Gevluchte Palestijnse auteur Mahmoud Jouda: ‘Gaza is één groot kerkhof geworden’

© AFP via Getty Images
Catherine Vuylsteke
Catherine Vuylsteke Journalist, auteur, filmmaker en sinoloog

Vanuit Kaapstad blikt de Palestijnse schrijver Mahmoud Jouda terug op de Nakba 2.0.

‘Alleen wie tijdens de oorlog sterft, heeft het overleefd. Leven wij, of zijn we levende doden?’ Die vraag stelde de Palestijnse psycholoog en schrijver Mahmoud Jouda (39) in zijn debuut uit 2015. In De weeskinderen van Gaza schreef hij over de Gaza Oorlog van 2014, die in zeven zomerse weken voor meer dan 2000 doden en 10.000 gewonden zorgde. Een derde van hen waren kinderen.

‘Voor wie in de oorlog stierf, is het lijden voorbij. De pijn is voor de overlevenden. Want wij zijn degenen die moeten wachten tot de grens opengaat, tot onze verwoeste thuis heropgebouwd wordt. De oorlog overleven betekent enkel nog meer oorlogen meemaken.’

Voor Jouda is schrijven een vorm van verweer. Zijn grootvader werd in 1948 verdreven uit de Palestijns-Arabische stad Ashdod, zelf groeide hij op in de Gazastrook, al driekwart eeuw lang het tragische decor van Israëlische invasies, bezettingen en blokkades. Hij was een kleuter tijdens de Eerste Intifada, een tiener tijdens de Tweede. ‘Ik móést iets’, vertelt hij in een lang Zoomgesprek, ‘met al onze traumatische gebeurtenissen, die doorgaans door buitenstaanders worden verteld – voor de eer, de ideologie of het geld.

‘Wie naar nieuwsbulletins kijkt van Arabische tv-zenders als al-Mayadeen (een in Libanon gevestigde pro-Hezbollahzender, nvdr) of al Jazeera, krijgt de indruk dat wij een leger van supermannen zijn, gewend aan optochten van lijkkisten en alleen maar geboren om de martelaarsdood te sterven. Stem je af op westerse tv-stations, dan lijken we allemaal Hamas-aanhangers, die hun collectieve straf verdienen. Nooit zijn we gewone, imperfecte individuen die houden van vertier. Mensen die willen leven op onze grond, in plaats van er vroegtijdig voor te sterven.’

© AFP

Terugkeer

In 2018 was Jouda getuige van de zogenaamde ‘Grote Marsen van de Terugkeer’, waarbij de Palestijnse betogers die de uitvoering eisten van de VN-resoluties tegen de Israëlische bezetting wekelijks in het vizier kwamen van Israëlische sluipschutters. Volgens de VN-Mensenrechtencommissie raakten er meer dan 6000 mensen gewond, 183 mensen lieten het leven.

Jouda schreef er in 2020 zijn derde boek over, Een tuin voor verloren benen, dat in mei in het Nederlands verscheen. Het is een boze roman, vol weerzinwekkende getuigenissen. Ik probeerde uit de buurt te blijven, zo zegt de naamloze verteller, ‘van de ambulances die het belangrijkste doelwit van de kogels en de gasbommen waren geworden’.

‘Het kan de rest van het Midden-Oosten geen barst schelen wat er in Gaza gebeurt’

Veel heil ziet hij niet in activisme, de jongeman is eerder een onwillige toeschouwer dan een rabiate betoger. ‘Geloof me’, zo verzekert hij zijn vriend Hassan, ‘die marsen maken de weg alleen maar vrij voor moord en doodslag’. Bovenal ziet hij overal de gevolgen: jongens op krukken, geamputeerde levens. ‘De platina pinnen staken als spinnenpoten uit hun benen. Ze hadden witte tassen met röntgenfoto’s bij zich. Zo te zien waren ze op weg naar het ziekenhuis voor een controle, of iets ergers.’

Vertaalster Djûke Poppinga zit in de commissie die Jouda’s roman selecteerde voor de nieuwe Nederlandse serie ‘Stemmen uit Gaza’, die elk jaar minstens één roman wil publiceren. Voor haar is Een tuin voor verloren benen ‘een urgent boek over het echte leven onder de bezetting in Gaza. De auteur is net zo kritisch voor Hamas-politici – die burgers opjutten om te betogen, terwijl ze zelf veilig in hun protserige auto’s rondrijden – als voor de patriarchale structuren in de samenleving.’ Zo zien we hoe Nariman, het zusje van de protagonist, ternauwernood ontkomt aan een huwelijk met een ‘domkop die wil dat ze haar studie ­opgeeft en een djellaba gaat dragen’. Jouda’s roman kreeg in Vlaanderen en Nederland lovende kritieken. ‘Het bloed druipt van elke pagina,’ schreef Knack Focus, ‘de woede borrelt onder de regels.’

En toen was de huidige gruwel nog niet eens begonnen.

© AFP via Getty Images

7 oktober

Op de ochtend van 7 oktober is Jouda met zijn vijfjarige zoontje Khaled in zijn ouderlijk huis in het vluchtelingenkamp van Rafah, aan de grens met Egypte. De schoolvakantie is voorbij, ze zijn van plan om een paar dagen later naar huis te gaan. ‘s Ochtends schiet hij abrupt wakker van het oorverdovende geluid van raketten. Eerst gelooft hij nog dat het een nachtmerrie is, maar het lawaai houdt aan. ‘Ik dacht dat een van de Hamasleiders vermoord was. Maar na het nieuws over de aanvallen in Israël en de gijzelaars wist ik dat ons een ware ramp te wachten stond. Een nieuwe Nakba. Mijn vrouw Samar en Bagdad, ons dochtertje van zes, waren thuis in Gaza-stad. Toen ik hen uiteindelijk aan de lijn kreeg, beslisten we dat ze meteen een taxi zouden nemen naar Rafah.’

Nu besef ik dat een mens zonder huis naakt is. Alles van vroeger is weg, gereduceerd tot een vage schim in mijn hoofd.’

Het zal de laatste keer zijn dat Samar de voordeur in Gaza-stad ­vergrendelt, enkele weken later wordt hun woning bij Israëlische luchtaanvallen met de grond gelijkgemaakt. ‘Het klinkt wellicht vreemd, maar nu besef ik dat een mens zonder huis naakt is. Alles van vroeger is weg, de persoonlijke bibliotheek die ik met zo veel moeite wist op te bouwen, de geur van het meubilair in de kamers, de laatste ­zonnestralen op de muur. Ze zijn gereduceerd tot een vage schim in mijn hoofd.

‘Op 7 oktober sloegen we voorraden in. Niet dat er veel te krijgen was – door de Israëlische blokkade (ingesteld in 2007, nvdr) was er periodiek aan alles een gebrek. Op dat moment maakten we ons daar nog geen grote zorgen over, niemand geloofde dat het zo lang zou duren. Niemand geloofde dat de wereld zo lang zou wegkijken, ondanks de helse beelden en de almaar wanhopigere uitspraken van hulpverleners.’

‘Wordt de Westelijke Jordaanoever het volgende Gaza?’

In het huis in Rafah komen elke dag andere verwanten aankloppen, uiteindelijk delen dertig mensen maandenlang vier kamers, twee toiletten en een keuken. Er is water noch elektriciteit, de eigenaren van zonnepanelen doen gouden zaken met het opladen van gsm’s. In die nieuwe dystopische realiteit ontstaat een dwingende dagelijkse routine. ‘Zo’n uur of drie op zoek gaan naar water, eeuwig proberen om brandhout te vinden, urenlang in de rij staan voor enig voedsel. We leefden op brood en groente uit de moestuin, goed voor een of hooguit twee maaltijden per dag. En ondertussen zwol de vloedgolf van verhalen aan, over wie gestorven was en hoe. Het gros van die slachtoffers kreeg zelfs geen normale begrafenis. De kerkhoven waren te ver weg, je kon er met geen mogelijkheid komen. Mensen werden langs de kant van de weg begraven. Gaza is één grote begraafplaats geworden.

‘Vanaf het begin van de bombardementen raakten we elke voeling met ons oude leven kwijt. We leefden in een soort van panisch nu, afgebakend door onbeantwoorde vragen: wanneer wordt deze buurt gebombardeerd, wie haalt het, wie belandt onder het puin ?’ Midden januari wordt het huis van de buren getroffen, bij Jouda stort het plafond in. Er vallen die dag geen doden. Maar sinds 7 oktober heeft de schrijver 61 familieleden verloren.

‘Het jongetje zat te diep onder het puin, er waren geen graafmachines. 72 uur was zijn stem te horen, een almaar zwakker wordend geweeklaag. Op de vierde dag was het stil.’

Kip eten

3 maart 2024. Na vijf maanden ontsnapt Jouda met zijn gezin naar Egypte. De hele familie draagt bij aan die onderneming, in een oord als Rafah is 20.000 euro bij elkaar harken geen sinecure. ‘Ik had lang voor 7 oktober al plannen om te reizen, naar aanleiding van de vertaling van mijn boek. Het kwam erop aan te vertrekken vooraleer de grens definitief dicht ging. Bovendien kreeg ik – net zoals tal van andere Palestijnse intellectuelen en schrijvers die berichten postten op sociale media over de situatie in Gaza – dreigbrieven van de Israëlische autoriteiten. Als ik daar niet mee ophield, zouden ze me uitschakelen.

‘De beslissing om te vertrekken was een van de moeilijkste van mijn leven. Het was geen plotse ingeving maar een hortend proces. Daarin speelde een jongetje een grote rol, het zoontje van een familielid wiens appartement door de bombardementen was ingestort. Zijn moeder werd met veel moeite vanonder het puin bevrijd, maar het kind zat te diep. Het gebouw telde vier verdiepingen, er waren geen graafmachines. 72 uur lang was zijn stem te horen, een almaar zwakker wordend geweeklaag. Op de vierde dag was het stil.

‘Het leek of dat graatmager kitten zelfmoord pleegde. Wat voor een plek is dit als zelfs dat scharminkel het leven niet meer aankan?’

‘Een ander beeld dat op mijn netvlies gebrand staat, is dat van een graatmager kitten met afgebrokkelde tanden. Ik zag het diertje hinken op de muur van een verwoest huis en vervolgens in de diepte verdwijnen. Het leek wel zelfmoord. Wat voor een plek is dit als zelfs dat scharminkel het leven niet meer aankan?’

Tussen maart en oktober verblijft de schrijver met zijn gezin in Caïro. ‘Het eerste wat we bij aankomst deden? Sigaretten en bananen kopen, de dingen die we het meest hadden gemist. Ik herinner me nog het eerste stuk kip dat ik in mijn mond propte. Ik werd overspoeld door een gevoel van intense gelukzaligheid.’

Maar Egypte is geen plek om te blijven, Jouda zoekt verwoed naar uitwijkmogelijkheden. De Nederlandse uitgever Jurgen Maas wil de schrijver naar Amsterdam halen voor de lancering van zijn boek. En in Zwitserland zijn er concrete plannen om een van zijn kortverhalen te verfilmen. Een visum voor Europa? Hoewel de auteur de nodige documenten bijeen weet te sprokkelen, krijgt hij twee keer nul op het rekest. ‘Dat maakte voor mij duidelijk welke kant Nederland en Zwitserland hebben gekozen. Ze hebben de mond vol over grote idealen, maar uiteindelijk gelden er altijd dubbele standaarden.’

In oktober vertrekken de Jouda’s met de hulp van schrijversorganisatie PEN International voor een jaar naar Kaapstad, waar hij nu onderzoek doet naar de gelijkenissen tussen de Zuid-Afrikaanse apartheid en het Israëlische beleid ten aanzien van de Palestijnen. ‘Dit was een van de enige landen waar we zonder visum heen konden, ik ben Pretoria dankbaar. Voor die kans, maar ook voor het feit dat Zuid-Afrika Israël eind december 2023 bij het Internationaal Gerechtshof aanklaagde wegens  genocide in Gaza.’

© AFP

Toekomstdromen

Vanuit Kaapstad volgt Jouda de actualiteit op de voet. ‘Of ik me zorgen maak over de overwinning van Donald Trump in de Amerikaanse presidentsverkiezingen? Ik besef dat het onder zijn bewind was dat de Verenigde Staten hun ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem verplaatsten. En dat hij een zo mogelijk nog trouwere bondgenoot van Israël is. Maar we zijn op een punt gekomen dat het nauwelijks erger kan. Er zijn meer dan 44.000 mensen gestorven, noem mij één poging die president Joe Biden ondernomen heeft om een einde te maken aan de genocide. De wapenleveringen gaan onverminderd voort, de VN-resoluties waarin een onmiddellijk bestand wordt geëist, worden door de VS stelselmatig tegengehouden.

‘Ik geloof niet dat Netanyahu en Gallant gearresteerd zullen worden. Maar het is de eerste keer dat een volk dat een genocide overleefde, zelf van oorlogsmisdaden wordt beschuldigd.’

‘Een heel leven onder de bezetting heeft mij geleerd dat de Israëlisch-Amerikaanse as onverwoestbaar is. Wat me boos maakt, is de attitude van Europa. Europa is niet veel meer dan het schoothondje van Washington. Ik vraag de EU niet om solidariteit, maar ik wil wel dat ze haar eigen  internationale regels respecteert.’ 

Het Internationaal Strafhof in Den Haag heeft midden november een aanhoudingsbevel uitgevaardigd tegen premier Benjamin Netanyahu en gewezen defensieminister Yoav Gallant, en dat stemt Jouda tevreden. ‘Ik geloof niet dat ze gearresteerd zullen worden. Maar het is de eerste keer dat een volk dat een genocide overleefde, zelf van oorlogsmisdaden wordt beschuldigd. Eindelijk erkent de wereld wat er gebeurt – dat is fundamenteel. Maar het verandert ons leven niet. Onze dagelijkse telefoongesprekken met onze verwanten in Gaza gaan nog altijd over de aankoop van bloem, de behoefte aan medicijnen. In een dergelijk dantesk heden bestaan geen toekomstdromen.’

Mahmoud Jouda

1985: Geboren in een vluchtelingenkamp in Rafah, in de Gazastrook.

2008-2012: Krijgt een beurs en studeert psychologie in Istanbul.

2015: Publicatie van De Weeskinderen van Gaza.

2018: Publicatie van Brieven aan Bagdad, waarin hij voor zijn dochter Gaza-stad onderzoekt vanuit een sociaal, politiek en cultureel perspectief.

2020: Publicatie van Een tuin voor verloren benen.

2024: Vlucht uit Gaza naar Ègypte en later naar Zuid-Afrika. De Nederlandse vertaling van zijn derde boek verschijnt.

 

 

 

 

 

 

Partner Content