Simon Van Hoeymissen
‘Wat kan Europa doen tegen de toenemende invloed van buitenlandse Big Tech?’
Criminoloog en politicoloog Simon Van Hoeymissen vraagt zich af wat het Europese antwoord kan zijn na de opmerkelijke speech die de Amerikaanse vicepresident JD Vance gaf op de veiligheidsconferentie in München afgelopen weekend.
Vorige week sprak Amerikaans vicepresident Vance op de veiligheidsconferentie van München, waar hij de pogingen van Europese landen om online disinformatie tegen te gaan laakte als ondemocratisch. De macht van innovatieve sectoren mocht volgens hem niet worden ingeperkt door regulering.
Gezien die opmerkingen en de centrale rol die CEO’s van sociale media spelen in de regering van Trump, moeten we eens nadenken over welke impact buitenlandse “big tech” bedrijven hebben op Europa. Op het eerste gezicht lijken zij zowel onze samenleving als onze politiek te verrijken. Als onze berichten worden gesteund en gedeeld voelen we ons gewaardeerd lid van een groep. Is dat gevoel niet wat een samenleving is? En we kunnen sociale media gebruiken om onze mening te uiten. Wat is democratischer dan dat? Op het eerste zicht lijkt vicepresident Vance dus een punt te hebben.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Toch geven de ontwikkelingen van de laatste jaren aan dat er iets mis is. Ondanks al onze technische mogelijkheden om met elkaar in contact te komen hebben mensen in Europa zich nog nooit zo eenzaam gevoeld. En in het politieke domein hebben, ondanks alle mogelijkheden voor democratische betrokkenheid, autocraten en extremistische ideologieën de wind in de zeilen.
Om deze paradoxen te begrijpen kunnen we waardevolle inzichten verkrijgen uit speltheorie. Die stelt dat de manier waarop ieder individu zijn persoonlijke plek onder de digitale zon nastreeft bepaalt hoe gezond en solidair een samenleving als geheel functioneert.
Ondoorzichtige wetten
Op sociale media wordt elke seconde een enorme hoeveelheid aan inhoud gedeeld. De bedrijven achter die platformen hebben daarom een systeem dat automatisch selecteert welke inhoud meer of minder zichtbaarheid krijgt ten opzichte van de rest. Zij doen dat met behulp van ondoorzichtige wetten: algoritmes. Die zijn erop gericht om het soort inhoud te bevoordelen die de meeste inkomsten uit advertenties oplevert: opmerkingen die het meest aanzetten tot emotionele reacties, die op hun beurt aanzetten tot andere emotionele reacties.
In geval van ernstige maatschappelijke discussies blijken die algoritmes erg problematisch. In tijden van onzekerheid zijn we des te meer op zoek naar sociaal en ideologisch houvast. Online waardering en simpele denkkaders kunnen tegemoetkomen aan die noden. Commerciële sociale media trainen mensen in zo’n situatie eigenlijk om steeds minder genuanceerd te denken, steeds minder hun eigen veronderstellingen in vraag te stellen, en om steeds brutaler te communiceren.
Het gevolg is dat bij elke crisis gaande van klimaatopwarming, migratie, Covid, tot de oorlog in Oekraïne, commentaarsecties na verloop van tijd steeds meer neigen naar onwaarheden, simplismen, overdrijvingen, provocaties, en beledigingen.
Het steeds minder aanvaarden van de saaiheid en complexiteit van de werkelijkheid zorgt niet enkel voor problemen met onze zelfwaarde en ons wereldbeeld, maar ook met ons publiek discours. Bij mensen die we regelmatig fysiek ontmoeten weten we dat we best beleefd, onderbouwd en voorzichtig communiceren. Als we dat niet doen kunnen anderen je daar in de toekomst op aanspreken.
Maar in de anonieme commentaarsecties van sociale media is er geen toekomstig moment waarin er negatieve gevolgen kunnen zijn voor wat je ooit hebt gezegd. Integendeel: afkeurende reacties vergroten de reikwijdte van de initiële post zelfs nog meer. Er is geen “peer review” systeem dat het tot een erg slechte strategie maakt om mensen te trollen. Online levert dat soort gedrag maximale aandacht op en brengt het geen risico op sociale marginalisatie met zich mee.
Sociale trend als politiek probleem
Deze sociale trend is ook een politiek probleem geworden. Politieke ondernemers hebben geleerd om sociale media-algoritmes te gebruiken om verkozen te worden. Het beste voorbeeld hiervan is natuurlijk president Trump. Trump is zodanig goed in het uitlokken van emotionele reacties dat hij steeds zal bovendrijven als winnaar van de algoritmes. Deze stijl van politieke communicatie werd eerder al nagestreefd door ISIS, die met obscene geweldsfilmpjes zodanig onafgebroken en intens choqueerde dat alternatieve ideeën en meningen systematisch veel minder bereik hadden.
Dat soort politieke communicatie werkt vandaag uiterst begeesterend: niet ondanks hun minachting voor sociale en wettelijke gedragsnormen, maar net door die minachting. Voor mensen die zich doorheen de jaren hebben getraind op het bespelen van algoritmes is Trump wellicht de ultieme belichaming van hoe succes en groepsgevoel er in hun beleving uitziet. Voor die mensen staat Trump symbool voor hun zelfwaarde, en krijgt hij dan ook een messianistische allure.
Dit verklaart ook de drang van zulke religieuze bewegingen om hun eigen sociale media te ontwikkelen, om hun volgers nog meer aan zich te binden. In die context gaat censuur vandaag de dag niet meer over het proberen onderdrukken van mensen om iets te zeggen, maar over het begraven van alles dat genuanceerd en kritisch is onder een vloedgolf aan simplismen en leugens, en het gebruiken van weerleggingen om je eigen boodschap nóg meer bereik te geven.
Algoritmes van sociale media bepalen dus het publieke discours, de weg naar electoraal succes, en hoe censuur vandaag werkt. Maar de speech van Vance maakte ook duidelijk hoezeer sociale media zelfs internationale politiek bepalen. Om te beginnen strijken Amerikaanse techbedrijven miljarden dollars aan inkomsten op uit de zoektocht van hun miljoenen gebruikers naar de volgende hit dopamine. Ook is het twijfelachtig of de persoonlijke data die Europeanen aan die bedrijven geven wel verantwoord worden gebruikt. Zij kunnen immers ook worden ingezet om onze belangen en veiligheid te ondermijnen.
Een laatste politieke uitdaging is dat Europese politici elkaar de loef proberen afsteken in een race naar de bodem om de algoritmes van de Amerikaanse tech-reuzen te plezieren en zo wat extra stemmen te sprokkelen. In die zin is Europa het slachtoffer van een moderne versie van de Opiumoorlogen die in de 19e eeuw het einde inluidden van de Qing-dynastie in China: toen dumpten de Britten met dwang enorme hoeveelheden opium in China, tot het punt dat zoveel Chinezen verslaafd waren geraakt dat hun sociale en politieke orde uiteenviel. Vandaag zijn heel wat Europeanen zo gericht op de roes van dopamine die gepaard gaat met online sociale waardering dat het een maatschappelijk, politiek en nationaal veiligheidsprobleem wordt.
Lessen trekken uit de Opiumoorlogen
Europese politici moeten lessen trekken uit de Opiumoorlogen in hoe ze zich positioneren ten opzichte van de almacht van Amerikaanse big tech-bedrijven: daarbij zoekt echt leiderschap niet naar hoe het andere politici kan overtreffen in het plezieren van algoritmen om een verkiezing te winnen. In de plaats daarvan moeten we nadenken hoe we sociale media kunnen omvormen van een mechanisme om woekerwinsten te maken tot een kracht die het algemeen belang behartigt.
Eigenlijk werkt een sociaal mediabedrijf bijna als een geheel van openbare instellingen, met verregaande uitvoerende, regelgevende en rechtsprekende macht. Om onze democratie te vrijwaren hebben we nood aan een eigen Europees sociaal medium dat werkt als een publieke dienst: een equivalent van de VRT als alternatief voor commerciële platformen als Facebook en X.
Om te verzekeren dat dit sociaal medium het openbaar belang behartigt is een grondwettelijk kader nodig om de mandaten te reguleren van alle instellingen die het vormgeven of er actief op zijn. Enkel een rechtstreeks gekozen wetgevende instelling is gemachtigd om algoritmen te bepalen. Politiek en het dagelijkse leven van gebruikers op het platform zouden niet aangestuurd mogen worden door een CEO, maar enkel door een gemandateerde regering. En de wetten die gebruikers en instellingen binden, zouden niet door anonieme moderators moeten worden gehandhaafd, maar door een onafhankelijke rechterlijke macht.
Dat betekent allerminst dat sociale media een machtsinstrument mag zijn waarmee een overheid de bevolking controleert, bijvoorbeeld zoals China doet met behulp van een sociale munt. Democratisch leiderschap keert die logica om: burgers zouden met behulp van een digitale politieke munt en een openbaar sociaal medium veel directer en uitgebreider invloed kunnen uitoefenen op politiek bestuur.
Ook kan een publiek sociaal medium constructieve communicatie tussen burgers aanmoedigen zonder hen te controleren. De overheid moet zich beperken tot het creëren van een omgeving waarin, als elk individu zijn eigenbelang nastreeft, het neveneffect daarvan is dat ook de veerkracht en rechtvaardigheid van de algemene samenleving versterkt wordt.
Daarvoor is sociale toerekenbaarheid cruciaal: we moeten weten dat wanneer we onbezonnen commentaar zouden geven over zaken van publiek belang, dat andere burgers niet enkel die specifieke boodschap kunnen corrigeren, maar dat dat ook een effect heeft op de zichtbaarheid van onze toekomstige berichten. Zo zou genuanceerde, beleefde inhoud systemisch bevoordeeld worden ten aanzien van foutieve en onrespectvolle berichten.
Naast peer review moet ook wettelijke attributie mogelijk zijn, bijvoorbeeld indien er sprake zou kunnen zijn van een misdrijf. Om sociale en wettelijke toerekenbaarheid te verzekeren zou bewijs van formeel EU-burgerschap alvast een voorwaarde moeten zijn om zich te kunnen registreren op het openbaar sociaal medium.
Vernieuwing van democratische processen
Het aanmaken van een account op een sociaal medium komt in feite neer op jezelf te onderwerpen aan de regels die de autoriteit oplegt. Op commerciële sociale media zijn die wetten niet publiek, en is die autoriteit noch democratisch verkozen, noch gebonden aan grondwettelijke inperkingen. In de plaats daarvan zou het registeren van een account op een openbaar sociaal medium neerkomen op wat Verlichtingsdenkers in de 17e en 18e eeuw een sociaal contract noemden: de relatie tussen burger en een legitieme overheid. Digitale technologie opent de deur voor baanbrekende creativiteit als het gaat om het opnieuw vormgeven van dat sociaal contract.
Het biedt talloze mogelijkheden voor de vernieuwing van onze democratische processen, grondwettelijke checks and balances, militaire veiligheid, strafrecht en openbare diensten. Veel losse ideeën en initiatieven op elk van deze gebieden leven nu al in onze samenleving. Maar tot nog toe worden deze niet geïntegreerd in een coherent constitutioneel en politiek systeem.
Als Europa zijn eigen communicatie-infrastructuur zou bouwen als alternatief voor Starlink is het zelfs de vraag in hoeverre controle over grondgebied überhaupt nog vereist is voor de dagelijkse werking van een soevereine, democratische, sociale welvaartstaat. Bijvoorbeeld heeft Estland een digitale ambassade gecreëerd om de werking van zijn kritieke overheidsdiensten te verzekeren, mocht de overheid controle over zijn grondgebied verliezen.
De data van Europeanen behoort toe aan de Europeanen. Ons leven op sociale media mag niet dienen om de winsten van Amerikaanse bedrijven te spijzen. Evenmin mogen sociale media een machtsinstrument worden waarmee een autoriteit mensen controleert zoals het geval is in China.
Maar dat betekent niet dat onze vrijheid om digitale communicatiemiddelen te gebruiken absoluut zou mogen zijn: nadat de drukpers werd uitgevonden was het op één na meest gedrukte document een pamflet over hoe je heksen kon herkennen. Maar na de nodige regulatie heeft de drukpers wel de basis gelegd voor burgerlijke emancipatie en rechtszekerheid.
Sociaal medium op basis van sociaal contract
De taak van democratisch leiderschap vandaag is om een sociaal medium te organiseren op basis van een sociaal contract. Enerzijds moeten die algoritmes burgers aanmoedigen om kritisch en genuanceerd te denken, elkaar te helpen om een hechte en rechtvaardige digitale gemeenschap te vormen en controle uit te oefenen op het bestuur van hun samenleving.
Anderzijds moet het burgers toegang geven tot openbare diensten die iedereen een kans geven om een verrijkend, rechtvaardig en veilig leven te leiden. Door die doelen na te streven zou Europa naast de VS en China een derde weg vooruit bouwen: een sociaal medium van het volk, door het volk, en voor het volk.
Vicepresident Vance zelf zei dat leiders niet bang zouden moeten zijn voor kiezers. We zouden er goed aan doen om die raad ter harte te nemen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier