Jakob Albers
‘Het lot van de Europese klimaatambities ligt in Chinese handen’
Op de klimaattop in Dubai doet de Europese Unie haar best om de rest van de wereld ervan te overtuigen om vol in te zetten op hernieuwbare energie. Maar hoe wil de EU haar nobele ambities realiseren? Het gat tussen Europese dromen en daden blijft soms groot. Om die kloof in het klimaatvraagstuk te overbruggen, moet Europa op een concurrent rekenen: China.
De Europese Unie is traditioneel een grote voortrekker in de strijd tegen klimaatopwarming. Omdat bindende afspraken maken over het verminderen van fossiele brandstoffen met de olieproducerende landen knap lastig zal zijn, richt de EU zich op deze klimaattop in de eerste plaats op hernieuwbare energie. Meer dan 110 landen schaarden zich achter een niet-bindend initiatief om de globale productiecapaciteit van hernieuwbare energie te verdrievoudigen tegen 2030.
Om die ambitie waar te maken, kunnen we niet om China heen. Voor sommigen is dat misschien verrassend, want China ging internationaal vaak op de rem staan als er over klimaatmaatregelen gesproken werd – ook nu doet het niet mee met het Europees geleide initiatief. Daarbij zorgde de snelgroeiende Chinese economie de laatste twintig jaar voor een enorme stijging in de consumptie van fossiele brandstoffen. Maar ondertussen anticipeerde men in Peking sneller op de marktverschuivingen die een vergroening van de wereld met zich meebrengt.
Al jaren geleden heeft China zo goed als een monopolie verworven over de zonnepanelenindustrie. Met gulle staatssteun werden westerse fabrikanten uit de markt geduwd. Zonne-energie speelt nochtans een belangrijke rol in de Europese klimaatambities en is de snelst groeiende hernieuwbare energiesector. De EU probeert nu te voorkomen dat een soortgelijk scenario zich herhaalt in de auto-industrie, waar goedkope Chinese elektrische wagens de Europese markt dreigen te overspoelen.
Een nog zorgwekkendere vaststelling is dat Europa zo goed als al haar magneten – tot 98 procent – uit China moet importeren. Die magneten zijn zo belangrijk omdat ze in smartphones en computers worden gebruikt en ook essentiële onderdelen zijn in verschillende groene technologieën zoals windturbines en motors voor elektrische auto’s.
Daarbovenop is China het Westen ook te snel af geweest in de ontginning van de grondstoffen die nodig zijn om de groene transitie tot stand te brengen. De EU heeft dertig grondstoffen als kritiek bestempeld voor de veiligheid en vergroening van onze industrie. China is de grootste producent ter wereld van twintig van die strategisch belangrijke grondstoffen en Europa’s grootste leverancier van negen. En dat is dan nog zonder rekening te houden met Chinese investeringen in buitenlandse mijnbedrijven, bijvoorbeeld in Chili en Kongo. Het grootste risico in de Europese toevoerketens ligt bij de zogenoemde zeldzame aardmetalen, waarvan magneten gemaakt worden. Ook daarvoor is Europa totaal afhankelijk van China.
(Lees verder onder de preview.)
We moeten niet naïef zijn: China zal niet aarzelen om die afhankelijkheid strategisch uit te spelen. Dat gebeurt zelfs nu al. Op 1 december zijn er beperkingen op de export van grafiet ingegaan. Grafiet is een onmisbaar onderdeel van batterijen voor auto’s en smartphones. Daarmee reageerde China op beschuldigingen van de EU over oneerlijke concurrentie in de auto-industrie. Als we een handelssteekspel met China willen spelen, weten we dus wat ons te wachten staat.
De Europese reactie op die netelige situatie komt er in de vorm van plannen als de Critical Raw Materials Act en de Net-Zero Industry Act. Die zijn respectievelijk bedoeld om tegen 2030 de grondstoffenafhankelijkheid van Europa te verminderen en om de eigen productie van groene technologieën aan te zwengelen. De plannen werden enkele maanden geleden aangekondigd en moeten eerst nog door de Europese bureaucratische molen voor ze van kracht kunnen worden. Maar experts twijfelen of de doelstellingen wel haalbaar zijn.
De realiteit is dat China’s dominante positie niet zomaar te ontwrichten valt, en al zeker niet op korte termijn. In het beste geval slaagt de EU erin het Chinese marktaandeel in groene technologieën een beetje terug te dringen en de eigen toevoerketens enigszins te diversifiëren. Maar ze moet opletten dat haar afhankelijkheid niet verder toeneemt. Want hoe verder Europa gaat in de groene transitie, hoe groter de vraag naar groene technologie zal zijn.
Europa’s ervaringen met Rusland hebben voldoende duidelijk gemaakt dat een zogenaamd wederzijds voordelige afhankelijkheid geen garantie is op (economische) vrede. Je hoeft geen Henry Kissinger te zijn om in te zien dat het problematisch is om afhankelijk te zijn van een geopolitieke concurrent voor de eigen energievoorziening. Daarom is die afhankelijkheid niet alleen voor Europa’s klimaatambities een groot risico, maar ook voor haar geopolitieke autonomie. Wat als China straks Taiwan binnenvalt en Europa nog steeds geen zonnepanelen, windturbines of smartphones kan maken zonder Chinese grondstoffen? Zullen we de Taiwanese democratie dan verkiezen boven onze eigen welvaart en klimaatambities?
Jakob Albers is afgestudeerd als master in de Internationale Betrekkingen en Diplomatie. Voor die studie schreef hij een thesis over de evolutie van de Europees-Chinese relaties. Ook tijdens een stage voor MO*, verdiepte hij zich verder in het Europese grondstoffenbeleid.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier