Jonathan Holslag
‘Winkeltje spelen met spulletjes die elders gemaakt worden volstaat niet om een economie overeind te houden’
Al een tijdje waarschuw ik voor moeilijke tijden op de wereldmarkt. Het laatste jaar valt het me op dat veel bedrijfsleiders nu zelfs bezorgder zijn dan ikzelf. Vorige week nam ik bijvoorbeeld deel aan een bijeenkomst van de chemische sector. Ruim een derde van de productiecapaciteit blijkt er plat te liggen. Na enkele grote investeringen in Europa staan er nu amper nog projecten op stapel. In steeds meer industriële sectoren denken ze aan bezuinigingen.
De politici lijken wakker geschoten. Eerder dit jaar kwamen ze samen op een grote industriële top in Antwerpen. Het klonk toen eensluidend dat Europa de industrie opnieuw ernstig moest nemen en dat er een nieuw evenwicht tussen groei en duurzaamheid dient te komen. De vraag die mij dan bekruipt, als ik die lachende leiders rond de vingerhapjes zie dansen, is of het deze keer echt menens is.
Het is immers niet de eerste keer dat politieke leiders in de aanloop naar Europese verkiezingen en een nieuwe stoelendans van lucratieve postjes in Brussel beloven de industrie een duw te geven. In 2014 beloofden ze om een Industrieel Compact door te duwen. In 2019 lanceerden Frankrijk en Duitsland een manifesto voor een industrieel beleid. De Europese Commissie trok toen al de eerste krijtlijnen van de latere Green New Deal.
Europa roept dus eigenlijk al tien jaar dat het de industrie wil verstevigen. De grote uitdagingen zijn ook al tien jaar zichtbaar: Chinese concurrentievervalsing, een hardere Amerikaanse economische politiek, klimaatopwarming en desinteresse voor de industrie bij de Europese burger. Maar ondanks de grote verklaringen kwam er van een industriepolitiek weinig terecht. China en Amerika halen ons in een verschroeiend tempo in. Veel bedrijven hier kijken de kat uit de boom.
Het belangrijkste gebrek van het huidige voluntarisme is dat het pretendeert een industriepolitiek te kunnen voeren zonder pijnlijke ingrepen. Een eerste ingreep is dat geen enkele vorm van industriepolitiek in Europa kan slagen zonder de handschoen op te nemen tegen het economisch nationalisme van onze twee grootste handelspartners. Dat betekent welhaast zeker een handelsoorlog en daar zijn deze leiders mentaal niet klaar voor.
Het grootste obstakel is dat deze leiders de doorsnee-Europeaan niet in duidelijke bewoordingen durven te confronteren met het feit dat winkeltje spelen met spulletjes die elders gemaakt worden niet volstaat om een economie overeind te houden. Vergeet een duurzame industriële wedergeboorte in Europa zolang politici de confrontatie met die illusie niet aangaan.
Lees ook:
– Vraag naar eigen defensie-industrie neemt toe in Europa: wat betekent dit voor FN Herstal?
– ‘Ursula von der Leyen maakt de Europese markt kapot’
– ‘De twijfel over groene investeringen is catastrofaal voor Europa’
– Chinese groeicijfers weinig indrukwekkend: ‘We moeten in Europa het geweer van schouder veranderen’