Uw spaargeld moet de Europese economie redden
Donkere wolken pakken zich samen boven de Europese economie, aldus de Italiaanse ex-premier Enrico Letta. Zonder drastische maatregelen zal de Europese welvaart verdwijnen als sneeuw voor de zon.
Ongeveer 300 miljard euro. Zo veel spaargeld van Europese families verdwijnt jaarlijks naar het buitenland omdat de financiële markten in de Europese Unie niet op elkaar zijn afgestemd. De populairste bestemming: de Verenigde Staten – die kampen niet met die versnippering. Die enorme som Europees spaargeld komt via onze pensioenfondsen en verzekeraars vaak bij Amerikaanse risico-investeerders terecht, en die kopen met die middelen niet zelden beloftevolle Europese ondernemingen op. Tweemaal is Europa de klos, in de VS lachen ze in het vuistje.
Het blijft niet bij spaargeld alleen. Ook Europese bedrijven verkassen hun productiefaciliteiten met de regelmaat van de klok naar de andere kant van de Atlantische Oceaan. Niet alleen omdat energie daar heel wat minder kost, maar ook omdat Washington via belastingkredieten zo veel geld in de economie pompt dat Europa maar moeilijk kan volgen. ‘We strijden niet met dezelfde wapens’, stelde premier Alexander De Croo (Open VLD). N-VA-voorzitter Bart De Wever merkte op dat de Amerikaanse president Joe Biden daardoor de Europese economie meer schade berokkent dan zijn voorganger en stokebrand Donald Trump.
Toch moet Europa in de eerste plaats naar zichzelf kijken, benadrukt de Italiaanse ex-premier Enrico Letta. In de aanloop naar het Belgische EU-voorzitterschap gaf De Croo hem vorig jaar de taak om de werking van de Europese interne markt onder de loep te nemen. Daarvoor bezocht Letta de voorbije maanden 65 Europese steden, ging hij op de koffie in kandidaat-lidstaten, trok hij naar Washington om poolshoogte te nemen en sprak hij tal van werkgevers- en werknemersorganisaties. Tijdens een industriële top deze week legt Letta zijn lijvige rapport voor aan de Europese leiders.
Subsidieoorlog
Letta’s verslag is geen vrolijke lectuur. De Europese markt voldoet niet meer aan de realiteit van de 21e eeuw, klinkt het. Het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal is er wel in naam, maar in de praktijk ondervinden Europese bedrijven vaak het omgekeerde. Dat heeft zo zijn redenen: in naam van het nationale belang besloten de Europese lidstaten in de jaren tachtig om de energie-, telecommunicatie- en financiële sector nauwelijks of niet naar het Europese niveau te tillen. Die beslissing was destijds niet geheel onbegrijpelijk, aldus Letta, maar stremt de Europese markt vandaag zozeer dat ondernemingen voor China en de VS kiezen.
Neem bijvoorbeeld de biotechnologiesector: met ongeveer 16 procent van de totale Europese omzet doet die beloftevolle branche het in België erg goed – rondom Gent krioelt het van succesvolle biotechnologiebedrijven die voortvloeien uit universitair onderzoek.
Voor beloftevolle sectoren zoals ruimtevaart, kwantumcomputers en biotechnologie moet Europa de nationale regels snel harmoniseren.
Tot zover het goede nieuws, want zodra zulke ondernemingen doorgroeien en elders in de Unie willen uitbreiden, botsen ze op allerlei nationale regels over pakweg fiscaliteit, faillissementen en financiering. De gevolgen laten zich raden: de Vlaamse bedrijven besluiten om hun uitbreiding uit te stellen of doen dat slechts lokaal, maar dan alweer met Amerikaans risicokapitaal.
In plaats van die problemen met beide handen aan te pakken, is er in de nasleep van de coronapandemie, de energiecrisis en de Oekraïneoorlog een subsidieoorlog tussen de lidstaten ontstaan. Terwijl samenwerking nodig is, trachten de Europese hoofdsteden elkaar de loef af te steken. Voor België is dat laatste een kwalijke zaak: met onze hoge staatsschuld kunnen we het subsidietempo van onder meer Duitsland en Frankrijk niet volgen. De nieuwe Europese begrotingsregels bepalen bovendien dat België de vinger op de knip moet houden – naar verwachting wordt ons land binnenkort door Europa op de vingers getikt.
1000 miljard
In haar huidige vorm remt de Europese markt economische groei af in plaats van welvaart te stimuleren, schrijft Letta. Nochtans is die groei broodnodig om Europa door de digitale en groene transitie te loodsen, de Europese veiligheid te garanderen de Europese uitbreiding in goede banen te leiden. Ook De Croo stelt dat ‘de groene transitie ons de komende kwarteeuw jaarlijks ongeveer 1000 miljard euro zal kosten. Dat lukt niet als de Europese economie niet kan volgen.’ Niet toevallig lanceerde de premier vorig jaar zijn Industriële Deal op de dag dat hij een pauzeknop voor de Europese Green Deal bepleitte.
Volgens Letta liggen de oplossingen voor de hand. Met een Europese spaar- en kapitaalunie kunnen Europese burgers hun 33.000 miljard euro aan spaargeld gemakkelijker in Europese bedrijven investeren. Voor beloftevolle sectoren zoals ruimtevaart, kwantumcomputers en biotechnologie moet Europa de nationale regels snel harmoniseren. Europees onderzoek, innovatie en onderwijs hebben veel meer steun nodig – als het aan Letta ligt, vertrekt elke jongere vanaf zestien jaar binnenkort met een Erasmusbeurs naar het buitenland. En om onze veiligheid te versterken moet de Europese defensie-industrie dringend tot wasdom komen – de voorbije twee jaar bestelden de lidstaten maar liefst 80 procent van hun militair materieel buiten Europa.
‘Stilstand betekent achteruitgang. Zonder verdere integratie krijgen we verval’, waarschuwt Letta. Het doet denken aan de woorden van voormalig Belgisch premier Paul-Henri Spaak in de begindagen van de Europese samenwerking. ‘Als ons continent met de voeten sleept, dan stevenen we door ons eigen toedoen af op onherroepelijk verval’, schreef hij in 1955. Spaaks ideeën botsten aanvankelijk op veel verzet bij enkele collega’s, maar leidden twee jaar later wel tot de Europese Economische Gemeenschap, de basis van de Europese markt die van Europa decennialang een economische koploper maakte.
Afwachten of Letta dat kunstje voor de 21e eeuw kan herhalen.