Europese Groenen schipperen tussen macht en moraal: ‘Wij hebben nog idealen, bij de rest heerst de leegte’

Robert Habeck en Tinne Van der Straeten
Kamiel Vermeylen

De Europese groenen worstelen met het dilemma tussen pragmatisme en idealisme. Dat zorgt intern voor spanningen.

Toen energieminister Tinne Van der Straeten (Groen) in de zomer van 2020 haar kabinet samenstelde, ging ze niet meteen op zoek naar geitenwollensokken. Haar kabinetschef werkte eerder voor oud-premier Guy Verhofstadt (Open VLD) en de Italiaanse fossielebrandstoffenreus Eni, en de adviseur kernenergie was tot vijf jaar geleden nog bij toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) aan de slag. Pragmatisch zou de koers worden. Het capaciteitsrenumeratiemechanisme (CRM) moest de industrie met het oog op de kernuitstap geruststellen, en na het begin van de oorlog in Oekraïne werd besloten om de twee jongste kerncentrales langer op te houden. ‘Het was vooral pragmatisme met de handrem op’, aldus politoloog Carl Devos (UGent).

‘Verantwoordelijk beleid’, zo noemde Groen-politiek directeur Bogdan Vanden Berghe het in De Standaard. Bij de verzamelde oppositie valt tot op de dag van vandaag een heel ander geluid te horen. Van der Straeten wordt verweten halsstarrig vast te houden aan een donkergroene koers, onder meer omdat ze de wet op de kernuitstap niet wil afschaffen. ‘Groen dogmatisme is de fout van de eeuw’, aldus N-VA-partijvoorzitter Bart De Wever. ‘Sluit Van der Straeten desnoods op’, zei Vlaams Belang-Kamerlid Reccino Van Lommel. Ook bij de Vivaldi-regeringspartners klinkt er kritiek. ‘Ecodogmatisme’, tweette CD&V-voorzitter Sammy Mahdi eind augustus. ‘Het groene dogmatische denken gaat wel heel ver’, meent MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez.

Realpolitik

Hoe het ook zij, in de peilingen flirten de ecologisten soms zelfs met de kiesdrempel. Ofwel apprecieert de achterban de koerswijzigingen niet, ofwel werpt de aanhoudende kritiek van de oppositie haar vruchten af. ‘Vermoedelijk gaat het om een combinatie van de twee. Het is voortdurend schipperen geblazen voor Groen’, zegt Carl Devos. Eenzaam hoeft de partij zich niet te voelen. Ook in andere Europese lidstaten worden groene regeringspartijen met zulke dilemma’s geconfronteerd. Bijna allemaal manoeuvreren ze tussen pragmatisch beleid en ideologische robuustheid. De oorlog in Oekraïne, de klimaatverandering, de energiecrisis en het migratiebeleid werpen stuk voor stuk dilemma’s op die de groene waarden fundamenteel uitdagen.

De spanning tussen pragmatisme en idealisme kan slechts bestaan zolang men überhaupt idealen nastreeft.

Philippe Lamberts

Ecolo-Europarlementslid en co-voorzitter van de groene fractie in het Europees halfrond.

In Duitsland vierden Die Grünen, waarin pragmatische realo’s de baas zijn, in 2022 een jubileum in mineur. Vijftig jaar na het eerste Duitse protest tegen de geplande kerncentrale van Wyhl am Kaiserstuhl moest de groene klimaatminister Robert Habeck wegens de bevoorradingsonzekerheid de levensduur van twee kernreactoren met enkele maanden verlengen. En terwijl 87 procent van de Grünen-kiezers meer kolenverbruik afkeuren, werden bruinkoolcentrales zoals die van Lützerath nieuw leven ingeblazen. Bovendien moest Habeck rekenen op het erg vervuilende Amerikaanse schaliegas én door de knieën voor de sjeik van Qatar, terwijl zijn partij de Golfstaat verwijt terroristische regimes te ondersteunen. ‘Van de Russische schurkenstaat naar de Qatarese schurkenstaat’, klonk het bij een deel van de achterban. Niet onterecht wijst Habeck de mislukte energiepolitiek onder de regeringen-Merkel met de vinger.

Klimaatactiviste Greta Thunberg bij de ontruiming van de bruinkoolmijn in Lützerath

Ook bij de Oekraïneoorlog is het voor de Duitse ecologisten voorzichtig manoeuvreren tussen realpolitik en hun pacifistische grondstroom. In mei 1999 kreeg de groene minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer nog een verfbom in het gezicht wegens de Duitse deelname aan de NAVO-bombardementen in Kosovo – Fischer hield er een gescheurd trommelvlies aan over. Ditmaal is het de groene buitenlandminister Annalena Baerbock die aan de knoppen zit. Zij probeert al enkele maanden bondskanselier Olaf Scholz (SPD) ervan te overtuigen sneller zware wapens te leveren aan Oekraïne. ‘Niemand houdt van oorlog, niemand houdt ervan dat we onze basisbeginselen aanpassen. Maar Oekraïne heeft meer militair materieel nodig, vooral zwaardere wapens. Want die kunnen Oekraïense mensenlevens redden’, klinkt het. ‘Pantserfans in plaats van pacifisten’, stelde het Handelsblatt ietwat ironiserend vast.

Hekwerk

In Oostenrijk blijven zulke discussies de Grünen bespaard. Het land is geopolitiek neutraal en kent sinds 1978 een verbod op kernenergie. Maar als juniorpartner van de rechtse ÖVP spelen er andere problemen. In het regeerakkoord van 2019 lieten de Oostenrijkse groenen het migratiebeleid over aan de conservatief-rechtse ÖVP. En die wil, zeker met het oog op de drie nakende deelstaatverkiezingen, een nog strengere koers varen. Zo pleitte binnenlandminister Gerhard Karner (ÖVP) voor meer hekwerk aan de Europese buitengrenzen en voor het terugsturen van migranten zonder een asielonderzoek. Na lang aarzelen geven Die Grünen sinds kort meer tegengas. ‘Zo willen wij niet over migranten spreken’, aldus fractieleider Sigrid Maurer. Grünen-voorzitter en vicepremier Werner Kogler merkt op dat de ÖVP voornamelijk op sappige krantenkoppen mikt. ‘Een dogmatische houding nu er een asielcrisis heerst’, riposteren critici van de Grünen in ÖVP-gezinde media.

Daarnaast zorgen ook de energie- en de klimaatcrisis voor een groen dilemma in Oostenrijk. Tot voor kort was het Alpenland net zoals grote buur Duitsland erg afhankelijk van Russisch gas. Maar naarmate Vladimir Poetin de gaskraan verder dicht begon te draaien, vreesde men in eigen land voor stroompannes. Daarom riep de groene klimaatminister Leonore Gewessler de grootverbruikers en energiecentrales afgelopen zomer op om naar andere energiebronnen om te schakelen. Van de ene op de andere dag werden kolen en olie plots ‘alternatieve energiebronnen’ genoemd. ‘In deze omstandigheden zijn er nu eenmaal geen perfecte oplossingen’, aldus Gewessler. Kritiek uit eigen rangen krijgt de groene minister nauwelijks. Zelfs de klimaat- en milieubeweging waar ze vroeger lid van was, acht de tijdelijke omschakelingen noodzakelijk.

Bij de groene partijen is men zich naar eigen zeggen goed bewust van zulke dilemma’s. ‘Soms bestaat er inderdaad spanning tussen wat we doen en wat we zouden willen doen. Maar dat is nu eenmaal eigen aan het feit dat we in regeringscoalities onze verantwoordelijkheid opnemen’, zegt Ecolo-Europarlementslid Philippe Lamberts, tevens covoorzitter van de groene fractie in het Europese halfrond. ‘Het stemt me eigenlijk tevreden dat we daar met regelmaat vragen of opmerkingen over krijgen. De spanning tussen pragmatisme en idealisme kan slechts bestaan zolang men überhaupt idealen nastreeft. Dat laatste hebben de liberalen, christendemocraten en socialisten allang opgegeven. Bij hen heerst slechts de leegte’, klinkt het.

Geïsoleerd

Toch zorgen de groene nationale dilemma’s in de Europese politieke familie geregeld voor spanningen. Als pleitbezorger van het Europese prijsplafond stond Tinne Van der Straeten lijnrecht tegenover haar groene collega’s. Door de hoge energieprijzen was de Groen-minister er namelijk van overtuigd dat de situatie financieel onhoudbaar werd, zowel voor de industrie als voor de huishoudens. Een erg sociale maatregel, maar niet bepaald een groene. De hoge prijzen deden het gasverbruik immers dalen, terwijl de Spaanse en Portugese prijsplafonds voor méér gasconsumptie zorgden. Het was een van de voornaamste argumenten tegen het prijsplafond van de groene ministers in Duitsland, Luxemburg, Oostenrijk en Ierland. ‘Fijn was het niet om in de groene familie geïsoleerd te staan’, klinkt het in de omgeving van Van der Straeten. ‘Zeker omdat we Luxemburg en Duitsland toen grote hoeveelheden gas bezorgden.’

Ook bij de verlenging van de levensduur van de kerncentrales weerklinkt er bij andere Europese groenen kritiek – alleen de Finse groenen zijn nauwelijks fundamenteel tegen kernenergie geweest. ‘Onze partijgenoten vinden dat geen goede beslissing, en dat krijgen we in de fractie ook geregeld te horen’, zegt Lamberts. ‘Maar onder de groene ministers beseft iedereen dat het om een beslissing in het nationale belang gaat. Dat geldt ook voor de kortstondige herwaardering van steen- en bruinkoolcentrales in Duitsland. Natuurlijk komt het niet goed over dat zulke fossiele brandstoffen nieuw leven worden ingeblazen, maar door de Duitse groenen zal de steen- en bruinkooluitstap wel sneller plaatsvinden dan voordien gepland was. Onze marsrichting is zo klaar als een klontje.’ 

En dan is er nog het omstreden Energy Charter Treaty (ECT), een verdrag uit 1998 dat bedrijven de mogelijkheid biedt via private rechtbanken schadeclaims te eisen wanneer groen regeringsbeleid hun investeringen bedreigt. Duitsland en Luxemburg hebben al aangekondigd het verdrag te verlaten, de Oostenrijkse regering bekijkt een uitstap. In Ierland en Finland leeft de discussie niet, in België stuiten de groenen voornamelijk op weerwerk van de liberalen. Minister van Klimaat Zakia Khattabi (Ecolo) gaf eind oktober aan dat België het verdrag wil verlaten, en ook Van der Straeten is die piste genegen omdat de modernisering ervan onhaalbaar blijkt. Een uitstap uit het ECT kan voor de Europese groenen alvast een manier zijn om de violen onderling opnieuw te stemmen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content