Ex-militair over de fouten van het Westen in Afghanistan: ‘Tijd was altijd aan de kant van de taliban’
Na twintig jaar oorlog hebben de westerse troepen Afghanistan verlaten. Legerkolonel buiten dienst Roger Housen was een van de eerste Belgen die er tijdens het begin van oorlog voet aan grond zette. ‘De Afghaanse regering was zo erg als de pest, maar de taliban niet zo erg als de cholera.’
In totaal diende Housen in 2003 en 2004 gedurende zes maanden in het land als speciaal assistent van de commandant van de internationale strijdmacht en hoofd van het Belgisch troepen. In die hoedanigheden was hij verantwoordelijk voor de organisatie en de beveiliging van de grondwettelijke ‘Hoge Raad’, waardoor hij samenwerkte met de toenmalige en recent verdreven machthebbers in het land. Nadien overzag hij de ontwapening van de privélegers van de krijgsheren. Volgens Housen ging het van meet af aan fout in het land.
U was een van de eerste Belgische eenheden die in oktober 2003 in Afghanistan voet aan grond zette. Wat was uw eerste indruk toen?
Roger Housen: Een van de eerste locals die ik in Afghanistan sprak, was de lokale kapper in het ISAF-hoofdkwartier (International Security Assistance Force van de NAVO, nvdr.). Gevraagd naar hoe hij de situatie inschatte en of de aanwezigheid van de internationale strijdmacht al tot tastbare verbeteringen had geleid, antwoordde hij dat m’n voorganger 6 maanden eerder die vraag ook al had gesteld en ook mijn opvolger binnen 6 maanden hetzelfde zou doen. En die zijn opvolger zou na 12 maanden hoogstwaarschijnlijk opnieuw dezelfde vraag stellen. Qua binnenkomer kon dat tellen. ‘Ik houd niet van de taliban’, zei hij, ‘maar wanneer jij en jouw opvolgers al lang weg zijn zullen zij nog steeds in Afghanistan aanwezig zijn. Ik kan dus niet anders dan met ze omgaan’. We hebben 20 jaar geprobeerd te doen wat die kapper wist wat we niet zouden kunnen doen: het langer uithouden dan de taliban. En gelijk heeft hij gekregen. Je kan de taliban wel uitroken, maar de tijd speelde van meet af aan in hun voordeel. Zij konden blijven door te verdwijnen. Bij ons stond er hoe dan ook een tijdslimiet op – of de interventie nu twee of twintig jaar zou hebben geduurd.
De lokale kapper had een beter inschattingsvermogen dan de Amerikaanse inlichtingendiensten.
Housen: Blijkbaar wel. In 2002 en 2003 was het opzet van de Afghanistan-oorlog zo klaar als een klontje: terrorismebestrijding, met name de ‘daders’ van 9/11 – Al Qaeda – elimineren. Vanaf 2004 werd het opzet van de interventie stapsgewijs uitgebreid – ook wel mission creep genoemd. Counter-insurgency – de bestrijding van de opstandige taliban – en natieopbouw waren het nieuwe devies – wat Biden daar momenteel ook over moge beweren. Maar nooit bestond er een heldere politieke en militaire strategie die fijnmazig genoeg was om de uitdagingen op het terrein te behappen. Dat kon ook moeilijk. We zeggen wel eens dat België een complex land is, maar in vergelijking met Afghanistan blinken we uit in eenvoud. Verscheidene stammen, clans, talen, geloven en noem maar op. Dat krijg je niet in enkele baboesjka-poppen samengeduwd. Al die verschillende groepen hadden hun eigen loyauteit, maar nooit aan de regering in Kaboel. Daarnaast vereist een succesvolle counter-insurgency in de eerste plaats een betrouwbare lokale partner. Maar de regering-Karzai was inefficiënt, corrupt en frauduleus. Ze bezat zero legitimiteit bij de doorsnee Afghaan. En de regering Ghani was al niet veel beter.
Veel lokale machtshebbers – maar ook de gemiddelde Afghaan – hadden veel liever een slechte maar voorspelbare taliban dan een onberekenbare en frauduleuze regering.
Eind 2003 was u mee verantwoordelijk voor de organisatie en beveiliging van de constitutional loya jirga, een vergadering waarin de nieuwe Afghaanse grondwet werd opgemaakt.
Housen: Inderdaad. Ik herinner me nog goed hoe er aan de technische universiteit in de buitenrand van Kaboel een complex werd opgetrokken voor de vergadering. De tenten werden geleverd door het tentenbedrijf De Boer uit Bree – een heel bevreemdend beeld om op een Vlaams evenementenbedrijf te botsen in het verscheurde Kaboel. Tijdens de loya jirga staken zowat 500 stamhoofden, warlords, ministers, provinciegouverneurs, clanoudsten, religieuzen en rechtsgeleerden de koppen bij elkaar. Zij discussieerden in kleine groepjes over de verschillende passages die vervolgens aan iedereen voorgelegd werden. Ik had regelmatig de gelegenheid om uitgebreide gesprekken te voeren met de voorzitters van de discussiegroepen, de afgevaardigden en hun juridische raadgevers. Al snel werd duidelijk dat zij naar het status-quo wilde terugkeren van voor de Russische invasie in het land. Het ging er hen om bestaande tradities en machtsverhoudingen te herstellen of bewaren. Maar de Amerikanen hielden grotendeels de pen vast – al was er ook druk uit onder meer Berlijn, Londen en Parijs. Zij hoopten van buitenaf een westers en gecentraliseerd model te kunnen opleggen – alsof ze het hele land in een baboesjkapop wilden proppen.
En daar liep het fout?
Housen: Afghanistan is geen ‘klassieke’ natie, geen gemeenschap van mensen met gedeelde overtuigingen, kenmerken en een gezamenlijke afkomst, cultuur en waarden. Er zijn alleen al veertien officiële etnische groepen en daarnaast nog een verzameling van ‘andere etnieën’. Het land telt ook vier officiële talen. De grondwettelijke ‘Grote Raad’ wou dus geen sterk centraal gezag met een machtige president – iets waar het westen voor ijverde. Dit vormde één van de meest verhitte discussiepunten. De toepassing van de sharia, het gewenste rechtssysteem en de vrouwenrechten leidden eveneens tot heftige confrontaties, waarbij de notie ‘confrontatie’ woordelijk geïnterpreteerd mag worden. Meer dan eens waren er massale vechtpartijen onder de afgevaardigden, waarbij de vechtenden door mijn ordehandhavers met honkbalstokken letterlijk uit mekaar moesten geknuppeld worden. Een ietwat bevreemdende ervaring, kan ik u zeggen.
Voelden de Amerikanen ter plaatse de lokale verhoudingen en gevoeligheden ook zo aan?
Housen: Niet bepaald. Zij waren er oprecht van overtuigd dat zowel de militaire operatie als de natieopbouw een spetterend succes zou worden. Maar in werkelijkheid waren de grondwettelijke processen niet meer dan een laagje bladgoud op een gapende wonde.
Als je aan natieopbouw wil doen, is het cruciaal om een stabiele, veilige en voorspelbare context te creëren. Vervolgens dien je te zorgen dat de basisvoorzieningen voor de bevolking terug functioneren: elektriciteit, water, medische hulp, afvalophaling, onderwijs voor de kinderen en tieners. Dat soort zaken. Ze zorgen voor vertrouwen en een vorm van binding met de buitenlandse troepen en steunverleners. Zo kan je tot het weefsel doordringen en de ‘competitie’ met de tegenstrever – de taliban in dit geval – winnen. Pas daarna kan je aan het bestuurlijke en economische luik beginnen denken. Dat eerste is al een aartsmoeilijke taak, zeker als buitenlandse mogendheid. Maar de Verenigde Staten – en bij uitbreiding heel de internationale gemeenschap – hebben die eerste fase veronachtzaamd. Met de gekende gevolgen van dien.
Welke rol speelden de Afghaanse autoriteiten daarin?
Housen: Helaas geen positieve. Probleem was onder meer dat de regeringen van presidenten Hamid Karzai en Ashraf Ghani tot op het bot corrupt waren. Dat was voor iedereen duidelijk. Herinner u de open brief van Peter Galbraith, nummer twee van de missie van de VN in Afghanistan, die onder meer instond voor verkiezingsaangelegenheden. Wanneer hij in 2009 de verkiezingsfraude in het land aanklaagde en meende dat de internationale gemeenschap een oogje toekneep, werd hij prompt de laan uitgestuurd. De Afghaanse regeringen genoten in het land nauwelijks legitimiteit. Sterker nog: veel lokale machtshebbers – maar ook de gemiddelde Afghaan – hadden veel liever een slechte maar voorspelbare taliban dan een onberekenbare en frauduleuze regering. De regering was zo erg als de pest, maar de taliban niet zo erg als de cholera.
Het Afghaanse leger viel de afgelopen weken in sneltempo, veel sneller dan velen konden voorspellen.
Housen: Achteraf is het natuurlijk gemakkelijk praten, maar duidelijk was wel dat het Afghaanse leger geen institutionele ruggengraat had. Er was geen personeelssysteem of omkadering die afdoende paraatheid garandeert, geen adequaat promotiesysteem, geen correct verloningsstelsel, geen verantwoordingsplicht. In bijna alle legers moet je twintig ervaring kunnen voorleggen om een bataljon te kunnen leiden. In Afghanistan werden de snuggerste gasten zonder enige geoefendheid plots aan het hoofd van enkele honderden militairen geplaatst. Bovendien wist vrijwel iedereen dat het officiële aantal Afghaanse soldaten veel lager lag dan de realiteit en de corruptie er welig tierde. Dat kon allemaal doorgaan zolang het Afghaanse leger kon rekenen op de steun van de Verenigde Staten. Zij voorzagen de hele context die operaties mogelijk maken: van close air support, over de inlichtingen tot het onderhoud. Eenmaal zij zich begonnen terugtrekken, was het Afghaanse leger een vogel voor de kat. Wanneer de meerderheid van de Afghaanse troepen dan ook nog louter vecht voor het geld – voor een corrupte regering doe je het niet – terwijl de talibanstrijders vechten uit overtuiging, dan weet je dat de strijd rap beslecht zal zijn. Zoals gebeurd is.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier