Barbara Van Dyck
‘Waarom boeren goede redenen hebben om kritisch te zijn over een liberaal innovatiebeleid’
‘Met dure technologische innovaties in de hand, ben je geneigd om ze te pas, en vooral ook te onpas, in te zetten. Zo mis je andere en betere alternatieven’, schrijven Barbara Van Dyck en Anneleen Kenis. Afgelopen vrijdag al werd door een groep landbouwers actie gevoerd voor de kantoren van de MR voor een duidelijker beleid rond GGO’s. ‘Ook dit maakt deel uit van de strijd van de landbouwers voor een waardig bestaan en beter inkomen.’
Een veertigtal boeren en boerinnen protesteerde op vrijdag 26 januari voor het hoofdkwartier van de Franstalige liberale partij MR tegen de deregulering van nieuwe genetisch gemanipuleerde organismen (GGO’s). Onder het Belgische EU-voorzitterschap en onder leiding van MR landbouwminister Clarinval, zullen de Europese lidstaten en parlementsleden zich binnenkort uitspreken over een voorstel van de Europese Commissie dat komaf wil maken met de veiligheidstesten en etikettering die vandaag voor GGO’s verplicht zijn.
De protesterende boeren zijn tegen deze radicale koerswijziging van het GGO-beleid en vragen om de huidige regels intact te houden. Ze weten waarover ze spreken. Het zijn boeren die risico’s genomen hebben om zich aan te passen aan de uitdagingen van deze tijd: ze werkten hard aan de omschakeling naar biologische landbouw, mijden Zuid-Amerikaanse GGO-soja als veevoer omdat die bijdraagt aan de ontbossing van het Amazonewoud, brachten het aantal dieren op heel wat boerderijen beter in evenwicht met de hoeveelheid beschikbaar land, en bouwden het gebruik van kunstmatige meststoffen en pesticiden af. Ze vrezen dat zij de prijs van het huidige voorstel zullen betalen, terwijl vooral de agro-industrie er beter van wordt.
Het protest tegen de deregulering van GGO´s wordt vaak afgeschilderd als ideologisch en sentimenteel. In een open brief die ondertekend werd door 37 nobelprijswinnaars en 1500 wetenschappers spreekt onderzoeksjournalist Hidde Boersma van antiwetenschappelijke bangmakerij. Een liberalisering en deregulering van nieuwe GGO’s zou een keuze voor de wetenschap, innovatie, voedselzekerheid en duurzame landbouw zijn.
Dat dit een verkeerde voorstelling van zaken is, is zacht uitgedrukt. De keuze is niet die tussen wetenschap en anti-wetenschap, noch die tussen angstzaaierij en rationaliteit. Het gaat strikt genomen zelfs niet om een keuze om al dan niet nieuwe GGO’s toe te laten in de landbouw. De onenigheid gaat over het kader waarbinnen nieuwe GGO’s op de markt kunnen worden gebracht. Daarin spelen een hele reeks afwegingen mee: welke veiligheidstesten moeten nieuwe technologieën doorlopen alvorens ze op Europese velden en borden kunnen worden gebracht? Welke onzekerheden en potentiële gevolgen worden meegenomen in de afweging van kosten en baten? Hoe kan het legaal verankerde recht van consumenten om te weten wat ze eten best gerespecteerd worden? Welke tracering is nodig om producten te kunnen terugroepen wanneer er iets mis loopt? Hoe kunnen biologische landbouwers en andere boeren, koks, winkeliers en verwerkers die GGO-vrij willen werken de garantie krijgen dat dit mogelijk blijft?
(Lees verder onder de preview.)
Terwijl de indruk wordt gegeven dat deregulering van GGO’s erom gaat extra opties toe te voegen aan de gereedschapskist van plantenveredelaars en boeren, vrezen velen onder hen dat deregulering tot het omgekeerde zal leiden. Als deregulering een feit wordt zal het namelijk moeilijker worden voor boeren en veredelaars om af te zien van GGO’s. Niet-traceerbare GGO’s zullen zich onopgemerkt door de landbouwketens en onze ecosystemen verspreiden, bijvoorbeeld wanneer GGO-zaden in oogstmachines blijven zitten of zaaigoed besmet wordt door kruisbestuiving. Ook heerst er vrees dat de agro-chemische industrie, die momenteel ook het grootste deel van de zaadhandel controleert, er simpelweg voor zal zorgen dat niet-GGO zaden nauwelijks nog beschikbaar zullen zijn. Dat dit geen irrationele angst is, wordt duidelijk op basis van wat er met sojazaden in de VS is gebeurd. Daar is het vandaag heel moeilijk om nog niet-GGO soja zaad te verkrijgen.
Daarnaast is er een heel reële zorg over patenten. GGO ́s, zowel oude als nieuwe, zijn steeds gepatenteerd. Dit geeft de patenthouder de macht over het gebruik en verkoop van GGO-zaden. De huidige verplichting rond traceerbaarheid en labeling biedt boeren en veredelaars bescherming in het geval van GGO-besmetting. Met de nieuwe wetgeving zou die garantie verdwijnen. Bovendien zijn het merendeel van de patenten op nieuwe gentechnieken reeds in handen van de grote zaadhuizen: Bayer/Monsanto, Corteva, ChemChina-Syngenta en BASF. Die patenten betreffen niet enkel de gemodificeerde zaden zelf, maar kunnen ook producten die eruit voortvloeien omvatten. Het toelaten van zulke brede patenten, kan er in de praktijk toe leiden dat praktisch alle zaden die in de EU worden geteeld, geclaimd kunnen worden via de patenten van een paar multinationale zaadbedrijven.
Geen enkele van deze bezorgdheden is gebaseerd op irrationele angsten of bangmakerij. Integendeel, het is de reële ervaring met de praktijken van de biotech-industrie, die ons, net als vele andere wetenschappers, boeren– en consumentenorganisaties, voor een degelijk wetgevend kader voor GGO’s doet ijveren.
Bovendien schuift het Europese voorstel met de schrapping van het voorzorgsprincipe een op wetenschap gebaseerde aanpak net opzij. Van asbest tot lood, van pesticiden zoals DDT tot het gebruik van CFK’s in koelkasten (welke tot het gat in de ozonlaag zouden leiden): in al die historische casussen werd het voorzorgsbeginsel als irrationeel van de hand gewezen door regeringen, bedrijven en sommige wetenschappers. Of er werd gesteld dat het, ondanks de risico’s, toch aangewezen was om deze middelen te gebruiken omdat er geen alternatieven zouden zijn.
Niemand zal nochtans op dit moment ontkennen dat de risico’s in elk van deze gevallen behoorlijk onderschat zijn geweest. Bovendien bleken er, achteraf gezien, meer haalbare alternatieven voorhanden dan destijds werd beweerd. Vergelijkbare afwegingen doen zich voor bij de huidige regelgeving rond GGO’s. Is het echt nodig om dit wetsvoorstel dat zo goed als alle nieuwe GGO’s dereguleert er snel-snel door te duwen? Is de afschaffing van veiligheidstests de meest rationele zet? Is het verstandig om een wettelijk kader door te duwen dat de uitbouw van alternatieve vormen van landbouw moeilijker maakt?
(Lees verder onder de preview.)
Niet voor niets stelt het gerenommeerde Stockholm Resilience Centre in het Planetaire Grenzen model dat de mate en snelheid waarmee ‘nieuwe entiteiten’ in ons leefmilieu worden ingebracht één van de meest verontrustende ontwikkelingen op het vlak van planetaire gezondheid is. De mate waarin de planetaire grens voor ‘nieuwe entiteiten’ overschreden is, ligt in dezelfde grootte-orde als die voor klimaatverandering of biodiversiteitsverlies, of zelfs daar voorbij.
‘Nieuwe entiteiten’ zijn onder andere synthetische stoffen, radioactieve materialen, nanomaterialen, microplastics, maar dus ook genetisch gemodificeerde organismen. Zoals het Stockhom Resilience Centre stelt, zijn deze planetaire grenzen kritisch voor het instandhouden van een stabiele en veerkrachtige aarde.
‘Nieuwe entiteiten’ is ongetwijfeld één van de minder gekende grenzen, maar is daarom niet minder belangrijk. Het Stockholm Resilience Centre stelt dat geen ‘nieuwe entiteiten’ verspreid zouden mogen worden, tenzij hun potentiële impact op het aardsysteem grondig geëvalueerd is, en hun impact gemonitord wordt. Stellen dat we de klimaatverandering en overmatig pesticidegebruik moeten aanpakken door ongeteste niet-traceerbare GGO’s in de landbouw toe te laten is dan ook niet meteen een schoolvoorbeeld van een wetenschappelijke houding.
Hoe kunnen we de heftige pleidooien voor de deregulatie van GGO’s dan begrijpen? Er zijn natuurlijk de belangen van de biotech-industrie. Die speelt handig in op de nieuwe ultra-liberale koers die Europa vaart op dit terrein, waarbij Europese bestuurders bereid lijken boerenbezorgdheden, consumentenbelangen en milieuwetgeving op te offeren om mee te hollen in een neerwaartse globale concurrentiestrijd.
Wetenschap’, ‘innovatie’ en ‘duurzaamheid’ worden daarbij ingezet als buzzwoorden die de gemaakte keuzes moeten rechtvaardigen, zonder dat er veel inhoud aan die termen gegeven wordt. Het voorstel zegt ook veel over het kader van waaruit veel beleidsmakers en wetenschappers kijken. Wie een hamer in de handen heeft, ziet overal spijkers.
Met dure technologische innovaties in de hand, ben je geneigd om ze te pas, en vooral ook te onpas, in te zetten. Zo mis je andere en betere alternatieven. Misschien dus toch beter even stilstaan bij de vraag waarom boeren maïskorrels op Clarinvals stoep stortten.
Barbara Van Dyck doet onderzoek in de politieke agroecologie aan de Université Libre de Bruxelles
Anneleen Kenis is docent politieke ecologie en milieurechtvaardigheid aan Brunel University London en als FWO-onderzoeker verbonden aan de KU Leuven en UGent.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier