Geweld neemt toe op Westelijke Jordaanoever: ‘Kolonisten hielden mij onder schot’
Niet alleen in Gaza, ook op de Westelijke Jordaanover neemt het geweld sinds 7 oktober toe. Israëlische kolonisten verdrijven er Palestijnen. ‘Ooit keer ik terug. Daar wil ik zelfs voor sterven.’
‘Ik keer terug, ik zal altijd terugkeren, al kost het me mijn leven.’ We spreken de Palestijnse Samhan Shreiteh in Al-Mazra’a ash-Shariqiya, een negorij op de Westelijke Jordaanoever. Aan de andere kant van het dal kijken we uit op barakken, neergepoot door Israëlische kolonisten.
Shreiteh (70) is een gepensioneerde leraar. Na de werkuren bewerkte hij het land rond zijn huis, dat zich aan de andere kant van het dal bevond. Nu wappert daar de Israëlische vlag. Enkele maanden geleden werd hij verdreven door de kolonisten.
Mohammed Shreiteh Abu Salah, verre familie van Samhan, is hetzelfde lot beschoren. Enkele dagen na de Hamas-aanval van 7 oktober werd de man van zijn bed gelicht door Israëlische kolonisten. ‘Sindsdien kon ik niet meer naar huis terugkeren’, vertelt de bejaarde man.
Aangemoedigd door regering
Het zegt iets over de brutaliteit van de Israëlische kolonisten. Het aantal kolonisten nam in een jaar tijd met 3 procent toe, van 502.991 in 2022 naar 517.407 in 2023. Reactie vanuit de Palestijnse of de Israëlische overheid komt er nauwelijks. De Palestijnse Autoriteit heeft amper de capaciteit om tegen de kolonisten in te gaan. De Israëlische regering, die jurisdictie heeft over het gebied, grijpt niet in.
Integendeel. Vóór 7 oktober stond de Israëlische regering de nederzettingen oogluikend toe. Nu moedigt ze de kolonisten aan. Onlangs gaf ze nog toestemming voor de bouw van zo’n 3500 woningen voor kolonisten op de Westelijke Jordaanoever.
Veel van de kolonisten blijken Israëlische soldaten die het gebied net zouden moeten verdedigen tegen de kolonisten.
Veroordeling
De kolonisatiepolitiek wordt internationaal veroordeeld. In februari vaardigde de Europese Unie sancties uit tegen de kolonisten. Hun Europese tegoeden werden bevroren, en ze kunnen niet langer naar de EU reizen. Eerder troffen ook de VS sancties.
De toename van Israëlische kolonisten zorgt voor extra spanningen op de Westelijke Jordaanoever. Op 28 maart werd een schoolbus van kolonisten beschoten, waarbij drie gewonden vielen. Ook de kolonisten worden extremer. Voor 7 oktober ging het vooral om pesterijen, vertelt Samhan Shreiteh. ‘Sommige kolonisten zwommen in mijn drinkwaterbron, of ze vervuilden het water’, zegt hij. ‘Na 7 oktober werd ik door hen onder schot gehouden.’
Tijdens het bezoek van de Belgische minister van Buitenlandse Zaken Hadja Lahbib (MR), waar Knack aanwezig was, begon plots luide muziek te spelen, afkomstig van de overkant. ‘Dat doen de kolonisten wel vaker’, zegt Mohammed Shreiteh Abu Salah. ‘Ze hebben ongetwijfeld weet van dit bezoek en willen hun ongenoegen laten blijken.’ Allebei zijn ze vastbesloten: ooit keren ze terug naar hun thuis. ‘Dit is mijn land, ik heb er altijd gewoond, net als mijn voorouders. Ooit keer ik terug naar mijn huis. Ik ben bereid om ervoor te sterven.’
Eeuwige vluchteling
Zo’n 20 kilometer verderop, in het ziekenhuis van het vluchtelingenkamp Al Am’ari even buiten Ramallah, wachten ouders met hun kinderen op consultatie. Het ziekenhuis wordt geleid door UNRWA, het VN-agentschap voor Palestijnse vluchtelingen. De organisatie leidt er ook een school.
UNRWA werd in december 1949 opgericht in de nasleep van de Naqba, waarbij meer dan 700.000 Palestijnen hun land moesten verlaten. Een tweede golf kwam op gang na de Zesdaagse Oorlog van 1967, toen Israël controle kreeg over de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.
De Westelijke Jordaanoever telt 19 officiële en 4 niet-officiële vluchtelingenkampen, met ruim 741.000 vluchtelingen. Al A’mari is een van de kleinere, goed voor zo’n 10.000 man. Bijna alle inwoners zijn vluchtelingen van de derde of vierde generatie, nazaten van de vluchtelingen uit 1948 en 1967.
Sommigen van hen dragen een kleine broche in de vorm van een sleuteltje. Het is een symbool voor hun vluchtelingenstatus, en symboliseert de sleutels van het huis dat hun voorouders moesten achterlaten.
De sleuteltjes staan ook symbool voor het recht op terugkeer dat is verbonden met het UNRWA-vluchtelingenstatuut. Zolang de vluchtelingen onder dat statuut vallen, zijn ze verzekerd van dat recht. Het statuut wordt van generatie op generatie doorgegeven. ‘Voor de bewoners van Al’Amari overstijgt het vluchtelingenstatuut de symboliek. Het is existentieel’, zegt een UNRWA-medewerkster.
Israëlische boycot
Volgens experts is dat ‘overerfbare vluchtelingenstatuut’ meteen ook de reden waarom Israël het op UNRWA heeft gemunt. In januari maakte Israël bekend dat 12 van de 13.000 UNRWA-medewerkers in de Gazastrook zouden hebben deelgenomen aan de Hamas-aanval van 7 oktober. Directeur Philippe Lazzarini ontsloeg daarop 9 medewerkers.
Dat volstond niet voor zo’n 15 landen, die hun financiering aan UNRWA opschortten, waaronder de VS, Groot-Brittannië en Nederland. Die opschorting betekent bijna een halvering van de fondsen.
Veel experts zien in de Israëlische beschuldiging een politiek manoeuvre, mede doordat Israël geen bewijzen kon voorleggen. Begin maart dreef het Israëlische leger de cijfers nog wat op, en stelde het dat meer dan 450 UNRWA-medewerkers Palestijnse militanten zijn. UNRWA betwist dat. Momenteel loopt er een VN-onderzoek naar de Israëlische beschuldigingen.
Ondertussen komt UNRWA steeds meer in geldnood te zitten. Volgens Lazzarini en organisaties zoals Amnesty International is UNRWA onmisbaar in Gaza. Voor Al A’mari betekenen de verminderde fondsen dat vanaf eind mei niet langer alle nodige hulp kan worden geboden.
Minister Lahbib gewaagt van ‘een mogelijk explosieve situatie’ voor een bevolking die al erg kwetsbaar is.
Israëlisch-Palestijns conflict
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier