Na de zege van de socialisten in Portugal: waarom scoort links daar wel?
Sinds vorige week heeft de Partido Socialista een absolute meerderheid in het Portugese parlement. Wat is haar succesrecept?
Vijf jaar geleden verzuchtte president Marcelo Rebelo de Sousa al dat zijn premier aan ‘een chronische en lichtjes vermoeiende’ vorm van optimisme leed. Hij gaf zijn voormalige student aan de rechtenfaculteit van Lissabon de raad om de voetjes wat meer op de grond te houden. Sinds vorige week mag António Costa wel degelijk dromen. Met 117 van de 230 zetels behaalde de Partido Socialista (PS) een absolute meerderheid in het Portugese parlement. Zelfs de mythische PS-voorman Mário Soares, de eerste Portugese premier na de herinvoering van de democratie, behaalde nooit een absolute meerderheid. Als Costa zijn volgende ambtstermijn uitdient, wordt hij de langst zittende democratische premier aller tijden. In tijden waarin sociaaldemocratische partijen in veel Europese landen in de verdrukking zitten, is Portugal een zeldzaam succesverhaal.
In Portugal staat António Costa bekend als ‘ o político Duracell‘, de politicus die net als de welbekende batterij het eeuwige (politieke) leven lijkt te genieten. Nochtans begon zijn premierschap met een nederlaag. Bij de parlementsverkiezingen van 2015 was de centrumrechtse Partido Social Demócrata (PSD) ruim de grootste partij geworden. Maar toen de PSD er niet in slaagde een coalitie te vormen, rook Costa zijn kans. Met gedoogsteun van twee kleinere extreemlinkse partijen en de groenen slaagde Costa erin een minderheidsregering te vormen die de ambtstermijn uitdeed. Met die ongeziene kunstgreep – communisten en sociaaldemocraten hadden voordien nog nooit willen samenwerken – beloofde Costa een eind te maken aan de bezuinigingspolitiek. De hoogst ongewone en krakkemikkige constructie kreeg de spottende naam a geringonça, wat zoveel betekent als ‘de rammelbak’.
Links hoeft in Portugal geen idiote discussies aan te gaan of iets al dan niet woke is.
Alexandre Afonso, Universiteit Leiden
Maar tegen alle verwachtingen in reed de gedoogconstructie de rit uit. Ondanks de vele politieke handigheidjes, achterkamerakkoordjes en voluntarisme toonde Costa zich een behoorlijk competente bestuurder. Vooral de enorm succesvolle vaccinatiecampagne – Portugal is het meest gevaccineerde land van Europa – bezorgde hem het nodige krediet. In 2019 benaderde de PS al de absolute meerderheid, waardoor Costa niet langer met alle linkse partijtjes akkoorden hoefde te sluiten, en sinds vorige week heeft hij zelfs een absolute meerderheid. Zowel in 2019 als in 2022 ging de vooruitgang van de PS gepaard met verlies bij de linkse gedoogpartijen. Alexandre Afonso, politoloog aan de Universiteit Leiden, vergelijkt Costa’s aanpak met die van François Mitterrand in de jaren tachtig. ‘António Costa is erin geslaagd zijn medestanders te kannibaliseren’, zegt Afonso. ‘Onder druk van zijn gedoogpartners heeft hij het minimumloon en de pensioenen verhoogd. Om dat te betalen, heeft hij bespaard in de publieke sector. Toen de linkse gedoogpartijen hem daarin niet meer wilden steunen en de regering lieten vallen, heeft hij ze simpelweg afgeschud.’
Versplintering op rechts
Sinds de herinvoering van de democratie in 1975 is de Portugese politiek in essentie een tweestrijd tussen de sociaaldemocratische Partido Socialista en de Partido Social Demócrata, die verwarrend genoeg niet sociaaldemocratisch maar centrumrechts is. In aanloop naar de verkiezingen duidden de peilingen op een nek-aan-nekrace tussen de PS en de PSD. ‘Die goede peilingen van de PSD hebben Costa geholpen’, zegt Bruno Gonçalves Bernardes, politoloog aan het Observatório Político in Lissabon. ‘Daardoor leek het alsof de PSD kans maakte om de verkiezingen te winnen. Costa kon zichzelf presenteren als de “nuttige stem”, omdat hij de enige was die een rechtse regering kon voorkomen. Op die manier is hij erin geslaagd om vooral stemmen bij kleinere linkse partijen weg te nemen.’
Het speelt de PS ook in de kaart dat in Portugal vooral de rechterzijde versplinterd is. Tot voor kort had Portugal geen extreemrechtse partij. Maar sinds de opkomst van Chega (‘Genoeg’), een afsplitsing van voormalig PSD-parlementslid en voetbalcommentator André Ventura, hebben kiezers aan de rechterzijde meer keuze. Voorlopig lijkt Chega, sinds afgelopen week de op twee na grootste partij, vooral bij de PSD kiezers weg te halen. ‘De opkomst van Chega zorgt voor een dubbel probleem’, zegt Gonçalves. ‘Chega haalt stemmen weg bij de PSD, maar zorgt ook voor een strategisch probleem. Om een rechtse regering te vormen, zou de PSD een coalitie moeten vormen met Chega, wat voor veel Portugezen onaanvaardbaar is. Ook dat speelt in het voordeel van de PS.’
Costa slaagt erin het debat te sturen in de richting van de onderwerpen waarop mensen de sociaaldemocraten vertrouwen.
Er zijn ook structurele redenen die linkse partijen in Portugal bevoordelen. Uit Europees onderzoek blijkt dat 91 procent van de Portugezen het idee steunt dat de overheid inkomens- ongelijkheid moet aanpakken, het hoogste percentage van de hele EU. In verhouding met West-Europese landen als België of Nederland behoren veel Portugezen nog altijd tot het klassieke linkse doelpubliek. Slechts 55 procent van de Portugese beroepsbevolking heeft een diploma secundair onderwijs. Ondanks de recente verhogingen bedraagt het Portugese minimumloon nog altijd maar 705 euro per maand. ‘Daardoor gaat het politieke debat veel meer over klassieke linkse economische thema’s’, zegt Afonso. ‘Het arbeiderspubliek is in Portugal gewoon veel groter dan in landen als Nederland of België. In zekere zin is de PS nog steeds een klassieke Europese sociaaldemocratische partij uit de jaren negentig. Maar waar het doelpubliek in de meeste westerse landen de voorbije decennia is afgenomen, is het in Portugal nog altijd even groot.’
Geen cultuuroorlog
Het helpt ook dat in Portugal de trom der cultuuroorlog vooralsnog nauwelijks roffelt. Migratie is in Portugal bijvoorbeeld geen politiek onderwerp. Het extreemrechtse Chega spreekt vooral kwaad over de Roma, een gemeenschap die al eeuwen in Portugal aanwezig is. De recentere migratiegolven uit de voormalige kolonies en uit Oost-Europa blijven opmerkelijk genoeg buiten schot. Dat politieke klimaat speelt de PS ongetwijfeld in de kaart. ‘Links hoeft in Portugal geen idiote discussies aan te gaan of iets al dan niet woke is’, zegt Afonso. ‘Dat is gedeeltelijk de verdienste van de Partido Socialista. Costa slaagt erin het debat te sturen in de richting van de onderwerpen waarop mensen de sociaaldemocraten vertrouwen: het minimumloon, arbeidsvoorwaarden, gezondheidszorg. Hij snapt dat hij er geen voordeel bij heeft om andere onderwerpen aan te snijden.’
Het is maar de vraag hoelang dat voordelige klimaat in stand blijft. Op lange termijn is de opkomst van Chega zowel voor de PS als de PSD een probleem, voorspelt Gonçalves. ‘Chega profileert zich ook op linkse thema’s zoals betaalbaar wonen en de sociale zekerheid, waar Portugal met structurele problemen kampt. De komende jaren zal de PS daarin moeten investeren, terwijl Portugal nog steeds moet voldoen aan de regels die Europa oplegt, en daardoor dus weinig manoeuvreerruimte heeft.’ Bovendien probeert Chega – voorlopig nog zonder uitslaand succes – de cultuurkamp ook in Portugal te voeren. ‘Voor links is dat de voornaamste bedreiging’, zegt Afonso. ‘Het zijn discussies die de linkerzijde alleen maar kan verliezen.’
António Costa
– 1961: geboren in Lissabon
– Studie: rechten
– 1997: minister van Parlementaire Zaken
– 1999-2002: minister van Justitie
– 2002-2004: fractievoorzitter PS
– 2004-2005: Europees Parlementslid
– 2005-2007: minister Binnenlandse Zaken
– 2007-2015: burgemeester van Lissabon
– 2015-vandaag: premier
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier