Hongaarse holebiactiviste: ‘Jongeren snappen niet waarom de regering zo geobsedeerd is door de homobeweging’
‘Orban stelt dat lgbt-activisten en pedofielen hetzelfde zijn, omdat ze allebei kinderen kwaad doen. Wat Fidesz doet, is een volslagen achterhoedegevecht.’ Een gesprek met Dorottya Redai, de Hongaarse holebiactiviste die dit jaar de Burgerschapsprijs ontvangt.
Dorottya Redai heeft niet onmiddellijk plannen. ‘Ik hoop dat ik binnenkort even kan uitblazen’, vertelt ze, met een glimlach, aan het einde van ons gesprek. ‘De voorbije twee jaar waren ontzettend druk. Het is best vermoeiend om een bestseller uit te brengen.’
En of Redai de voorbije jaren druk bezig is geweest. Als vooraanstaande genderacademicus en lgbt-activiste stond ze bijna voortdurend op de barricaden. Redai is de drijvende kracht achter de Hongaarse holebiorganisatie Labrisz Lesbian Association, die sinds 1991 culturele activiteiten en workshops organiseert. In het Hongarije van Viktor Orban worden dergelijke ngo’s ongeveer staatsgevaarlijk geacht. Orban beschuldigt lgbt-activisten als Redai ervan dat ze het traditionele gezin proberen te vernietigen en de jeugd vergiftigen met hun denkbeelden. Het Hongaarse regime ziet de holebibeweging als een soort wereldwijde samenzwering die erop gericht is Hongarije ten gronde te richten.
Kinderen hoeven niet van het kwade afgeschermd te worden. In het echte leven worden ze dat ook niet.
De grootste bedreiging voor de onbezoedelde Hongaarse jeugd kwam vorig jaar blijkbaar van… een sprookjesboek. ‘Eigenlijk was ons sprookjesboek een oplossing voor een praktisch probleem’, vertelt Redai. ‘Wij geven met Labrisz al jaren lessen en workshops over lgbt in het secundair onderwijs, maar we merkten dat we geen methodologie hadden voor gesprekken op lagere scholen. We zochten dus naar een manier om kinderen te tonen dat er iets anders bestaat dan heteroseksualiteit. Toen bedachten we dat sprookjes eigenlijk de ideale manier waren om over diversiteit te praten.’
De oplossing van het probleem werd Sprookjesland is van iedereen, een sprookjesboek waarin een bonte verzameling auteurs tal van klassieke sprookjes en volksvertellingen in een moderner, inclusiever jasje stopten. In Sprookjesland is van iedereen heet Sneeuwwitje bijvoorbeeld Bruinblosje. Assepoester is niet langer een aan lager wal geraakt meisje, maar een jongen van Roma-afkomst die finaal de prins aan de haak slaat. Redai benadrukt dat het ‘geen lgbt-boek’ is. ‘Het gaat over alle mogelijke vormen van discriminatie en misbruik. Het is een manier om met jonge kinderen een gesprek te beginnen over moeilijke onderwerpen.’
Sprookjesland is van iedereen veroorzaakte een ongeziene controverse. Dora Duro, een parlementslid voor de extreemrechtse Mi Hazank Mozgalom (Beweging voor ons Thuisland), haalde tijdens een persconferentie een exemplaar door de papierversnipperaar. Viktor Orban gebruikte het boek als voorwendsel om de duimschroeven aan te draaien. In juni van vorig jaar nam het Hongaarse parlement een ‘antipropagandawet’ aan waardoor het nu verboden is om in Hongaarse scholen over homoseksualiteit en geslachtsoperaties te spreken.
Ironisch genoeg stuwde die controverse de verkoopcijfers van het boek de hoogte in. De eerste 1500 exemplaren, die Redai over een periode van twee jaar hoopte verkocht te krijgen, waren in een oogwenk weg. Ook de tweede druk (15.000 exemplaren) was in enkele dagen uitverkocht. In 2021 zette het Amerikaanse tijdschrift Time Magazine Redai op zijn lijst van honderd meest invloedrijke mensen van het jaar. Op 15 november mag ze het Europees Parlement toespreken, een dag later ontvangt ze de Burgerschapsprijs vanwege de Stichting P&V.
Redai voelt zich lichtjes onwennig bij zo veel lofbetuigingen. ‘Burgerschap staat voor mij gelijk aan activisme’, zegt Redai. ‘Het is je steentje bijdragen om de gemeenschap waarin je woont beter te maken. Dat is mijn drijfveer: ik ben ervan overtuigd dat Hongarije beter wordt als er meer tolerantie is voor diversiteit.’
Waarom wilde u net met sprookjes aan de slag gaan?
Dorottya Redai: Als je er over nadenkt, hebben sprookjes eigenlijk nauwelijks niet-traditionele personages. Het gaat altijd over blonde prinsen die verliefd worden op witte prinsessen. Wie niet heteroseksueel is en niet tot de witte middenklasse behoort, heeft niemand met wie hij zich kan identificeren. Een van onze verhalen gaat bijvoorbeeld over een konijn met drie oren. Eerst wordt hij gepest, maar aan het einde van het verhaal is hij wel degene die het bos redt omdat hij als enige hoort dat het in brand staat. Dat is een verhaal waarin kinderen met een fysieke handicap zich kunnen herkennen.
Waarom moeten sprookjes inclusief zijn?
Redai: Voor ons zijn sprookjes een middel om moeilijke onderwerpen bespreekbaar te maken. Een van de sprookjes gaat over kinderverwaarlozing en huiselijk geweld. Dat zijn onderwerpen die je in het lager onderwijs niet gemakkelijk kunt behandelen. Zeker leerkrachten die weinig voeling hebben met het onderwerp, vinden dat moeilijk. Voor kinderen die echt een traumatiserende gebeurtenis hebben meegemaakt, kan het een manier zijn om het bespreekbaar te maken.
Het boek heeft best gruwelijke passages. In jullie adaptatie van Hans en Grietje wordt het kindje van de heks opgegeten door ratten.
Redai: Op dat verhaal hebben we inderdaad het meeste commentaar gekregen. Veel lezers vinden dat te gruwelijk voor kinderen. Maar ik vind dat het kan. Sowieso zitten sprookjes vol traumatiserende gebeurtenissen. Sneeuwwitje wordt vergiftigd door haar eigen stiefmoeder! Hoe erg is dat? (op dreef) De middeleeuwse versie van sprookjes waren nog een stuk erger. In de originele versie van Doornroosje bedrijft de prins necrofilie met de slapende prinses. Dan valt het in ons boek nog wel mee.
Waarom vindt u het belangrijk dat kinderen via jullie sprookjes in contact komen met zulke traumatiserende gebeurtenissen?
Redai: Omdat kinderen nu eenmaal gruwelijke dingen meemaken. Kinderen hoeven niet van het kwade afgeschermd te worden. In het echte leven worden ze dat ook niet. Veel kinderen maken erge dingen mee. Laten we kinderen vooral niet onderschatten.
Dezelfde politici die zeggen dat homoseksualiteit pervers is en dat onze kinderen beschermd moeten worden tegen homoseksuele propaganda, weigeren te erkennen dat kindermisbruik zich vooral in ‘traditionele’ gezinnen voordoet. Kindermisbruik gebeurt doorgaans niet door mannen in een lange grijze regenjas of door homoseksuelen, maar door familieleden. Dát is pas traumatiserend. Niet elk kinderleven is een pretje.
Hoe verklaart u die obsessie van Fidesz, de partij van premier Viktor Orban, met de lgbt-beweging?
Redai: Autoritaire regimes hebben er alle belang bij om seksualiteit te controleren. Fundamenteel zien ze de samenleving als een soort geheel waarin iedereen op elkaar moet lijken en niemand van de norm mag afwijken. En er zijn weinig dingen die ons meer binden dan seksualiteit. Als je toelaat dat mensen ‘afwijkend’ seksueel gedrag vertonen, creëer je ook de mogelijkheid voor mensen om politiek afwijkend gedrag te vertonen.
Volgens het regime zijn lgbt-activisten zoals u een bedreiging.
Redai: Iemand als Orban maakt er geen geheim van dat hij lesbische vrouwen eigenlijk geen vrouwen vindt. Het hele regime is doordrongen van het idee dat ‘échte vrouwen’ zich aan de voeten van de man horen te werpen en zo veel mogelijk kinderen moeten baren. Het zit in alles: in het sociaal beleid, in het onderwijs, in de gezondheidszorg. Het is de kernideologie van deze regering.
Het Orbanregime voert een regelrechte kruistocht tegen genderstudies, uw vakgebied. Waarom vindt het genderstudies zo gevaarlijk?
Redai: Omdat het een coherente theorie is die de almacht van het patriarchaat ter discussie stelt. Het is een wetenschap die het wereldbeeld ondergraaft dat Fidesz wil opleggen. Conservatieve bewegingen als Fidesz zijn geobsedeerd door het traditionele kerngezin: vader, moeder en zo veel mogelijk kinderen. Ze proberen ‘de familie’ te redden – wat uiteraard niet lukt. Orban stelt dat lgbt-activisten en pedofielen hetzelfde zijn, omdat ze allebei kinderen kwaad doen. Het is een tevergeefs antwoord op de snelle en radicale manier waarop gender de voorbije decennia is veranderd. Wat Fidesz doet, is een volslagen achterhoedegevecht.
Als je toelaat dat mensen “afwijkend” seksueel gedrag vertonen, creëer je ook de mogelijkheid om politiek afwijkend gedrag te vertonen.
Had u verwacht dat Fidesz zo hard zou reageren op uw boek?
Redai: Laten we niet doen alsof ons boek die wetten heeft veroorzaakt. Dat was al een hele tijd het plan, het boek was gewoon de toevallige aanleiding om die plannen door te duwen. Orban heeft de adoptiewet aangepast zodat alleen getrouwde koppels nog mogen adopteren, homokoppels komen dus niet langer in aanmerking. Wij kunnen met Labrisz geen lessen of workshops meer geven aan minderjarigen, omdat we ons moeten registreren bij de overheid. Maar er bestaat, een jaar later, nog altijd geen registratiesysteem. Daardoor zijn we nu niet meer welkom op scholen, omdat ze bang zijn om de wet te overtreden.
In welke mate is homofobie een fenomeen dat losstaat van de Fidesz-partij?
Redai: Het is een misverstand dat Hongarije altijd al een uitzonderlijk homofoob land was. Zoals in veel landen was er lange tijd uiteraard een maatschappelijk taboe. Tijdens het communisme gebruikte het regime homoseksualiteit om informanten te rekruteren. Mannen die homoseksuele betrekkingen hadden, werden afgeperst en moesten rapporteren aan de geheime dienst. Maar tegelijk werd homoseksualiteit in 1961 al uit de strafwet gehaald. Toen Hongarije toetredingsgesprekken voerde met de Europese Unie, kregen homoseksuelen zelfs het recht om een samenlevingscontract af te sluiten. Die verworvenheden probeert Fidesz nu allemaal terug te draaien.
Fidesz staat vooral sterk in de rurale gebieden. Manifesteert homofobie zich vooral buiten de steden?
Redai: Het voornaamste verschil is generationeel. De generatie boven de veertig – de mijne – heeft het over het algemeen nog altijd moeilijk met homoseksualiteit. Opmerkelijk genoeg is de aanvaarding van homoseksualiteit niet het grootst in Boedapest, maar in de kleine en middelgrote steden. Dat komt omdat er in die steden een sterkere gemeenschap is. In zulke steden zijn er best wel wat mensen die een vriend, een buur of een collega hebben die homoseksueel is. Dat is cruciaal voor aanvaarding. (grinnikt) Een vriendin uit Szeged kwam enkele jaren geleden uit de kast, en binnen de zes maanden wist de hele stad het.
Maakt u zich zorgen over de invloed van Fidesz op de Hongaarse jeugd?
Redai: Eigenlijk is er best veel tolerantie bij de Hongaarse jeugd. Toen we tien à vijftien jaar geleden op scholen gingen spreken, kregen we soms de opmerking dat homoseksualiteit vies is en dat homoseksuelen gedood moeten worden. Dat gebeurt nu niet meer. Jongeren zijn vandaag veel toleranter geworden. Homoseksualiteit is niet echt een issue meer. Tegenwoordig kennen jongeren de verschillende categorieën – lesbisch, queer, aseksueel – beter dan wijzelf. Ik hoorde gisteren nog twee tieners op de bus kletsen over de operatie van een transgender klasgenootje. Ze vonden dat de normaalste zaak van de wereld. Hongaarse jongeren snappen echt niet waarom de regering zo geobsedeerd is door de homobeweging.
Homoseksualiteit bestaat zelfs binnen Fidesz. Eind 2020 was er een schandaal omdat Europees Parlements- en Fidesz-lid Jozsef Szajer in Brussel betrapt werd toen hij in volle lockdown een homoseksfeest bijwoonde. Was dat voor u een verrassing?
Redai: O nee, er zijn geruchten – en u weet hoe dat gaat met geruchten – dat heel wat vooraanstaande Fidesz-leden homoseksueel zijn. Van Szajer wist ik het al langer: ik heb met zijn broer in de klas gezeten. (zucht) Wat kan ik zeggen? Szajer maakte de fout om op het verkeerde moment naar een lockdownfeestje te gaan. En hij maakte de ongelukkige keuze om (probeert haar lach in te houden) via de regenpijp te vluchten toen de politie binnenviel. Szajer was een stichtend lid van de partij, en toch is hij de dag nadien aan de deur gezet. Voor Fidesz is homoseksualiteit een ontoelaatbare fout.
Heeft de holebibeweging overwogen om hem hulp aan te bieden?
Redai: Iedereen mag zijn seksualiteit beleven op de manier die hij wil, zelfs Jozsef Szajer. Maar hij heeft ons niet om hulp gevraagd. U zal wel begrijpen dat er in de lgbt-gemeenschap weinig medelijden was. Szajer is de auteur van de meest homofobe delen van de grondwet. Dat je als homoseksueel je carrière bouwt op het discrimineren van homoseksuelen, is voor mij onbegrijpelijk.
Electoraal gezien blijft Fidesz wel almachtig.
Redai: Daar ben ik het niet helemaal mee eens. Tijdens de parlementsverkiezingen in april heeft Fidesz geprobeerd om een referendum te houden over de ‘propagandawet’. Dat referendum stond vol vileine, ongeldige vragen als: steunt u het promoten van geslachtsveranderingstherapie voor minderjarige kinderen? Dat is een vraag waarop je niet kúnt antwoorden, omdat dat uiteraard niet gepromoot wordt in Hongaarse scholen. Dankzij onze campagnes hebben 1,6 miljoen Hongaren ongeldig gestemd voor dat referendum. Zo waren er niet genoeg stemmen en is het niet aangenomen. Dat is een grote overwinning. Het toont dat we onze rechten niet zomaar laten wegnemen.
Tien jaar geleden kregen we op scholen soms de opmerking dat homoseksualiteit vies is. Dat gebeurt nu niet meer.
Bij de verkiezingen zelf behaalde Fidesz eens te meer een absolute meerderheid.
Redai: Helaas. Fidesz heeft in 2012 een heel manipulatieve kieswet doorgevoerd. Daardoor hebben de rurale gebieden een veel hoger stemgewicht dan de steden. De bevolking in de rurale gebieden informeert zich exclusief via publieke media, en die zijn allemaal stevig in handen van Orban. Hoe slecht hun leven er ook voor staat: ze stemmen altijd voor Fidesz.
Door die kieswet moest de oppositie een coalitie vormen, en dat werkte gewoon niet. Peter Marki-Zay, de oppositiekandidaat, deed het tijdens de campagne ook enorm slecht. Veel mensen zijn uiteindelijk niet gaan stemmen. Finaal hebben de oppositiepartijen samen minder stemmen behaald dan toen ze afzonderlijk opkwamen.
Marki-Zay was ook niet echt pro-lgbt.
Redai: Hij zei van wel, maar het is duidelijk dat hij een zoveelste patriarchale conservatief was. Als lesbische, toch wel zeer linkse activiste, had ik bij de laatste verkiezingen dus de keuze tussen Viktor Orban en een witte conservatief met zeven kinderen. Ik heb uiteraard mijn neus dichtgeknepen en tegen Orban gestemd, maar echt gelukkig word ik daar uiteraard niet van.
En toch verliest u de hoop niet?
Redai: We moeten de ideologie van Fidesz blijven bestrijden. En tegelijk denk ik weleens: hoelang kan dit nog duren? (zucht) Ik ben amper 49, en ik heb al tegen twee autoritaire regimes moeten strijden. Give me a break.
Op 16 november ontvangt Dorottya Redai in Brussel de Burgerschapsprijs van de Stichting P&V.
Dorottya Redai, Sprookjesland is van iedereen, Matan Publishers, 218 blz., 17,95 euro.
Dorottya Redai
– 1973 geboren in Boedapest
– Studeert Engelse taal- en letterkunde aan de Eotvos Loranduniversiteit (1992-1999) en gender studies aan de Central European University (2002-2003)
– 2004 gaat werken voor de Labrisz Lesbian Association
– 2008-2015 doctoreert in de comparatieve gender studies aan de Central European University van Boedapest
– 2021 publiceert Sprookjesland is van iedereen