Fake news: waarom wij ons zo graag laten belazeren
Eerst maak je mensen bewust bang en vervolgens stel je je verkiesbaar om hun angsten weg te nemen. Dat is de perverse politieke realiteit. Fake news, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek, appelleert aan de ‘oerinstincten’ in ons hoofd.
Het is passend een nieuw jaar te beginnen met wat goed nieuws: het gaat beter met de wereld dan we denken. Met meteen een kanttekening: het gaat alleen beter als we de wereld beperken tot de mensheid. Ons succes gaat ten koste van een groot deel van de rest van het leven op aarde. Maar daar liggen zo weinig mensen van wakker dat het geen obstakel mag zijn in de goednieuwsshow van de in 2017 overleden Zweedse hoogleraar Hans Rosling – die dat probleem overigens erkent. Zijn postuum uitgegeven Factfulness. Ten Reasons We’re Wrong About The World is misschien wel hét boek van 2018.
De hersenen houden van informatie die bevestigt wat er al is, omdat het minder energie vergt dan het verwerken van nieuwigheden.
Daarin toont hij aan dat mensen vaak een vertekend beeld van de wereld hebben: alles zou kommer en kwel zijn, terwijl dat niet waar is. Mensen gaan bij hun analyses automatisch uit van het slechtste, het negatieve. Ze ‘overdramatiseren’ zonder naar de feiten te kijken. Terwijl het net véél beter gaat dan vroeger, op vele vlakken.
Rosling somt tien elementen op waardoor wij gemakkelijk misleid worden. Epidemioloog Jeroen Dewulf van de UGent vatte ze handig samen in een artikel in het blad Karakter. Dewulf citeert de Amerikaanse senator Daniel Moynihan, die zei dat iedereen recht heeft op zijn eigen mening, maar niet op zijn eigen feiten. Een stelling die in de huidige politieke context, bij ons en elders, bijzonder actueel is, want met feiten wordt steeds meer de vloer aangeveegd.
Het ijzersterke angstprincipe
De kernvraag is waarom je mensen zo gemakkelijk een negatief wereldbeeld kunt aanpraten. Het antwoord is veelzijdig. Onder meer omdat ze het graag eenvoudig houden: ze prefereren een wereldbeeld met twee goed overzichtelijke kampen, wij versus zij, goeden versus slechten. Daarbij gaan ze graag uit van herkenbare extremen, terwijl het vagere midden niet als norm fungeert.
We zijn evenmin goed in evoluties op lange termijn. We zijn bijziend, wat geweldig in ons nadeel speelt in het debat over de strijd tegen de klimaatopwarming. En als we dan toch op wat langere termijn kijken, zien we haast vanzelf een eenvoudige rechte lijn, hoewel rechtlijnige evolutie hoegenaamd geen natuurwet is. Door de media ligt onze focus op slecht nieuws, want wat goed gaat, is geen ‘nieuws’.
Een belangrijk element is het angstprincipe: een evolutionair ijzersterke component die heel nuttig was in ons verre verleden, toen we nog als kwetsbare soort rondstruinden in een vijandige wereld vol ongetemde natuur en dieren die krachtiger en sneller waren dan wijzelf. De angstreflex was zo belangrijk voor onze overleving dat hij zelfs vandaag nog speelt, ondanks het feit dat we onze leefomgeving zo goed als volledig onder onze controle gebracht hebben. Volgens Dewulf (en Rosling) werkt ons brein niet altijd mee in het adequaat reageren op onze leefomstandigheden.
Maar misschien geldt Roslings optimistische kijk niet meer voor de meest recente ontwikkelingen. In landen als de Verenigde Staten en Groot-Brittannië daalt de levensverwachting door een epidemie van overgewicht – je zou dat in het licht van de stijgende wereldbevolking als positief nieuws kunnen bekijken, maar zo cynisch willen we niet worden. Bij ons wordt duidelijk dat de volgende generaties het minder goed zullen hebben dan hun ouders en grootouders. Anderzijds verhoogt het ‘rekken van het leven’ de kosten van de zorg in die mate dat ze onbeheersbaar dreigen te worden.
Het artikel van Jeroen Dewulf in Karakter werd gevolgd door een bijdrage van socioloog Wim Van Lancker van de KU Leuven en de UAntwerpen. Hij illustreert hoe een klassiek gegeven in onze maatschappij, de ongelijkheid tussen arm en rijk, is uitgegroeid tot een ernstig maatschappelijk probleem dat steeds meer onrust veroorzaakt – zie de acties van de gele hesjes. Vroeger overheerste de mening dat je, als je maar hard genoeg werkte, jezelf uit de armoede kon tillen. Vandaag weten we dat het niet zo simpel is, dat je gevangen kunt zitten in de sociale klasse waarin je geboren bent. Het zijn enkelingen die daaruit weg raken en vervolgens als ‘voorbeeld’ gelden.
‘Vandaag weten we dat een hoge mate van inkomens- en vermogensongelijkheid niet goed is voor een samenleving’, schrijft Van Lancker. ‘Het leidt tot een verstrengeling van geld en macht, waarbij het democratisch proces ondermijnd kan worden. Het maakt het moeilijker om de levensstandaard van gewone mensen op peil te houden, omdat er simpelweg meer geld naar aandeelhouders vloeit en minder naar lonen en uitkeringen. Het zorgt niet voor meer of betere economische groei. En het stremt de sociale mobiliteit. Hoe groter de ongelijkheid wordt, hoe moeilijker het wordt om op te klimmen in de samenleving.’
Ongegeneerde rijkdom
Van Lancker schetst hoe honderd jaar geleden rijken nog ongegeneerd hun rijkdom konden etaleren. Vandaag is dat niet meer mogelijk. Rijke mensen worden gemakkelijk als ‘slechte mensen’ weggezet, niet helemaal ten onrechte, want wetenschappelijk onderzoek toont aan dat ze meer geneigd zijn tot onethisch gedrag dan armere mensen. Superrijke filantropen als Bill Gates vormen in ieder geval de uitzondering. Ons land scoort overigens wel vrij goed qua herverdeling van middelen tussen rijk en arm: zonder onze uitgebreide welvaartsstaat zou 42 procent van de Belgen in armoede leven, nu is dat 15 procent.
Mensen hebben de neiging zich altijd met anderen te willen vergelijken, meestal in hun eigen leefomgeving, dat is het makkelijkst. Zo kunnen rijken ongelukkig zijn omdat hun buren nóg rijker zijn. Ze maken zichzelf ook wijs dat ze hun rijkdom zelf vergaard hebben, ook al is die grotendeels geërfd, want anders houden ze er geen goed gevoel aan over. De armen kunnen uiteraard ook veel meer dan vroeger vergelijken, waardoor het besef dat ze arm zijn nu zwaarder doorweegt.
Veel van wat maatschappelijk misloopt, kan worden teruggevoerd op een onaangepaste reactie van de hersenen op wat er gebeurt. Op een recente bijeenkomst van de American Psychological Association werd het als volgt samengevat: ‘De denkprocessen en geloofssystemen die mensen in de loop van hun jonge leven ontwikkelen om zich te beschermen tegen angst en een onzekere wereld, verhogen hun vatbaarheid voor verschijnselen als fake news. De hersenen houden van informatie die bevestigt wat er al is, omdat het minder energie vergt dan het verwerken van nieuwigheden. Het is veel gemakkelijker om een eenvoudige fictie aan te hangen dan te moeten leven in een complexe realiteit.’
Routine en aangeboren mentale luiheid kunnen leiden tot krachtige vertekeningen van de realiteit in onze denkpatronen.
Wij maken het onze arme hersenen ook niet gemakkelijk. Hersenonderzoeker Theo Compernolle schreef eveneens een bijdrage voor het blad Karakter, waarin hij poneert dat de manier waarop wij moderne informatie- en communicatietechnologieën gebruiken, interfereert met een normale werking van onze hersenen. Samengevat komt het erop neer dat e-mails en smartphones ons voortdurend verleiden tot multitasken, wat nefast is voor onze hersenen: ons denkende brein kan slechts één taak tegelijk aan. In de evolutionaire geschiedenis is dat denkende brein de jongste aanwinst van onze hersenen. Het werkt doorgaans traag en relatief doelgericht, en het vreet energie.
Daarin onderscheidt het zich van wat Compernolle ons reflexbrein noemt: het deel dat we met de andere dieren gemeen hebben en dat de automatismen in ons lichaam stuurt (stel je voor dat we zelf onze ademhaling of onze hartslag zouden moeten regelen). Het reageert ook onmiddellijk op zintuiglijke prikkels. Omdat het vanzelf gaat, kost het veel minder energie dan het doelgerichte denkwerk. Nu zorgen sociale media ervoor dat we voortdurend gebombardeerd worden met prikkels die meteen opgepikt worden door het reflexbrein en zo het denkwerk onderbreken. Het denkbrein raakt daardoor overspoeld met irrelevante informatie. ‘Als Steve Jobs voortdurend in de weer was geweest met zijn iPhone, had hij hem nooit bedacht’, stelt Compernolle.
Slechte gewoontes
Het kan nog ingewikkelder. Een recente studie in Proceedings of the National Academy of Sciences toont aan dat onze hersenen de ‘gewone’ ideeën in ons hoofd moeten onderdrukken om tot iets creatiefs, iets nieuws te kunnen komen. Dat kost ook energie en gebeurt dus niet automatisch. Finaal kan dat euvel leiden tot het cultiveren van slechte gewoontes, zoals het ontkennen van feiten die niet in onze kraam passen, het rationaliseren van fouten in ons denken en het moeiteloos produceren van twijfelachtige verantwoordingen voor verkeerde beslissingen.
Het blad New Scientist somde het op: 95 procent van onze hersenactiviteit gebeurt onbewust, 40 procent van wat we in een dag doen is routine, en het duurt minstens twee weken tot zes maanden voor je jezelf een nieuw gedrag of een nieuwe gewoonte eigen hebt gemaakt door bewuste herhaling. Routine en aangeboren mentale luiheid kunnen leiden tot krachtige vertekeningen van de realiteit in onze denkpatronen, bijvoorbeeld door een beslissing te nemen op grond van het eerste element dat je ziet, door patronen en verbanden te leggen waar er geen zijn, door te veronderstellen dat jij of je groep het beter doen dan anderen, door aan te nemen dat de meeste mensen die je kent op dezelfde manier tegen de dingen aankijken als jij.
Routine en aangeboren mentale luiheid kunnen leiden tot krachtige vertekeningen van de realiteit in onze denkpatronen.
Seksueel misbruikt
Daarenboven zijn wij notoir slecht in het opslaan van informatie. De hersenen filteren voortdurend informatie weg om niet overbelast te raken. Wat ze opslaan ‘interpreteren’ ze in functie van wat ze al bewaard hebben. Zo kun je mensen zelfs dramatische dingen wijsmaken, bijvoorbeeld dat ze ooit seksueel misbruikt zijn geweest terwijl dat niet het geval was. Het is perfect mogelijk dat twee getuigen een compleet verschillende versie van dezelfde gebeurtenis geven. Er zijn verrassende vaststellingen, zoals het feit dat mensen die foto’s maken van hun toeristische uitstap zich er minder van herinneren dan mensen die gewoon rondgekeken hebben. De hersenen delegeren taken naar machines als fotoapparaten en smartphones.
Echokamers in de media
Het is ondertussen ook glashelder dat sociale media als een flessenhals fungeren voor de vele informatie waarmee we bestookt worden. Het vakblad Psychological Science bracht er een overtuigende review over, met als titel: The Dark Side of Information Proliferation. De sociale media dwingen ons nog meer dan vroeger in een denkrichting die gestuurd én beperkt wordt door ‘angst, sociale druk en groepsdenken’. Ze cultiveren de onzekerheid en beperken de mogelijkheid tot aanpassing. Of nog: ze versterken de door de omstandigheden achterhaalde afwijkingen die zo al in de werking van onze hersenen zitten.
Er zijn voorbeelden te over om die visie te ondersteunen. Negatieve tweets worden veel sneller verspreid dan positieve. Mensen cultiveren informatie die aansluit bij wat ze al in hun hoofd hebben. Dat heet ‘echokamers’ in het jargon. Informatie die daar niet bij aansluit, wordt in diskrediet gebracht. Mensen zijn ook goed in het nabootsen of volgen van anderen. Je moet je in de pakkende Studio-100-musical ’40-45′ actief verzetten tegen de neiging om mét de cast te applaudisseren voor de nagespeelde versie van de Jodenhater en Vlaams-nationalist Staf Declercq.
Waarom is fake news zo succesvol? Omdat, zo besluiten de wetenschappers hun review, het in de strijd om aandacht een evolutionair voordeel heeft doordat het appelleert aan de ‘oerinstincten’ in ons hoofd: ‘Er bestaan goed begrepen psychologische limieten aan onze capaciteit om informatie te verwerken. De ongelukkige realiteit is dat die grenzen ons de evolutionaire trap doen afdalen door informatie te capteren die geen rekening houdt met wat het beste is voor onszelf.’
Wij zijn notoir slecht in het opslaan van informatie. De hersenen filteren voortdurend informatie weg om niet overbelast te raken.
Dat is zeker geen goed nieuws. Het kan de recente ruk naar rechts in de maatschappij verklaren: de conservatieve aanpak gebaseerd op het cultiveren van angst, in de eerste plaats door het opvoeren van gemakkelijke slachtoffers: migranten. Het is de politieke perversiteit ten top gedreven. Eerst maak je mensen bang voor migranten en vervolgens stel je je verkiesbaar om hun angsten weg te nemen.
Dat eenvoudige principe verklaart waarom mensen in de VS massaal stemmen voor een man die er geen enkel belang bij heeft hun belangen te beschermen. Het verklaart waarom mensen in Groot-Brittannië massaal gestemd hebben voor een strategie (de brexit) waar ze meer na- dan voordelen van zullen ondervinden. Het verklaart waarom bij ons de politieke stabiliteit opgeofferd kan worden door een bewust foutieve interpretatie van een vrijblijvende tekst over een probleem – migratie – waarvan de impact momenteel een stuk lager is dan een tijd geleden.
De hamvraag is natuurlijk: wat kunnen we doen tegen fake news? Het volstaat in ieder geval niet om te zeggen dat iets fake news is, dat werkt contraproductief. Zelfs als mensen weten dat een bepaald bericht fake is, kunnen ze het toch gebruiken als het in hun kraam past. Je moet fake news proberen te counteren met een positief, maar even aantrekkelijk verhaal. Niet gemakkelijk. Je moet mensen leren kritisch en constructief te denken. Niet gemakkelijk. Je moet mensen aanzetten tot een vorm van persoonlijk engagement. Niet gemakkelijk.
Als dat allemaal niet werkt, is er nog altijd een laatste reddingsplank: humor. Het lijkt in deze context wel de ultieme wanhoopspoging.
Beluister Knack
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier