het probleem hoe dan ook niet kan worden opgelost met geweld. ‘We moeten de gemeenschappen in betere arbeidsalternatieven voorzien, in plaats van ze op een gewelddadige manier te beroven van hun inkomsten’, zegt Goedschalk. Daarmee geeft hij de goudzoekers weliswaar geen vrijbrief tot illegaal handelen.

Tikkende tijdbom

Wanneer de avond valt wordt op het strand van Kapasi Tabiki een smokkelboot ingeladen, met bestemming Frans-Guiana. Vooral brandstof is een populair smokkelwaar tussen beide landen, omdat dit in Suriname veel goedkoper te verkrijgen valt dan in Frans-Guiana.

Het strand van Kapasi Tabiki, met links het houten restaurant van Thomas Dikan.
Het strand van Kapasi Tabiki, met links het houten restaurant van Thomas Dikan.© Zoë Deceuninck

‘Het is een operatie van de Brazilianen, maar het is een Surinaamse bootsman die de rivier oversteekt’, vertelt Dikan. In de donkerste uren van de nacht vertrekt de volgeladen smokkelboot. De volgende ochtend ligt ze weer op Kapasi Tabiki, helemaal leeg.

Het is officieel verboden om tussen acht uur ’s avonds en vijf uur ’s ochtends op de Marowijnerivier te varen, maar toch zeker tot tien uur ’s avonds meren boten af en aan voor een BBQ-kip bij Dikan, wagen ze een gokje in de gameroom of zoeken ze ontspanning in de armen van een Braziliaanse prostituee.

Zowel Franse als Surinaamse patrouilles zouden volgens bilaterale afspraken moeten toezien op het nachtelijk verkeer op de rivier, maar Dikan beweert dat de rivier ’s nachts ‘vrij is van Franse blikken’. Over de Surinaamse boten lijkt hij zich geen zorgen te maken.

De oplopende spanningen in Kapasi Tabiki, en bij uitbreiding de hele Marowijnerivier, vormen een tikkende tijdbom. In 1898 waarschuwde Surinaams onderwijsinspecteur Herman Benjamins al dat er op de Marowijnerivier ‘bij gemeen overleg een grenslijn aangewezen moet worden, ter voorkoming van moeilijkheden die anders bij het in bezit nemen van de eilanden in de rivier niet zullen uitblijven’.

Vandaag zijn we 121 jaar verder, maar is er nog steeds geen sprake van een duidelijke grens. Na het recentste optreden van de Franse troepen in maart 2019 besloot Desiré Bouterse, president van Suriname, begin maart om de gezamenlijke militaire patrouilles op te schorten totdat er meer duidelijkheid is over de grens.

Voor Dikan is de oplossing eenvoudig: ‘Er moet snel een verdeling worden gemaakt van welk eiland van wie is, zodat we tenminste weten in welk land we wonen. En als blijkt dat we in Frans-Guiana zijn, moeten ze ons nationaliseren. Maar we zullen in Kapasi Tabiki blijven wonen’, besluit Dikan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content