Na het ontslag van Boris Johnson: ‘Weinig Britse premiers hebben het VK in slechtere staat achtergelaten’
Boris Johnson heeft aangekondigd dat hij stopt als partijleider van de Conservatieven, en straks ook als eerste minister van het Verenigd Koninkrijk. Ook een grote mond zingt vroeg of laat een toontje lager. Walter Pauli duidt de situatie in drie vragen.
1. Is dit het einde van een tijdperk?
Ja en nee.
Ja, omdat Boris Johnson ten laatste sinds 1999, toen hij hoofdredacteur werd van het conservatieve tijdschrift The Spectator, een factor in de Britse politiek was om rekening mee te houden. Met veel gedruis, vallen en opstaan – toen al slaagde hij erin om naar boven te klimmen, juist dankzij een sfeer van schandalitis die hem voortdurend omringde – wurmde hij zich naar de top van de Conservatieve Partij. Hij kreeg niet alleen landelijke maar ook wereldwijde bekendheid toen hij in 2008 verkozen werd tot burgemeester van Londen door de zittende linkse Ken Livingstone te verslaan met meer dan 150.000 voorkeurstemmen verschil.
Johnson was een trendsetter, een man die ‘the signs of the times’ opving en versterkte nog voor de meeste waarnemers ze hadden herkend.
In die zin was Boris Johnson ongetwijfeld een trendsetter, een man die the signs of the times opving en versterkte nog voor de meeste waarnemers ze hadden herkend. Pas in 2016 werd dat helemaal duidelijk, met de verkiezing van Donald Trump als president van de VS. Een antipoliticus die verkozen werd tot de belangrijkste politicus van het land, en die tot dan toe vooral uitgeblonken had in spot, vaak onredelijke maar altijd bijtende kritiek, een figuur die zich tegelijk met veel plezier afzette tegen de leidende elite waartoe hij tegelijk zelf behoorde, en die daardoor merkwaardig genoeg ook wegkwam met ostentatieve pocherij en eigendunk, die elke andere politicus allang fataal zou zijn geworden. De belangrijke politicus als de eerste showman van het land: Johnson wees op de Olympische Spelen van 2012 de wereld de weg. Hij verscheen vanuit de lucht hoog boven het Olympisch Stadion en liet zich onder luid applaus en wereldwijde tv-beelden, gehangen aan een paar kabels, afzakken tot op het middenplein. Commentaar van toenmalig premier David Cameron: ‘Voor elke andere politicus ter wereld is het een ramp als hij vast komt te hangen aan een stalen kabel. Voor Boris is het een triomf. Hij verslaat elke vorm van zwaartekracht.’ Mutatis mutandis schetste Cameron het beeld dat bijblijft van Boris Johnson: een lichtgewicht die op kan tegen de zwaartekracht van de politiek.
Dat is het beeld dat bijblijft van Boris Johnson: een lichtgewicht die op kan tegen de zwaartekracht van de politiek.
Boris Johnson staat redelijk vooraan in een steeds langere rij van enfants terribles die ‘men’ zijn gang laat gaan – niet het minst in de media, die al enige tijd kicken op het type van ‘de verstandige vuilbekker’. Als het erop aankwam, zou zo’n figuur wel onder controle te houden zijn – daar ging het establishment wel van uit. Niet, dus.
En natuurlijk ook nee.
Nee, omdat er nooit een echt politiek tijdperk-Johnson is geweest. Als burgemeester van Londen leek hij bijvoorbeeld ongenaakbaar, maar als zijn opvolger koos men wel de ernstige Labour-kandidaat Sadiq Khan. Het leek een opgestoken vinger naar Johnsons discours waarin identity politics een steeds belangrijker plaats kregen.
Johnson heeft niet vaak iets afgemaakt waaraan hij begonnen was, laat staan dat hij een nalatenschap opbouwde.
Johnson heeft niet vaak iets afgemaakt waaraan hij begonnen was, laat staan dat hij een nalatenschap opbouwde. In 2016 groeide er in Groot-Brittannië een consensus dat Johnson klaargestoomd werd om premier Cameron op te volgen. Toch was hij er uitgerekend toen als de kippen bij om samen met euroscepticus Nigel Farage vóór de brexit te pleiten, tegen Cameron in. Waarna hij als belangrijk lid van de Conservatieve Partij en ten slotte als premier met de mond vol tanden stond bij het oplossen van problemen die hij zélf met gretigheid mee had veroorzaakt.
Voor een Britse eerste minister die zich spiegelt aan Winston Churchill viel het bij de Oekraïnecrisis dan weer op hoe de Amerikaanse president Joe Biden, diens Franse collega Emmanuel Macron en zelfs de nieuwe Duitse bondskanselier Olaf Scholz (inzake energievoorziening en het actualiseren van vaste doctrines) méér bepalend waren dan de Britse eerste minister. Johnson beperkte zich tot de enige geopolitieke rol waarin de Britten de laatste halve eeuw nog echt belangrijk waren: die van de trouwste Angelsaksische bondgenoot. Het moet gezegd: hij heeft dat ijverig en vol overtuiging gedaan. Hij zorgt ervoor dat het Verenigd Koninkrijk wapens, technologie en militaire (én politieke) steun levert aan Oekraïne, meer dan welke NAVO-lidstaat ook (na de VS). In de scherpst mogelijke bewoordingen heeft hij Rusland en president Vladimir Poetin tot vijand nummer één van de wereldorde verklaard. Joe Biden had zich geen betere junior partner kunnen dromen.
Er zijn weinig Britse premiers geweest die het VK in slechtere staat hebben achtergelaten. Narcisme heeft zijn prijs.
Het is altijd moeilijk voorspellingen te maken met Boris Johnson, maar als dit echt het einde is van zijn politieke loopbaan, dan is hij een ook als premier niet veel méér geweest dan een enfant terrible. Met verwoestende gevolgen, voor alles en iedereen waarvoor hij zorg moest dragen, of dat had kunnen doen. Hij heeft de Europese Unie mee proberen op te blazen – dat is uiteindelijk niet gelukt. Zijn Conservatieve Partij is diep verdeeld, stuurloos en zonder politiek verhaal. Dat geldt bij uitbreiding voor heel Westminster: ook bij Labour staat er nog geen nieuwe Tony Blair op, bij de Liberal Democrats geen jongere Nick Clegg. Er is niet héél veel meer nodig om Ierland opnieuw te doen ontvlammen. Schotland maakt zich op voor een nieuw onafhankelijkheidsreferendum – in Glasgow en Edinburgh lijkt men daarbij niets meer aan het toeval te zullen overlaten. Er zijn weinig Britse premiers geweest die Groot-Brittannië in slechtere staat hebben achtergelaten dan de vrijblijvende passant Boris Johnson. Narcisme heeft zijn prijs.
2. Waarom kon een hyperpopulaire politicus als Boris Johnson zijn gezag niet duurzamer vestigen?
Dat is de vraag van één miljoen. Vooral omdat Johnson in het Britse politieke twee- (of drie)stromenland eigenlijk alleen maar oppositie van links te dulden heeft, van een Labourpartij die onder softie Keir Starmer (Keir wie?) weer minder verdeeld is en dus alleen daarom sterker staat dan onder de zeer linkse Jeremy Corbyn (2015-2020). Maar het is niet de oppositie van Labour die het Johnson van bij zijn aantreden moeilijk heeft gemaakt.
Groot-Brittannië heeft geen extreemrechtse oppositie, dat zichtbare monster dat voor bijna elke belangrijke leider van het politieke centrum zo moeilijk te bekampen valt. Zelfs het rechts-populistische, eurokritische UKIP dat ooit geleid werd door Nigel Farage, heeft vandaag geen zetel meer in het Lagerhuis. En toch spelen op de achtergrond van de Britse samenleving en de Londense politiek niet dezelfde verdelende krachten mee als in de rest van Europa.
Desondanks wordt Johnson mee bedreigd door een spook dat hij zelf heeft gecreëerd: dat van de bijtende antipolitiek, van de argwaan tegen elke instelling, van de burger die zich niet meer wil herkennen in het bestuur omdat hij niet meer aanvaardt dat er voor- en nadelen zijn aan beslissingen. In Groot-Brittannië komt daar nog de brexit bovenop. De bevolking sprak zich uit voor een uitstap uit de EU, maar neemt de politiek nu kwalijk dat daar een zware prijs voor wordt betaald. Johnson was voor de brexit, onderhandelde als minister van Buitenlandse Zaken zelf de brexitakkoorden, en… wilde ze vervolgens niet naleven, maar kon ze ook niet zomaar negeren. Hij ging ten onder aan een chaos die hij mee heeft aangezwengeld. Cynisch gezegd: nog goed dat de oorlog in Oekraïne de NAVO-landen tot samenwerking verplicht, of de kans was groot dat The Foreign Office zou beslissen om Britse fregatten in te zetten tegen Franse, Belgische en Nederlandse vissersboten.
Zelfs een premier kan zó veel schulden opbouwen (en niet alleen financiële) dat ze op een bepaald moment niet meer terug te betalen zijn.
Johnson ging chronisch te ver. Ging hij net ‘te ver te ver’? Rivaal New Labour heeft destijds veel van zijn krediet verloren door de ostentatieve manier waarop sociaaldemocratische ministers hoereerden met nieuwe rijken – uit Rusland, Kazachstan en Oekraïne, uit het Verre en het Midden-Oosten, uit eigen land, het maakt niet uit, als ze maar rijk waren en als de socialisten van die glitter mee mochten profiteren. En Johnson? Die deed van jongs af alles wat niet mocht, niet paste, niet kon. Toen onderzoeksjournalist Tom Bower in 2020 The Gambler publiceerde, zijn gezaghebbende biografie van Boris Johnson, schreef The Spectator: ‘A very well-researched biography. He must know all the dirt on Boris.’ ‘Alle vuiligheid’: het is de humus waarop de figuur van Boris Johnson groot werd. Als journalist verzon hij scoops en verdraaide hij feiten. Als politicus loog hij over een relatie met een belangrijke journaliste. Zijn rist huwelijken, zijsprongen, echtscheidingen en de geboorte van (minstens) vijf kinderen gaan naar onze normen niemand aan, maar dat wordt in Groot-Brittannië publiek besproken. En dan zijn er de zaken die er écht toe doen: steeds terugkomend verraad van medestanders en partijgenoten, zijn niet-nagekomen afspraken, zijn lak aan regels. Zelfs een premier kan zó veel schulden opbouwen (en niet alleen financiële) dat ze op een bepaald moment niet meer terug te betalen zijn. Vandaag associeert niemand zich nog met Boris Johnson, behalve hijzelf. Vraag is of dat bij zijn beloofde afscheid als eerste minister in de herfst nog altijd zo zal zijn.
3. Heeft Boris Johnson zijn rol als wereldleider kunnen spelen? Komt hij in de geschiedenisboekjes?
Kunnen Britse premiers dat nog wel? Downing Street 10 lijkt een iconisch machts- en beslissingscentrum van het Vrije Westen, maar de functie van prime minister is lang niet zo sterk als die van de Amerikaanse of Franse president of die van de Duitse bondskanselier. Die blijven – uitzonderingen niet te na gesproken – doorgaans vele jaren op post.
In vergelijking daarmee trok sinds 1945 een stoet van dértien eerste ministers Downing Street in en uit. Daarbij zijn er maar twee met de envergure van de betere bondgenoten: de onvermijdelijke Margaret Thatcher (1979-1990) en de jongensachtige man die in alles het tegendeel leek van the Iron Lady: Tony Blair (1997-2007). Verder is zelfs de betere Britse prime minister tot de draad versleten vanaf zijn vijfde, zesde ambtsjaar. Het kwam voor van Clement Attlee (1945-1951) over Harold Wilson (1963-1970 in zijn eerste periode), de grijze John Major (1990-1997) en David Cameron (2010-2016). Na Cameron is er nauwelijks nog een figuur die écht het bijna onbetwiste politieke leiderschap van Groot-Brittannië kon claimen. Niet Theresa May, niet Boris Johnson. Dat heeft ook te maken met het Britse systeem, waarbij een ‘grote’ eerste minister vaak opgevolgd wordt door een zogezegde kroonprins. Check Anthony Eden (1955-1957), na de relatief korte, tweede periode van de stokoude Churchill. Check de ijdeltuit Alec Douglas-Home (1963-1964), na Harold Macmillan. Check zelfs Gordon Brown (2007-2010), die niet de uitstraling had van Tony Blair maar wel diens brutaliteit had geërfd – kiezers kregen een vieze smaak in de mond van New Labour, en niet eens onterecht.
Met Johnson verdwenen ook in het VK de laatste restjes ernst uit de politiek, redelijkheid en zelfs eerlijkheid, en vooral: de notie algemeen belang.
Na David Cameron was het met Theresa May pas helemaal duidelijk dat ook de Conservatieven een schip op drift zijn. Met Boris Johnson verdwenen ook in het Verenigd Koninkrijk de laatste restjes ernst uit de politiek, redelijkheid en zelfs eerlijkheid, en vooral: de notie algemeen belang. Johnson heeft nooit de indruk kunnen wekken dat hij zijn land wilde dienen, maar onderstreepte vooral dat Downing Street 10 eigenlijk de enige geschikte locatie was om zijn ego te strelen.
Natuurlijk stond hij voor een onmogelijke opgave na de Camerons brexitpuinhoop – ook May had het Britse staatshuishouden niet op orde kunnen krijgen. En dus bakte ook Johnson er niets van. Hij raakte verschrikt in te veel schandaaltjes, te veel leugentjes. En naar goede gewoonte lieten de baronnen van de eigen partij de man vallen die hen mee groot had gemaakt. Het is een vast ritueel in de Britse politiek: Churchill ontsnapte er in de jaren vijftig al niet aan, Thatcher 35 jaar later evenmin, het overkwam haast elke Conservatieve premier – John Major, David Cameron, Theresa May, en nu Boris Johnson. Zeker in de postbrexittijd kun je er je klok op gelijkzetten: het Britse systeem vermorzelt de ene regeringsleider na de andere. Zoals Boris Johnson het altijd zelf heeft gewild, bepleit en gedaan.
Het Britse systeem vermorzelt de ene regeringsleider na de andere. Zoals Johnson het altijd zelf heeft gewild, bepleit en gedaan.
Gelukkig is er die stabiele factor die Elisabeth II heet, en die al sinds 1952 de belichaming is van de continuïteit van het Britse politiek systeem – al lijkt zij door dat zo kranig te blijven doen, vandaag vooral de personificatie van keeping up appearances. En de toekomst is verzekerd: als koningin Elisabeth iets overkomt, neemt die beloftevolle, energieke kroonprins haar taken over – de 74-jarige Charles. Het gaat met het Verenigd Koninkrijk stilaan even goed als met Boris Johnson.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier