Groen dilemma: Europese Rekenkamer wijst op keerzijden bij uitbouw windparken op zee
Het uitbouwen van offshore-installaties als windmolenparken kan een manier zijn om de Europese Unie energieonafhankelijk te maken, maar de technologie heeft enkele belangrijke keerzijden. Zo kan ze schadelijk zijn voor het zeemilieu, maar ook voor sociaaleconomische problemen zorgen. Daarvoor waarschuwt de Europese Rekenkamer maandag in een nieuw rapport.
De Europese Unie heeft ambitieuze streefcijfers voor de uitrol van offshore-energie vastgesteld: van 16 GW vandaag over 61 GW in 2030 tot 340 GW in 2050. Momenteel wordt zo goed als alle hernieuwbare offshore-energie in de EU met windtechnologie opgewekt (verankerde of drijvende windmolenparken), maar ook oceaantechnologie (getijden- of golfenergie) en drijvende zonnetechnologie zijn mogelijkheden. De auditors van de Rekenkamer wijzen op het ‘groen dilemma’ van de offshore-technologie.
Ze is zeer nuttig om Europa energieonafhankelijk te maken, maar kan tegelijk schadelijk zijn voor het zeemilieu. Denk aan de verplaatsing van soorten, en aan veranderingen in de structuur van populaties, in de beschikbaarheid van voedsel en in migratiepatronen. De uitbreiding van hernieuwbare offshore-energie zal schade toebrengen aan het zeemilieu, zowel onder als boven de zeespiegel, vreest de Rekenkamer.
Tegelijk kan de technologie voor sociaaleconomische problemen zorgen. Conflicten met de visserijsector blijven vaak onopgelost en ook is er dikwijls verzet tegen nieuwe projecten. EU-lidstaten die dezelfde wateren delen, plannen dan weer zelden gemeenschappelijke projecten en laten zo de kans liggen om de schaarse maritieme ruimte efficiënter te gebruiken. De sociaaleconomische gevolgen van de ontwikkeling van hernieuwbare offshoretechnologie is tot nu toe niet grondig genoeg bestudeerd, leest het rapport.
Nog een waarschuwing betreft de voorziening van kritieke grondstoffen. Zulke materialen worden bijna volledig geleverd door China, maar de huidige geopolitieke spanningen kunnen tot bevoorradingsproblemen leiden, luidt het. Een andere belemmering zijn langdurige nationale vergunningsprocedures.
Van alle EU-landen heeft Duitsland momenteel de grootste offshorecapaciteit (8,1 GW eind 2022), voor Nederland (3,2 GW) en Denemarken en België (beide ongeveer 2,3 GW). Om de beoogde offshorecapaciteit te realiseren, is er veel ruimte op zee nodig en ongeveer 800 miljard euro, voornamelijk uit particuliere investeringen. Volgens de Europese Rekenkamer kunnen deze streefcijfers wel eens moeilijk haalbaar blijken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier