Karl Stas
‘Filter voor risicovolle buitenlandse investeringen? Goed nieuws, maar opletten voor addertjes onder het gras’
‘Het is volkomen begrijpelijk dat de politiek een shift maakt naar meer bescherming met het oog op onze strategische onafhankelijkheid’, schrijft expert mededingingsrecht Karl Stas. ‘Maar dit mag niet ten koste gaan van ongevaarlijke transacties die juist goed kunnen zijn voor de groei en innovatie in België.’
Minister van Economie Pierre-Yves Dermagne (PS) kondigde vorige week aan dat het Overlegcomité eindelijk een akkoord bereikt heeft over de filter voor risicovolle buitenlandse investeringen, het zogenaamde screeningsmechanisme voor directe buitenlandse investeringen (DBI). Goed nieuws, maar er zitten ook addertjes onder het gras. Zo mogen we onszelf niet verliezen in een tunnelvisie op China en Rusland.
In een notendop betekent het screeningsmechanisme meer controle op investeringen van buiten de Europese Unie die een risico kunnen vormen voor de nationale veiligheid of strategische belangen. Denk daarbij aan investeringen in gevoelige sectoren zoals defensie of telecom; of die zeggenschap geven over kritieke infrastructuren zoals (lucht)havens en elektriciteitsnetwerken.
Eén van de aanleidingen voor deze filter was de lancering van het zogenaamde “Belt and Road Initiative” (Gordel- en Weginitiatief) door de Chinese regering in 2013. De uitbouw van deze Nieuwe Zijderoute leidde tot een sterke toename van de Chinese investeringen in Europa. Zo verwierf de China Ocean Shipping Company (COSCO) in 2016 een meerderheidsbelang in de haven van het Griekse Piraeus en nam de Chinese groep Midea in hetzelfde jaar de Duitse robotbouwer Kuka over.
Dichter bij huis verwierf COSCO een belang van 90% in containerterminal van Zeebrugge en investeerden Chinese bedrijven in de Gentse biotech-vallei en in logistieke activiteiten rond de luchthaven van Luik. De poging van China State Grid om een belang te verwerven in Eandis zorgde in 2016 voor veel onrust (maar dit ging uiteindelijk om andere redenen niet door).
Recenter heeft de coronapandemie en de oorlog in Oekraïne ons met de neus op de feiten gedrukt over hoe afhankelijk wij zijn van niet-Europese landen met autoritaire regimes, die niet aarzelen om economische instrumenten te gebruiken als geopolitiek wapen.
Niets te vroeg erkent Europa de risico’s die een té grote afhankelijkheid met zich meebrengt. Met de aanname van een verordening over de screening van DBI in 2019, in voege sinds oktober 2020, legt de EU enkele basisbeginselen vast waar lidstaten rekening mee moeten houden (bv. geen discriminiatie tussen derde landen). Daarnaast wordt voorzien in een coördinatiemechanisme tussen de Europese Commissie en de lidstaten om te vermijden dat men de grensoverschrijdende effecten van investeringen in een bepaalde lidstaat uit het oog verliest. In de praktijk hebben de meeste lidstaten al een dergelijk mechanisme en zijn anderen – waaronder België dus – bezig met de invoering ervan. Uniformiteit ontbreekt echter nog.
(Lees verder onder het artikel.)
Dat dit screeningsmechanisme er nu komt, voorkomt onder meer dat België de controle verliest over kritieke infrastructuren, essentiële technologieën, waardevolle intellectuele eigendom, enz. Zo beschermen we onze strategische onafhankelijkheid tegen problematische invloed uit het buitenland.
Goed nieuws. Toch?
Er is evenwel een keerzijde: het mechanisme zal voor meer complexiteit en bureaucratie zorgen. Het is alweer een administratief proces waar investeerders door moeten (naast andere zoals concentratiecontrole), wat ons land minder aantrekkelijk kan maken voor investeerders. Het mechanisme geldt voor participaties van minstens 25%, of 10% in voornoemde ‘extra gevoelige’ sectoren. Bovendien is de basisdrempel van 25% niet gekoppeld aan een minimum omzetdrempel (behalve in de biotechnologiesector), zodat ook participaties in kleine Belgische startups in beeld komen. Dat kan een rem zetten op innovatie in België.
Indien de screening niet op een efficiënte manier georganiseerd wordt (met voldoende mensen en middelen), kan dat een chilling effect teweegbrengen op de Belgische investeringsmarkt. Want laten we wel wezen: niet China of Rusland zijn de grootste investeerders in ons land, wel de Verenigde Staten (met ongeveer 40 à 45%) en het Verenigd Koninkrijk (met ongeveer 10%). Ook zij zullen de procedures moeten volgen.
Interfederale Screeningscommissie als one-stop shop
Investeringen boven de drempels moeten aangemeld worden bij een nieuw orgaan, de Interfederale Screeningcommissie (ISC) binnen de FOD Economie, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de federale regering en de deelstaten. Het is positief dat de federale regering en de deelstaten hun bevoegdheden op deze manier coördineren en er een “one-stop-shop” screeningmechanisme wordt ingevoerd. Men gaat uit van 70 à 80 aanmeldingen per jaar, maar dit zou wel eens een onderschatting kunnen zijn gelet op het ontbreken van een de-minimis omzetdrempel. Ook de duur van de procedures wordt mogelijk onderschat.
(Lees verder onder het artikel.)
Investeerders kunnen aan de aanmelding ontsnappen door net onder de drempels te blijven. In Duitsland kreeg COSCO uiteindelijk groen licht om een belang van 24,99%te verwerven in de haven van Hamburg. Hoewel dit een investering in een kritieke infrastructuur betreft, zou deze transactie onder het Belgische regime niet aanmeldbaar zijn. Wel krijgt de ISC de mogelijkheid om een ambtshalve onderzoek te openen naar transacties beneden de drempels. Dit is een belangrijk vangnet.
Het is gezien de recente gebeurtenissen volkomen begrijpelijk dat de politiek een shift maakt naar meer bescherming met het oog op onze strategische onafhankelijkheid. Maar dit mag niet ten koste gaan van ongevaarlijke transacties die juist goed kunnen zijn voor de groei en innovatie in België. De ervaring in andere lidstaten leert dat de meeste investeringen (>70% van de aanmeldingen) na een preliminaire evaluatie worden doorgewuifd. Laten we dit in België ook zo doen.
Karl Stas is Senior Counsel in de Antitrust & Competition Group in het Brusselse kantoor van Crowell & Moring. Hij is expert in EU- en Belgisch mededingingsrecht en de regulering van netwerkindustrieën.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier