Bert Bultinck
‘Snelle, maar weinig doordachte energiemaatregelen zullen ons begrotingstekort doen ontploffen’
Als we sommige waarnemers mogen geloven, dan zouden de Europese debatten over prijsplafonds en overwinsten wel eens langer kunnen duren dan de oorlog in Oekraïne zelf. Het grote nieuws dit weekend was het succes van het Oekraïense leger, dat erin geslaagd is de regio Charkiv in het noordoosten zo goed als volledig op de Russen te heroveren. De Litouwse minister van Buitenlandse Zaken, Gabrielius Landsbergis, triomfeerde: ‘Dit bewijst dat Oekraïners de Russen maanden geleden al uit het land hadden kunnen gooien, als ze vanaf dag één over het nodige materiaal hadden beschikt.’ Een columnist van de Britse krant The Telegraph ging helemaal in feestmodus: ‘Het is gedaan met Poetin.’
Hoe voorbarig die hoeraberichten ook mogen zijn, één ding staat vast: het Oekraïense leger heeft de afgelopen week meer terreinwinst geboekt in de oorlog met Rusland dan Europa in de strijd tegen de hoge energieprijzen. Geconfronteerd met burgers die de factuur niet meer kunnen betalen, wezen de Vivaldi-ministers in eigen land eerst collectief naar de Europese Unie. Nu sleept die Unie zelf met de voeten. Dat tijdverlies is jammer. Zelfs in het onwaarschijnlijke scenario dat de Russen binnenkort opnieuw goedkoop gas zouden leveren, mogen we eigenlijk niet meer op die fossiele toevoer rekenen. Het is niet dat het klimaatprobleem ondertussen in stilte is opgelost, wel integendeel.
Snelle, maar weinig doordachte energiemaatregelen zullen ons begrotingstekort doen ontploffen.
Politici worden zenuwachtig van de traagheid van de eigen beslissingsprocessen. Federaal energieminister Tinne Van der Straeten (Groen) stuurde eind vorige week een iets te geestdriftige tweet de wereld in, waaruit moest blijken dat er een akkoord was over een Europees prijzenplafond. Zo’n plafond betekent dat we gasleveranciers een maximumprijs aanbieden. In het voorstel van Van der Straeten zou het gaan om een vlottende maximumprijs, zodat we altijd net boven het bod van bijvoorbeeld Aziatische landen zouden blijven. Dat laatste moet ervoor zorgen dat de tankers naar Zeebrugge blijven varen.
Luttele uren later temperde onder meer de Duitse bondskanselier Olaf Scholz alweer het enthousiasme. Zo’n plafond, zei Scholz zonder te verwijzen naar de plannen van de energieministers, dreigt de energiebevoorrading in het gedrang te brengen. Dat was geen verrassing, want dat zegt Scholz al maanden. Op zijn vroegst over enkele weken zullen we weten of Duitsland, een cruciale speler, echt gewonnen is voor zo’n Europese maximumprijs, dynamisch of niet.
Dat het zo lang duurt, ligt onder meer aan ideologische meningsverschillen. Sommige landen hebben grotere problemen met overheidsinterventies dan bijvoorbeeld België of Italië. Niet alleen gaan Duitsland en Nederland, om maar die twee te noemen, liever voor nationale maatregelen, ze verkiezen ook kortingen op de factuur – zie de Belgische, Duitse en Britse energiepremies – boven een brutale marktinterventie via een prijsplafond. Een te laag plafond veroorzaakt bovendien andere problemen: als de prijs te veel wordt gedrukt, is de stimulans om minder te verbruiken weg. Dat werd de afgelopen maanden duidelijk in Spanje, waar de energieconsumptie piekte toen er een prijzenplafond werd ingesteld.
Het Oekraïense leger heeft meer terreinwinst geboekt tegen Rusland dan Europa in de strijd tegen de hoge energieprijzen.
Een slim prijzenbeleid combineert minstens vier doelstellingen. Ten eerste willen we snel ingrijpen, want burgers en bedrijfsleiders worden stilaan zeer nerveus. Ten tweede moet de interventie doeltreffend zijn. Een eenmalige energiepremie van 100 euro of een indexaanpassing van 10 procent is voor de hoogste inkomens overbodig, en voor de laagste inkomens een druppel op een hete plaat. Ten derde willen we het verbruik van fossiele brandstoffen flink afremmen. Het kan niet de bedoeling zijn om fossiele brandstoffen opnieuw zo goedkoop te maken dat iedereen weer morsig met energie omspringt. Ten slotte willen we de kosten voor de overheid onder controle houden.
Zeker in België is het weinig verrassend dat de vierde eis op dit moment het minst aandacht krijgt. Daar schuilt een gevaar in. Snelle, maar weinig doordachte maatregelen zullen ons – traditioneel grote – begrotingstekort doen ontploffen. Gezien de miljarden die we onlangs nog hebben uitgegeven om de pandemie te bestrijden, is dat een probleem.
Toch is het probleem minder groot dan sommige centrumrechtse partijvoorzitters denken. Tenminste: zolang het geld gebruikt wordt om de Belgen te ondersteunen die het echt nodig hebben, en alléén hen. Als de mensen die vandaag hun rekeningen wel kunnen betalen – dat is nog best een grote groep – solidair zijn met de mensen die het wel nodig hebben, dan kunnen we in één moeite sociale rampen vermijden, onafhankelijk worden van Poetin én de CO2-uitstoot gevoelig inperken. Dat zou pas een triomf zijn.