Leggen de eurosceptici binnenkort de Europese Commissie lam?
De opmars van nationalistische en eurosceptische partijen dreigt de werking van de Europese Commissie in het gevaar te brengen. ‘Het zou me niet verbazen moest die haar werkzaamheden moeten uitstellen.’
Naar aanloop van de Europese Parlementsverkiezingen wordt veel aandacht besteed aan de mate waarin nationalistische en eurosceptische partijen de Europese bühne zullen veranderen. Daarbij wordt vooral – en soms met enige zin voor overdrijving – gekeken naar het Europese Parlement. Maar ook in de nieuwe Europese Commissie dreigen er de komende maanden moeilijkheden, nu tal van anti-Europese regeringen een nieuwe eurocommissaris moeten afvaardigen. ‘Het zou me niet verbazen moest de Commissie de werkzaamheden moeten uitstellen’, licht professor Europese Politiek Steven Van Hecke (KU Leuven) toe.
Benoeming
Sinds het Verdrag van Maastricht in 1992 bedraagt de termijn van de Europese Commissie niet langer vier, maar wel vijf jaar. Dat heeft ervoor gezorgd dat de bestuursperiodes van het Europees Parlement en de Commissie al een kleine dertig jaar zo goed als samenvallen. Daar zijn heel wat procedurele redenen toe. Een van de eerste taken van het Europees Parlement bestaat er namelijk uit om de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie – die door de lidstaten wordt voorgedragen – aan te duiden.
Als de eurosceptische regeringen stuk voor stuk een dogmatische en balsturige kandidaat-commissaris afvaardigen, dreigt een ware machtsstrijd met het Europees Parlement.
Vervolgens begint de kersverse Commissievoorzitter in overleg met de lidstaten aan de samenstelling van een college van commissarissen. De nationale regeringen dragen een kandidaat voor die door de voorzitter een portefeuille toebedeeld krijgt. Van de commissarissen wordt echter verwacht dat ze niet de belangen van hun lidstaat, maar wel die van de Europese Unie in haar geheel vertegenwoordigen. Bij de inauguratie moet zo’n afgevaardigde daarom een eed van onafhankelijkheid afleggen voor het Europees Hof van Justitie in Luxemburg.
Om eventueel euvel te voorkomen legt het Europees Parlement de kandidaat-commissarissen op voorhand op de rooster. Dat is een van de informele verworvenheden die het Europees Parlement in een interinstitutionele machtsstrijd met de Commissie heeft afgedwongen. Bovendien moet het de democratische legitimiteit van de Commissie verhogen, aangezien de Europarlementsleden wel rechtstreeks verkozen worden. Eenmaal voorgedragen, moeten de kandidaat-commissarissen stuk voor stuk hun kennis, ervaring en visie op de toegewezen portefeuille toelichten in het Europees halfrond. Het Parlement beslist vervolgens met een gewone meerderheid of een kandidaat al dan niet bekwaam is voor de functie.
Wanneer het Parlement niet overtuigd is van een of meerdere kandidaten, moet de voorzitter op zoek naar een nieuwe samenstelling. Dat kan door iemand te vervangen of door een geweigerde kandidaat een andere portefeuille toe te kennen. Uiteindelijk moet het Europees Parlement ook haar formele goedkeuring geven voor de voltallige Commissie. ‘Voor het Europees Parlement is dit een absolute principekwestie. Op die manier wil het halfrond aantonen dat het iets in de pap te brokken heeft’, zegt Van Hecke.
Soms loopt het fout
In het verleden liepen de spanningen tussen het Europees Parlement en de Commissie meermaals hoog op. Na een resem corruptieschandalen dreigde het Europees Parlement er in 1999 mee om de voltallige Commissie wandelen te sturen met een motie van wantrouwen. Toenmalig voorzitter Jacques Santer zag de bui al hangen en besloot daarom om de eer aan zichzelf te houden, al bleef zijn Commissie in de praktijk wel aan het roer.
Ook in 2004 waren er strubbelingen toen het Europees Parlement de kandidaturen van de Italiaan Rocco Buttiglione en de Letse Ingrida Udre naar de prullenmand verwees. Die eerste had verklaard dat homoseksualiteit een zonde was en alleenstaande moeders geen gedegen opvoeding konden verzorgen. Udre was op haar beurt in opspraak gekomen wegens illegale campagnefinanciering.
Vijf jaar later liep het opnieuw fout toen de Bulgaarse Rumiana Jeleva werd voorgedragen als eurocommissaris voor Internationale Samenwerking. De voormalige minister van Buitenlandse Zaken hield er dubieuze financiële belangen op na en kon tijdens haar verdediging – in hoogst gebrekkig Engels – onvoldoende bekwaamheid tonen om de portefeuille vijf jaar lang naar behoren in te vullen.
Het Europees Parlement heeft de afgelopen vijftien jaar haar tanden laten zien en zal daar niet voor willen onderdoen.
In 2014 was Alenka Bratusek het slachtoffer van dienst. Tegen het einde van haar premierschap had Bratusek – bij wijze van carrièreplanning – zichzelf voorgedragen als kandidaat-vicevoorzitter van de Commissie. Maar die vorm van zelfbevlekking werd door het Parlement niet gesmaakt. Het Parlement gaf haar een onvoldoende en de Sloveense werd vervangen door een landgenote.
Eurosceptici
In het verleden verliepen de evaluaties dus niet altijd even vlot. Maar ditmaal dreigt de benoemingsronde tot ongekende problemen te leiden. Onder impuls van de verscheidene crises zwaaien vandaag de dag namelijk tal van eurosceptische partijen de plak – al varieert de aard van die scepsis vanzelfsprekend van partij tot partij en land tot land. Enkele van die partijen maken pas sinds kort deel uit van de regering en hebben in 2014 hun stempel dus niet kunnen drukken op de benoeming van de eurocommissaris uit hun land.
Zo is de regeringspartij Recht en Rechtvaardigheid (PiS) sinds 2015 aan de macht in Polen. Onder impuls van de PiS kijkt het land intussen tegen een resem inbreukprocedures aan van de Europese Commissie omdat het zich weigert te schikken naar de Europese Verdragen. In Italië staan de eurosceptische Lega en de Vijfsterrenbeweging intussen ruim een jaar aan het roer. Hoewel de Italiaanse regering wordt geleid door een technocratische compromisfiguur, maakt hard euroscepticisme bij Matteo Salvini en co. onverwijld deel uit van de dagelijkse retoriek.
De Polen en Italianen krijgen in hun euroscepticisme gezelschap van de Deense Volkspartij en de Oostenrijkse Vrijheidspartij (FPÖ). De Deense Volkspartij is sinds 2015 de grootste regeringspartij en heeft meermaals aangekondigd dat ze de Europese Unie wil verlaten wanneer de brexit goed en wel is afgerond. De radicale anti-Europese FPÖ, die liefst van al een Auxit wil, is op haar beurt sinds 2017 junior partner in de regering van de meer gematigde Volkspartij (ÖVP) van Bondskanselier Sebastian Kurz.
Nationalistische en eurosceptische regeringen kunnen de strijd met het Europees Parlement voor binnenlandse politieke doelen uitbuiten.
Daarnaast zijn er ook nog enkele regeringspartijen in lidstaten waarvan de anti-Europese houding de afgelopen jaren aanzienlijk verscherpt is. De Hongaarse regeringspartij Fidesz van premier Viktor Orban is stilaan een paria geworden binnen de Europese Unie omdat die de rechtstaat in zijn land consequent blijft ondergraven. En dan zijn er natuurlijk nog de Britse conservatieven, wiens houding jegens de Unie er de afgelopen jaren niet bepaald positiever op is geworden.
Lidstaten versus parlement?
Als de eurosceptische regeringen stuk voor stuk een dogmatische en balsturige kandidaat-commissaris afvaardigen, dreigt een ware machtsstrijd tussen het nationale niveau en de Europese parlementsleden. Die laatsten zullen niet zomaar bereid zijn om eender wie carte blanche te geven. ‘Het Europees Parlement heeft de afgelopen vijftien jaar haar tanden laten zien en zal daar niet voor willen onderdoen. De zwakste schakels zullen eraan moeten geloven’, aldus Van Hecke.
De vraag is echter hoe zulke eurosceptische regeringen daarop zullen reageren. ‘Ofwel houden ze rekening met de procedure en vaardigen ze een gematigde kandidaat af. Maar het is evenzeer mogelijk dat de lidstaten zullen stijgeren wanneer hun kandidaat wordt geweigerd. Ze kunnen dat voorval gebruiken om hun kritiek op de Unie nog meer kracht bij te zetten’, zegt Van Hecke. Met andere woorden kunnen de nationalistische en eurosceptische regeringen de strijd met het Europees Parlement voor binnenlandse politieke doelen uitbuiten. In dat laatste geval lijken we vertrokken voor een stevige confrontatie en zal de Commissie de werkzaamheden pas een pak later kunnen starten.
Primeur?
Toch is het niet uitgesloten dat enkele eurokritische kandidaten de lakmoesproef zullen doorstaan. In 2014 werd de Hongaar Tibor Navracsics benoemd ondanks het feit dat hij als vicepremier in de regering-Orban enkele bedenkelijke grondwetswijzigingen mee had doorgevoerd. Hoewel Navracsics al bij al nog relatief gematigd is, bedeelde Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker hem bij wijze van signaal slechts een onbelangrijk geachte post toe. Bovendien werd deelverantwoordelijkheid ‘Burgerschap’ veelbetekenend aan een andere commissaris werd overgedragen.
Navracsics liet zich echter niet zomaar kisten. Bij een nationaal referendum stemde hij tegen een verplicht spreidingsplan voor migranten uit Italië (een voorstel dat nota bene van de Europese Commissie kwam, nvdr.). Zijn sociaaldemocratische concullega’s zagen daarin het bewijs dat Navracsics de belangen van zijn eigen regering boven die van de Unie plaatste. Ze vroegen Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker om zijn ontslag, maar hun eis viel op een koude steen.
Nu brengt één tegendraadse eurocommissaris niet de werking van de gehele commissie niet per se in het gedrang. Maar wanneer er de komende bestuursperiode meerdere topambtenaren uit dat hout gesneden zijn, mag de Europese Commissie zich de komende vijf jaar aan een hobbelig parcours verwachten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier