Wordt Spanje de economische motor van Europa?
Er waren heel wat hoera-verhalen over de glansrijke prestaties van de Spaanse en Griekse economie. Maar blijft dat duren?
Van alle rijke landen doet niemand het economisch beter dan Spanje, kopte het gezaghebbende blad The Economist onlangs. Tien, vijftien jaar geleden maakte Spanje deel uit van de zogenaamde ClubMed-landen, een denigrerende term voor een groep die er economisch niets van bakte en waar de overheidsfinanciën om bij te huilen waren. Ook Portugal en Griekenland hoorden daarbij. Nu blijkt de Spaanse economie beter te presteren dan zowat alle rijke landen, en ook Portugal en Griekenland doen het opmerkelijk goed.
‘Wie de afgelopen weken en maanden de economische berichten volgde, ziet krantenkoppen en grafieken voorbijkomen waarvan politici uit 2012 steil achterover zouden kukelen’, zegt Hans Bevers, hoofdeconoom bij Degroof Petercam. ‘De Duitse economie, de groeikampioen van toen, krijgt de ene na de andere tegenslag te verwerken. En de verliezers van de eurocrisis van destijds zijn de winnaars van vandaag.’ Erik Joly, hoofdeconoom bij ABN Amro, sluit zich daarbij aan: ‘Duitsland heeft het economisch moeilijker dan verwacht, de Zuid-Europese landen presteren beter dan gedacht.’
De cijfers: terwijl de Duitse economie vorig jaar pas op de plaats maakte en de Belgische met nauwelijks 1 procent groeide, lag de groei in Spanje (3 procent) en in Griekenland (meer dan 2 procent) veel hoger. En ook de voorspellingen voor dit jaar zitten rond die cijfers.
Toerisme
Economen schrijven het succes van Spanje toe aan een reeks factoren. Het aantrekken van het toerisme na de coronacrisis is zeker belangrijk. Joly: ‘Spanje ontving vorig jaar 90 miljoen toeristen, die zo’n 120 miljard euro in het laatje brachten.’ De financiële steun die de Zuid-Europese landen kregen vanuit de Europese Unie is ook belangrijk. ‘De volgende twee jaren krijgt Spanje nog eens 90 miljard euro van Europa’, aldus Joly.
Er zijn nog andere factoren die hebben bijgedragen tot de groei van de Spaanse economie. Zo was de groei van de bevolking positief, vooral dankzij immigratie vanuit Latijns-Amerika, mensen die al Spaans spreken. Er werd ook veel ingezet op hernieuwbare energie, vooral zonne-energie om evidente redenen, wat veel investeringen met zich meebracht. Veel Chinese bedrijven vonden de weg naar Zuid-Europa en investeerden er. En tot slot werden er na de financiële crisis ook economische hervormingen doorgevoerd. Zo werden bijvoorbeeld heel wat regels in de arbeidsmarkt versoepeld. ‘Dat werpt vruchten af en zorgt voor optimisme’, zegt Bevers, ‘en dat optimisme stuwt de economische groei nog meer vooruit.’
Een van de positieve factoren was de groei van de bevolking, vooral dankzij immigratie vanuit Latijns-Amerika.
Inhaalbeweging
‘Maar er is nog iets heel anders aan de hand’, zegt Bevers. ‘De Spaanse economie viel met de coronacrisis die in 2020 uitbrak enorm diep terug, véél dieper dan bijvoorbeeld de Duitse en Belgische economie. Begrijpelijk, want het toerisme viel zo goed als stil. De Spaanse economie herpakte zich daarna, maar als we eind 2019 als startpunt nemen blijkt dat de Spaanse en de Belgische economie beide sindsdien met 7 procent zijn gegroeid. De voorbije vijf jaren groeiden beide economieën dus evenveel. Griekenland groeide in die periode met 10 procent wel iets meer.’
Bevers bekeek ook de groeicijfers per hoofd van de bevolking op wat langere termijn. ‘Als je kijkt naar de groei sinds de financiële crisis in 2008, dan zie je dat het bbp per hoofd in België 14 procent toenam en in Spanje 12 procent. Griekenland moet zelfs nog steeds 5 procent groeien om opnieuw aan de gemiddelde levensstandaard van 2008 te komen. Op wat langere termijn is de groei van de Zuid-Europese economieën dus niet zo spectaculair.’
Dat nuanceert de economische successen van Spanje en Griekenland waarover de voorbije weken zo veel te doen was. ‘Omdat de Spaanse en Griekse economie veel dieper waren weggezakt, konden ze volop profiteren van het inhaaleffect’, aldus Bevers. ‘Dat inhaaleffect is grotendeels achter de rug, zodat het groeiplaatje op langere termijn vooral zal afhangen van de productiviteitsgroei. Daar ligt zeker nog potentieel als we naar de cijfers kijken, maar dat is minder evident dan de voorbije inhaalbeweging.’
Wolken
Vraag is dus of Spanje die hoge groei zal kunnen volhouden. Bevers en Joly zien in de verte wolken opdoemen: ‘Er komt in Spanje kritiek los op de overlast die toeristen bezorgen. Er waren daartegen al protesten in bijvoorbeeld Barcelona. De immigratie vanuit Zuid-Amerika zal wel nog wat aanhouden, maar dat brengt hogere huizenprijzen met zich mee, waar veel Spanjaarden op zoek naar een woning niet blij mee zijn. Zullen de Chinese investeringen blijven duren met de aanzwellende geopolitieke spanningen? En wat met de hervormingen? Kunnen die nog verder gaan? Uiteindelijk is het ook de vraag of het zelfvoedende optimisme over de Spaanse economie zal standhouden.’
Dat zijn allemaal schaduwzijden aan het economische succesverhaal van Spanje. ‘De eerstvolgende jaren zal de groei van de Zuid-Europese landen nog wel aanhouden’, zegt Joly, ‘en ik denk dat Duitsland nu pas de ergste klappen te verwerken krijgt. De uitvoer naar de VS, toch belangrijk voor Duitsland, komt onder druk. Ik vrees dat bij onze oosterbuur nog meer ontslagen zullen volgen en dat de werkloosheid er zal stijgen. Het vertrouwen zal daaronder lijden en Duitsland zal zo in een sukkelstraatje terechtkomen.’
De werkloosheidsgraad ligt in de Zuid-Europese landen nog steeds vrij hoog. In Spanje is dat 11 procent, in Griekenland 10 procent.
Of Spanje dan de rol van economische motor van Europa zal overnemen van Duitsland? Joly en Bevers voorspellen dat de groei er dit en volgend jaar duidelijk hoger zal zijn dan in Duitsland, dankzij het toerisme, EU-fondsen en immigratie. ‘Maar als we corrigeren voor demografie, dan zal de groei van de gemiddelde levensstandaard in de zuiderse landen ongeveer dezelfde zijn als bij ons’, aldus Bevers. ‘Bovendien zeggen groeicijfers zeker niet alles. Er is ook nog de sociale realiteit.’
Die sociale realiteit oogt minder mooi. De werkloosheidsgraad ligt in de Zuid-Europese landen vandaag nog steeds vrij hoog. In Spanje is dat 11 procent, in Griekenland 10 procent, bij ons en in Duitsland rond 6 procent. De ongelijkheid in Spanje en Griekenland is de laatste jaren toegenomen. Zo’n 26 procent van de bevolking loopt er risico op armoede, alleen Roemenië en Bulgarije doen het in de EU nog slechter. Al bij al is het dan ook nog veel te voorbarig om te stellen dat Spanje de economische motor van Europa zal worden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier