Europese energie-eilanden: duur maar dringend
Centraal in de Europese plannen met offshore windenergie staat de uitrol van een onderzees elektriciteitsnetwerk. Een cruciaal element daarbij is de aanleg van kunstmatige eilanden.
Lees ook: 5 miljard omzet: offshore windindustrie brengt Denemarken heel wat geld op
Als alles volgens plan verloopt, verrijst tegen 2030 op zo’n 45 kilometer voor de kust van Oostende het eerste energie-eiland ter wereld. ‘Het eiland heeft twee functies’, zegt Lieven Vandevelde, professor elektrische energienetten aan de UGent. ‘De opgewekte energie uit de offshore windzone Prinses Elisabeth zal er verzameld worden, om via onderzeese kabels in het Belgische hoogspanningsnet geïnjecteerd te worden. En tegelijk vormt het eiland ook een soort knooppunt in het toekomstige Europese offshore energienetwerk en zal het via interconnectoren met de energienetwerken van andere Europese landen verbonden worden. Momenteel zijn er plannen voor connecties met Denemarken en het Verenigd Koninkrijk.’ Het is de bedoeling om in de toekomst ook links met andere Europese landen op poten te zetten.
Ook in Denemarken zijn ze volop bezig met de ontwikkeling van twee energie-eilanden. Het eerste is gepland in de Oostzee, op het natuurlijke eiland Bornholm, dat zo’n 40.000 inwoners telt. ‘Bornholm zien we als een soort experiment’, zegt Jakob Østergaard, professor windenergie aan de Technische Universiteit van Roskilde. ‘De infrastructuur moet weliswaar functioneel zijn, maar we willen het nieuwe ecosysteem dat we daar bouwen via trial- and-error efficiënter maken.’ Op termijn zou een deel van de windenergie ook kunnen gaan naar de productie van bijvoorbeeld hernieuwbare waterstof. ‘Dat noemen we power-to-X’, legt Vandevelde uit. ‘De waterstof zou je kunnen produceren in fabrieken op het eiland zelf.’ Voorlopig is die omzetting naar waterstof op het Belgische energie-eiland nog niet aan de orde, maar het toont wel het potentieel van energie-eilanden aan. ‘Het concept van een energie-eiland is enorm interessant’, zegt Vandevelde. ‘Het Belgische eiland is nog maar stap één. We kunnen energie-eilanden nog met tal van andere technologieën uitrusten.’
Ventilus 2.0
Waar het Prinses Elisabeth-eiland en de bijbehorende windturbinezone precies zullen verschijnen, ligt nog niet vast. Eén probleem is dat een deel van de zone zal overlappen met beschermde Natura 2000-gebieden. Milieuorganisaties zoals Natuurpunt vrezen voor de impact van het project op de biodiversiteit. Begin januari vroeg de Belgische netbeheerder Elia een milieuvergunning en een speciale Natura 2000-vergunning aan voor de bouw en exploitatie van het eiland.
De verzamelde windenergie van het eiland zal via onderzeese kabels aan land worden gebracht. Maar ook daar dient de infrastructuur te worden versterkt. Een Ventilus 2.0-discussie lijkt haast onvermijdelijk. ‘De Europese plannen zijn enorm ambitieus. Om al die stroom te transporteren zal ook steeds meer infrastructuur op het land nodig zijn’, meent Vandevelde.
Om de lokale bevolking mee te krijgen, experimenteren de Denen alvast met projecten rond ‘local ownership’, zegt professor Østergaard. ‘Ik ben erg enthousiast over zulke projecten. Kustbewoners die uitkijken op windturbines hebben de mogelijkheid om zich deels in te kopen in dat project. Ook in Bornholm willen we de lokale bevolking bij onze plannen betrekken.’ Hakan Ergun, onderzoeker verbonden aan Energyville en de KU Leuven, is alvast gewonnen voor het idee: ‘Een incentive kan zeker helpen om bewoners van een kustgebied warm te maken voor geplande infrastructuur die de rest van het land van energie moet voorzien.’ In België werd in juni het consortium SeaCoop opgericht. Burgers kunnen toetreden tot de organisatie om zo een stukje eigenaar te worden van de windturbines in de Prinses Elisabeth-zone.
Tegen 2030 verrijst voor de kust van Oostende het Prinses Elisabeth Eiland.
Tegelijkertijd wijst Vandevelde ook op de economische kansen die de sector biedt. ‘Kijk naar Oostende, waar zich het grootste deel van de offshore windactiviteiten bevindt. Die projecten betekenden de redding van de Oostendse haven. We mogen niet vergeten dat deze sector jobs oplevert. De windturbines moeten gemonitord, onderhouden en beveiligd worden. Al die elementen zorgen ook voor werkgelegenheid in de regio.’
Kostprijs
Qua kostprijs is het even met de ogen knipperen, want goedkoop is de aanleg van het energie-eiland allerminst. België kan rekenen op 100 miljoen euro uit het Europese coronaherstelfonds, maar daarmee zijn we er nog lang niet. Eind juli meldde de krant De Tijd dat de bouw en uitrusting van het eiland 1,36 miljard euro meer zal kosten dan eerder ingeschat, een prijsstijging van 62 procent. Netbeheerder Elia wijst daarvoor naar de hogere rentevoeten en duurdere grondstoffen. Eerder viel het contract voor de ruwbouw met 600 miljoen euro ook al een derde duurder uit dan verwacht. In Denemarken is het niet anders: eind juni kondigde de Deense regering aan om de bouw van een tweede energie-eiland voor de kust van Jutland uit te stellen vanwege de hoge kosten.
Maar uitstel is tijdverlies, vindt professor Vandevelde. ‘Hoe je het ook draait of keert, deze energietransitie zal geld kosten en investeringen vergen. Uitstellen zal in de toekomst alleen maar tot extra kosten leiden. Vergeet niet dat zodra je zo’n net met een groot deel hernieuwbare energie hebt, ook heel wat kosten zullen dalen, zoals die van brandstof.. Als je alle financiële puzzelstukken samenlegt, zul je zien dat hernieuwbare energie een van de goedkopere opties is en dat we uiteindelijk een energiesysteem zullen hebben dat goedkoper is dan het oude’, verzekert Vandevelde. ‘En laten we niet vergeten: bij de uitbouw van het huidige elektriciteitsnetwerk kwamen ook tal van subsidies kijken.’